Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Van der Molen en Tielen over het meegeven van financiering aan ambtsopleidingen
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 798
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2019
Voor de zomer heb ik u geïnformeerd de motie van de leden Van der Molen (CDA) en Tielen
(VVD)1 te zullen uitvoeren en over de concrete vormgeving eerst in overleg te treden met
de betrokken organisaties. Middels deze brief informeer ik u nader over de uitvoering
van de motie.
Daarvoor zal ik eerst kort terugblikken op de wijziging van de financiering van de
ambtsopleidingen die eind 2016 heeft plaatsgevonden.2 Waar voorheen de seminaries een individuele bijdrage ontvingen voor de financiering
van hun ambtsopleiding, ontvangt de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) sindsdien een
structurele lumpsum voor de aan haar verbonden ambtsopleidingen.3 Dit lumpsumbedrag is gebaseerd op de individuele bijdragen die de ambtsopleidingen
onder de voorgaande regeling ontvingen en wordt jaarlijks indien van toepassing aangepast
voor loon- en prijsbijstelling. Voor de drie ambtsopleidingen verbonden aan de Universiteit
Utrecht (UU) en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) werd een maatwerkoplossing
gevonden.4
Met de wijziging in 2016 werden verschillende doelen beoogd, zoals het maximeren van
en duidelijkheid over de financiering, meer synergie en meer samenwerking en afstemming
binnen het theologisch onderwijs in Nederland. Zo kunnen er op inhoudelijk en financieel
vlak synergiën ontstaan tussen de ambtsopleidingen en met het geaccrediteerde theologische
onderwijs aan de VU. Verschillende seminaries verzorgen namelijk al een deel van het
onderwijs binnen de geaccrediteerde initiële theologische opleidingen van de VU. De
VU heeft met de wijziging bovendien de zorg op zich genomen om zich samen met de seminaries
in te zetten voor een dekkend aanbod aan ambtsopleidingen in Nederland, en om de opleidingen
te ondersteunen in hun academische kwaliteitsontwikkeling.
Tevens werd met deze wijziging afgesproken dat het seminaries vrijstaat om zich eventueel
te verbinden aan een andere onderwijsinstelling dan de VU, maar niet met medeneming
van individuele financiering. De wijziging zal bovendien vijf jaar na invoering van
de wijziging worden geëvalueerd.
Sinds de wijziging in 2016 is het aanbod ambtsopleidingen dat binnen de afgesproken
lumpsum van de VU wordt gefinancierd met twee ambtsopleidingen uitgebreid naar tien
ambtsopleidingen.5 Dat betekent dat het geld van de lumpsum nu over meer ambtsopleidingen wordt verdeeld.
De motie van de leden Van der Molen en Tielen is in strijd met de gemaakte afspraken
uit 2016, zoals deze hierboven zijn beschreven. De motie verzoekt de regering, om
ambtsopleidingen die overstappen de oorspronkelijke financiering uit 2016 exclusief
indexatie structureel mee te geven en de uitkering van de lumpsum aan de VU daarop
aan te passen. Voor de zomer is de motie aangenomen en heb ik toegezegd de motie uit
te zullen voeren.
Om de motie van de leden Van der Molen en Tielen uit te kunnen voeren, komt de volgende
passage uit de brief van 2016 «Het staat seminaries vrij om zich in de toekomst eventueel
te verbinden aan een andere onderwijsinstelling dan de VU, maar niet met medeneming
van individuele financiering.» te vervallen. Met ingang van deze brief zal het voor
seminaries mogelijk zijn om zich eventueel te verbinden aan een andere onderwijsinstelling,
met medeneming van de oorspronkelijke individuele financiering die gold onder de regeling
vóór de wijziging in 2016, exclusief indexatie en op structurele voet. De lumpsum
van de VU zal hier dan op worden aangepast.
In het geval een seminarie dit wenst te doen, zal het seminarie hiertoe een verzoek
moeten indienen bij de Minister van OCW, met daarin het gewenste overstapmoment en
met medeondertekening van de onderwijsinstelling waaraan zij zich zal verbinden.
In verband met deze motie heb ik de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met de VU en
met de tien seminaries van de ambtsopleidingen die verbonden zijn aan de VU. Ik ben
blij te constateren dat de samenwerking tussen de VU en de aan haar verbonden seminaries
in het algemeen naar wens verloopt. Ook worden er gezamenlijk stappen gezet om de
eerder beoogde synergie en samenwerking tussen de ambtsopleidingen verder vorm te
geven. Er is een seminarieraad opgezet en de seminaries zoeken elkaar steeds meer
op om in hun onderwijs meer met elkaar samen te werken. De VU en de seminaries zien
daarin nog wel ruimte voor verbetering en zullen zich de komende jaren inzetten op
een verdere uitbouw van de onderlinge synergie en samenwerking.
Tot slot wil ik u erop wijzen dat door deze nieuwe wijziging van de financiering verschillende
doelen die met de wijziging in 2016 werden beoogd, zoals meer synergie en samenwerking
tussen de ambtsopleidingen en het zorgen voor een landelijk dekkend aanbod van ambtsopleidingen,
aandachtspunten kunnen worden. Het vertrek van een seminarie bij de VU met medeneming
van financiering, zal consequenties hebben voor de financiering van de overige ambtsopleidingen
aan de VU. Naar aanleiding van nader gesprek hierover met de VU heb ik besloten de
VU incidenteel te compenseren voor de jaren 2020 en 2021 voor doorlopende vaste kosten.
Conform de afspraak in 2016, zal ik eind 2021 / begin 2022 de wijze van financiering
van de ambtsopleidingen evalueren. Ik zal in dat verband ook het eventuele vertrek
van andere seminaries, alsmede de verdeling tussen de seminaries binnen het gegeven
lumpsumbedrag meenemen bij de evaluatie. Overigens zijn er, blijkend uit gesprekken
met de faculteit Religie en Theologie van de VU, op dit moment geen indicaties voor
een eventueel vertrek van andere seminaries.
Vooralsnog ben ik, gegeven de gesprekken die ik op facultair niveau met de VU en de
seminaries heb gevoerd, in het algemeen positief gestemd over de synergie, samenwerking
en solidariteit tussen de VU en de seminaries en de seminaries onderling.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap