Brief regering : Afhandeling van de moties die zijn ingediend tijdens de behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (Kamerstuk 34182)
34 182 Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke handhaving en enkele verbeteringen)
Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2019
Met deze brief wordt u geïnformeerd over de wijze van afhandeling van de moties die
zijn ingediend tijdens de behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de
Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (hierna: WRM) in november 2018 (Kamerstuk 34 182).
Daarnaast deel ik u mede dat de voorgenomen datum van inwerkingtreding van de wijzigingen
van de WRM, het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 (hierna: BRM) en de Regeling
rijonderricht motorrijtuigen 2009 (hierna: RRM) 1 april 2020 is. Onderstaand wordt
de keuze voor deze datum nader toegelicht.
Een belangrijk doel van de aanpassing van de WRM is om de kwaliteit van het rijonderricht
verder te verbeteren. Een hogere kwaliteit van de rijopleiding zou ervoor moeten zorgen
dat de opgeleide beginnende bestuurders een veiliger rijgedrag vertonen. Met de rijschoolbranche,
het CBR en IBKI ben ik in overleg om te bezien hoe dit doel nog verder kan worden
bereikt. Op 7 november ben ik aanwezig geweest bij een bijeenkomst op initiatief van
de rijschoolbranche, «samen sterk», die in het teken stond van het samen optrekken
voor een kwaliteitsverbetering van de branche. De eensgezindheid en de wil binnen
de branche om deze handschoen samen op te pakken vormt voor mij de bevestiging dat
we op de goede weg zijn.
De motie van het lid Laçin c.s.(Kamerstuk 34 182, nr. 19) verzoekt de regering om samen met de sector te komen tot een nieuwe invulling van
de praktijkbegeleiding waarin de behoeften van de instructeurs centraal staan, de
dagelijkse praktijk goed wordt gewaarborgd en er geen sprake is van voorspelbare examens.
Ik heb deze motie als volgt uitgevoerd. In overleg met de betrokken vertegenwoordigers
van de autorijschoolbranche, zal in de RRM de verplichting worden opgenomen dat tijdens
de verplichte praktijkbegeleiding van de rijinstructeur les moet worden gegeven aan
een «echte» leerling (een leerling die het rijbewijs nog niet heeft behaald), in combinatie
met een door de examinator te bepalen lesonderwerp en daarbij behorend protocol. Daarmee
wordt een meer natuurlijke praktijksituatie gecreëerd om de instructeur te beoordelen.
De motie van het lid Laçin c.s. (Kamerstuk 34 182, nr. 20) verzoekt de regering om de mogelijkheden te onderzoeken voor het invoeren van een
zogenaamde vijfjaareis. Deze eis houdt in dat een rijinstructeur vijf jaar in het
bezit moet zijn van een rijbewijs B als ingangseis voor de examens voor rijinstructeur
en om rijonderricht te mogen geven. Hierover is advies gevraagd aan de adviesraad/CEC
(Centrale Examen Commissie) van het IBKI. De adviesraad adviseert de vijfjaareis nu
niet in te voeren omdat onduidelijk is in hoeverre dit een positief effect zou hebben
en de consequenties van de vijfjaareis eerst onderzocht moeten worden, bijvoorbeeld
in hoeverre deze eis de instroom van nieuwe instructeurs zou kunnen belemmeren. Daarom
zal de adviesraad bij de geplande vijfjaarlijkse evaluatie van de WRM evalueren of
een vijfjaareis nuttig is en of de continuïteit van de branche voldoende is gewaarborgd
met een vijfjaareis. Ik neem het advies van de adviesraad/CEC over omdat het besluit
over het al dan niet invoeren van de vijfjaareis zorgvuldig moet worden genomen.
De motie van het lid Laçin (Kamerstuk 34 182, nr. 21) verzoekt de regering om samen met de sector tot stappen te komen om spookrijscholen
onmogelijk te maken en rijscholen die dubbel inschrijven aan te pakken. De zogenaamde
dubbele inschrijvingen bij het CBR om goede en slechte prestaties van kandidaten te
scheiden en hierdoor de klant te misleiden heeft het CBR aangepakt met het project
«Ongewenst Gedrag.» Het fenomeen »spookinschrijvingen» is door deze maatregel niet
meer mogelijk. Zo heeft het CBR per 1 februari 2019 de toelatingseisen voor opleiders
aangescherpt. Nieuwe inschrijvingen mogen in principe niet overeenkomen met een al
bestaande inschrijving. Het CBR controleert de inschrijving op verschillende onderdelen,
zoals het KvK-vestigingsnummer, de SBI-code, het vestigingsadres en de naam van de opleider. Hiermee is de
motie uitgevoerd.
De motie van het lid Remco Dijkstra (Kamerstuk 34 182, nr. 22) verzoekt de regering om op basis van overleg met branche, IBKI en CBR te komen met
een voorstel voor een gemakkelijke manier voor leerlingen om het certificaat van de
rijinstructeur te controleren, zoals het verplicht stellen van een pasfoto van de
houder van het certificaat. Ik ben voornemens, door een wijziging van de RRM die ik
nu voorbereid en die tot 6 november jongstleden open heeft gestaan voor internetconsultatie,
de pasfoto als onderdeel van het WRM-certificaat – de «WRM-pas» – verplicht te stellen.
Hiermee wordt gehoor gegeven aan de wens van de branche. Ook IBKI en het CBR hechten
aan de pasfoto als onderdeel van het WRM-certificaat, om rijinstructeurs te kunnen
identificeren. Daarnaast is van belang dat met de pasfoto de bescherming van de consument
verder wordt vergroot. Met de voorgenomen wijziging van de RRM wordt deze motie uitgevoerd.
De motie van het lid Remco Dijkstra (Kamerstuk 34 182, nr. 23) verzoekt de regering voor de zomer van 2019 in de wet- en regelgeving een hardheidsclausule c.q. ontheffingsmogelijkheid op te nemen in de situatie dat een rijinstructeur
niet kan voldoen aan de verplichtingen van bijscholing en praktijkbegeleiding zoals
die in de WRM zijn vastgelegd. De huidige RRM biedt reeds de mogelijkheid om in bijzondere
gevallen uitstel van maximaal een jaar te verlenen van het moeten volgen van de praktische
bijscholing. Verder is van belang te melden dat met de wijziging van de WRM en het
daarin opgenomen gewijzigd amendement van het lid Laçin c.s. (Kamerstuk 34 182, nr. 27) er geen sprake meer zal zijn van de mogelijkheid dat een WRM-certificaat ongeldig
wordt verklaard als de praktische bijscholing niet wordt gehaald. Immers, er kan door
de rijinstructeur een educatief traject worden gevolgd als hij of zij de bijscholingsverplichting
niet is nagekomen. Daarmee is deze motie uitgevoerd. Een verdere aanpassing van de
WRM wordt niet nodig geacht.
De motie van het lid Van Aalst c.s. (Kamerstuk 34 182, nr. 24) verzoekt de regering om samen met de sector tot verplichte onderdelen van de theoretische
bijscholing te komen en deze theoretische bijscholing te laten geven door instellingen
die door het IBKI zijn aangemerkt als gecertificeerd. In overleg met de branche en
het IBKI ben ik voornemens om de bijscholing «wet- en regelgeving» te verplichten.
Dit wordt geregeld met een aanpassing van de RRM. De bijscholing van de rijinstructeur
wordt gecertificeerd door het IBKI en er zal controle plaatsvinden op de uitvoering
van de bijscholing door het IBKI. De controle bestaat uit het didactisch screenen
van de bijscholing en het bijwonen door een IBKI controleur van een selectie van bijscholingen.
Hierdoor is sprake van voldoende waarborgen voor een hoogwaardige bijscholing van
de rijinstructeur. Het daadwerkelijk certificeren van de organisaties die de bijscholing
verzorgen past niet bij het huidige wettelijke kader en acht ik op dit moment niet
nodig gelet op bovenstaande waarborgen.
De motie van het lid Sienot c.s. (Kamerstuk 34 182, nr. 26) verzoekt de regering om samen met de sector de mogelijkheden voor een rijscholenregister
te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren bij de Voorjaarsnota. Zoals ook
aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van 8 augustus 2019,
bezie ik met de branche of een rijscholenregister bijdraagt aan het oplossen van de
knelpunten. In afstemming met de branche onderzoek ik de wijze waarop de kwaliteit
van rijscholen wordt geborgd in andere lidstaten en de effectiviteit van die maatregelen,
waaronder het gebruik van een rijschoolregister. Ik verwacht de uitkomsten van dit
onderzoek in het voorjaar van 2020.
De wijzigingen van de WRM, het BRM en de RRM zullen op 1 april 2020 in werking treden.
De invoering van de wijzigingen heeft consequenties voor de automatisering van de
planning- en registratiesystemen van IBKI. IBKI heeft wat meer tijd nodig dan voorzien.
Daarom kan inwerkingtreding niet plaatsvinden met ingang van 1 januari 2020. Inwerkingtreding
per 1 april 2020 is wel haalbaar. IBKI zal de branche adequaat informeren over de
wijzigingen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat