Brief regering : Voortgang adoptie en ouderschap
33 836 Personen- en familierecht
Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2019
In aanloop naar het Algemeen Overleg over familierechtelijke onderwerpen van 11 december
informeer ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over
de voortgang op deze onderwerpen. Ik zal in deze brief stilstaan bij de onderwerpen
adoptie en ouderschap.
Op beide onderwerpen is belangrijke voortgang geboekt. Graag wil ik mijn dank uitspreken
aan allen die hieraan een bijdrage hebben geleverd. In het bijzonder noem ik: de afstandsmoeders
en hun kinderen die de startconferentie over binnenlandse afstand en adoptie hebben
georganiseerd; de instellingen voor hulpverlening aan ongewenst zwangere vrouwen die
zich inzetten om vrouwen de juiste begeleiding te geven ook als zij anoniem willen
bevallen; de organisaties van geadopteerden die een bijdrage hebben geleverd aan een
plan voor zoektochten naar herkomstgegevens; en de organisaties en instellingen die
betrokken zijn bij de start van de regiolabs van Scheiden zonder Schade.
I Adoptie
1. Roots
In de brief van 18 januari 2019 heb ik betrokken partijen opgeroepen om gezamenlijk
met een realistisch plan te komen voor de versterking van het ondersteuningsaanbod
aan interlandelijk geadopteerden die zoeken naar hun roots (Kamerstuk 33 836, nr. 33). Het bleek niet haalbaar om tot één gezamenlijk plan te komen, onder meer omdat
de belangengroeperingen verschillende werkwijzen hanteren die specifiek zijn voor
dat land van herkomst. Wel heb ik bruikbare plannen ontvangen van verschillende organisaties.
Om de vraag van geadopteerden scherp te krijgen, paralellen te verkennen en ook om
de organisaties te consulteren die geen plan hadden ingediend, zijn gesprekken gevoerd
met de verschillende organisaties. Bij die gesprekken heb ik ook Fiom betrokken. Op
basis van de wensen van alle organisaties ga ik inzetten op versterking van zowel
het generieke aanbod als het landspecifieke aanbod. Hieronder schets ik daarvoor de
kaders, waarvan ik betrokkenen onlangs op de hoogte heb gesteld.
Generiek aanbod
Met generiek aanbod bedoel ik het verbeteren van de dossiervoering, zoals het mogelijk
maken van gratis centrale toegang tot en begeleiding bij inzage in adoptiedossiers
en de verlenging van de wettelijke bewaartermijn van 30 naar 100 jaar. Ook het verbeteren
van algemene voorlichting over (DNA-)zoektochten behoort tot de versterking van het
generieke aanbod.
Landspecifiek aanbod
In de gesprekken met de belangenorganisaties is mij duidelijk geworden dat naast het
versterken van het generieke aanbod, het belangrijk is om per organisatie en per land
te bezien hoe wij de zoektochten voor geadopteerden kunnen vergemakkelijken. Dit omdat
de context en wet- en regelgeving ten aanzien van zoektochten in de landen van herkomst
verschillend is en daardoor ook de werkwijzen van de belangenorganisaties.
Het komend jaar gaat Fiom met de belangenorganisaties in kaart brengen wat per land
nodig is om geadopteerden te helpen zoeken naar hun roots. Ik stel hiervoor in totaal
maximaal € 1,2 miljoen beschikbaar. Dit geld moet ten goede komen aan een zo groot
mogelijk groep geadopteerden en niet alleen aan geadopteerden die nu al aan hun zoektocht
begonnen zijn. De financiële impuls is dan ook gericht op het versterken van deze
belangenorganisaties die zich hiervoor inzetten. Dit betekent bijvoorbeeld dat ik
geen individuele zoektochten ga bekostigen. In plaats daarvan geef ik Fiom de opdracht
om met de organisaties in kaart te brengen:
1. wat in het land van herkomst nodig is (zoals het aanleggen van netwerken voor zoektochten
in het land van herkomst of het opzetten van lokale aanmeldpunten voor afstandsfamilies
in de landen van herkomst) en wat Fiom en de organisaties hierin kunnen betekenen;
2. hoe de organisaties de interne werkprocessen kunnen verbeteren en gebruik kunnen maken
van elkaars ervaringen, kennis en expertise (zoals dossiervoering of het opzetten
van een archief met landspecifieke informatie waartoe elke geadopteerde toegang heeft).
Afhankelijk van de rapportages, zal ik een besluit nemen over de besteding van de
middelen. Dit zal gebeuren binnen een nader uit te werken subsidiekader. Ik zal uw
Kamer in het voorjaar op de hoogte stellen van de voortgang.
2. VKC-verzoeken
De Vaste Kamer Commissie voor Justitie en Veiligheid heeft gevraagd om:
– een reactie op het proefschrift van E.C. Loibl, getiteld «The Transnational Illegal
Adoption Market; A Criminological Study of the German and Dutch Intercountry Adoption
Systems»;
– een tussenrapportage van het onderzoek van de Commissie Interlandelijke Adoptie in
het verleden (COIA).
De Vaste Kamer Commissie voor Europese Zaken heeft daarnaast verzocht om nader te
worden geïnformeerd over kinderhandel in relatie tot interlandelijke adoptie.
Het genoemde proefschrift levert een belangrijke bijdrage aan de beleidsvorming ter
versterking van het adoptiesysteem. In het proefschrift komt een aantal kwetsbaarheden
van het adoptiestelsel aan de orde. Zo lijkt sprake te zijn van een gebrek aan inzicht
in de gevraagde vergoedingen door buitenlandse partnerorganisaties van vergunninghouders
en ontbreekt het aan Nederlandse regelgeving aangaande financiële bijdragen en donaties
aan een zendend land. Hoewel hier geen sprake van hoeft te zijn, kunnen dergelijke
kwetsbaarheden perverse prikkels opleveren die illegale activiteiten zoals kinderhandel
in de hand werken. Ik wil daarom alles doen wat binnen mijn bereik ligt om praktijken
die tegengesteld zijn aan (internationale) wet- en regelgeving te bestrijden. Hiertoe
wijzig ik de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). Hierover heb
ik uw Kamer bij brief van 18 januari jongstleden reeds geïnformeerd.1
Waar het gaat over misstanden, zoals kinderhandel, die zich mogelijk in het verleden
hebben afgespeeld wil ik de uitkomsten van de COIA afwachten. De COIA is op 1 mei
2019 met haar onderzoek begonnen. Ook spreekt de COIA op dit moment met verschillende
betrokkenen. De COIA heeft mij laten weten op dit moment geen tussenrapportage te
zullen opleveren. Ik verwacht uw Kamer in 2020 op de hoogte te kunnen stellen van
de resultaten van het onderzoek.
3. Binnenlandse adoptie en afstand
Het Verwey Jonker Instituut is gestart met het onderzoek «Binnenlandse afstand en
adoptie tussen 1956 en 1984», in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie
Centrum (WODC). Het onderzoek loopt tot eind 2020.
Op 30 september heb ik op de conferentie «De stilte doorbroken» het startsein gegeven
voor dit onderzoek. De conferentie is bezocht door circa 100 betrokkenen van destijds:
afstandsmoeders en vaders, afstandskinderen/binnenlands geadopteerden en andere betrokkenen,
zoals verzorgenden uit doorgangshuizen en kraamklinieken. Afstandsmoeders en Nederlandse
geadopteerden hebben op indrukwekkende wijze hun verhaal verteld. De onderzoekers
hebben hun werkwijze toegelicht en zijn in gesprek gegaan met de aanwezigen. In verschillende
workshops zijn de onderzoekers van informatie voorzien vanuit de ervaringen van de
belangengroepen.
Op 2 oktober jongstleden heb ik in de landelijke media bovendien een oproep gedaan
aan afstandsmoeders en vaders, afstandskinderen/binnenlands geadopteerden en andere
betrokkenen. Zij kunnen zich bij het ingerichte aanmeldpunt melden, om hun verhaal
te vertellen en voor deelname aan het verdiepend onderzoek. Ruim 370 meldingen zijn
inmiddels ontvangen. Daarnaast kunnen Nederlandse afstandsmoeders en volwassen geadopteerden
bij Fiom terecht voor ondersteuning bij specifieke vragen of problemen die gerelateerd
zijn aan (afstand ter) adoptie. De ondersteuning bestaat uit counselingsgesprekken
en het organiseren van lotgenotencontact. Ook zal Fiom haar kennis en expertise rond
het onderwerp (afstand ter) adoptie actief beschikbaar stellen aan hulp- en zorgverleners
in het kader van deskundigheidsbevordering. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport financiert deze activiteiten. Tevens kunnen binnenlands geadopteerden kosteloos
het afstandsdossier van hun biologische moeder inzien, mits zij daarvoor toestemming
heeft gegeven.
II Ouderschap
1. Beschermd bevallen
Zoals toegezegd heb ik met Siriz, Fiom, Stichting Beschermde Wieg (SBW), de Raad voor
de Kinderbescherming, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en de notaris
die voor SBW werkt de mogelijkheden verkend om tot een nieuwe werkwijze te komen.2 Deze werkwijze moet enerzijds meer anonimiteit geven dan het bevallen onder geheimhouding
en anderzijds een alternatief bieden voor volledige anonimiteit, zodat het kind zijn
afstammingsinformatie kan achterhalen. De werkwijze wordt als volgt. Als een vrouw
gegronde redenen heeft om haar gegevens niet te laten opnemen in de geboorteakte van
haar kind, zal de hulpverlenende instantie, te weten Fiom, Siriz of SBW, haar gegevens
bij een notaris laten bewaren. De notaris maakt daarvan een akte van bewaarneming
op. De KNB is bereid een centraal en landelijk register bij te houden, zodat het kind
op termijn eenvoudig kan achterhalen bij welke notaris de gegevens van zijn moeder
in bewaring zijn. Om te verzekeren dat het kind op de hoogte is van deze route wordt
een verband gelegd tussen de geboorteakte van het kind en het door de KNB te houden
register. De procedure die de notaris en de instanties moeten volgen voor de bewaring
van de gegevens wordt uitputtend beschreven in een protocol dat de betrokken notaris
of notarissen en de hulpverlenende instanties toepassen. In het protocol wordt vastgelegd
dat het kind op een zorgvuldige manier wordt begeleid door de hulpverlenende instanties
bij het kennisnemen van zijn of haar afstammingsgegevens en dat de contactlegging
zorgvuldig gebeurt, met oog voor het belang van kind en moeder.
2. Kinderalimentatie
In deze paragraaf ga ik in op de onderwerpen preferentie van kinderalimentatievorderingen
en de berekeningssystematiek van kinderalimentatie. In mijn brief van 27 februari
2019 heb ik de voor- en nadelen geschetst van het preferent maken van de kinderalimentatievordering.3 Daarbij heb ik aangegeven dat een dergelijke ingrijpende verandering in het huidige
systeem van inning van vorderingen en preferenties om een nadere afweging vraagt.
Daarnaast heeft de motie Kuiken en Van Gent de regering verzocht om te onderzoeken
of de berekeningssystematiek voor kinderalimentatie verder verbeterd kan worden en,
zo ja, of hiervoor een wetswijziging noodzakelijk is, dan wel een andere aanpassing
van regelgeving.4
Over zowel de preferentie als de vereenvoudiging van de berekeningssystematiek heb
ik gesproken met de relevante partijen, zoals het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
(LBIO), de rechtspraak/Expertgroep Alimentatienormen, de vereniging van Familierecht
Advocaten Scheidingsmediators, het NIBUD, de gemeenten, bewindvoerders en de andere
betrokken departementen.
Preferentie kinderalimentatievordering
Uit de gesprekken met deskundigen komt het beeld naar voren dat veel gescheiden ouders
bereid zijn om kinderalimentatie te betalen en dat ook doen. Er zijn ook steeds meer
initiatieven die gericht zijn op het ondersteunen van ouders bij financiële zaken
die geregeld moeten worden bij een scheiding.5 Dit zijn positieve geluiden. Maar helaas zijn er ook situaties waarbij een alimentatieplichtige
niet voldoet aan zijn alimentatieverplichtingen of hieraan niet kan voldoen. Dan kan
de alimentatiegerechtigde het LBIO verzoeken om de kinderalimentatie te innen.
In 10 procent van het totaal aantal dossiers kan het LBIO de kinderalimentatie niet
(volledig) innen, ondanks zijn interventie. Van deze 10 procent zijn er ongeveer 2300
dossiers waarin de inning van de kinderalimentatie niet lukt doordat sprake is van
meerdere schuldeisers die op hetzelfde moment hun vorderingen op de alimentatieplichtige
proberen te verhalen. Uit navraag bij het LBIO komt naar voren dat in ongeveer 1550
van die 2300 zaken sprake is van concurrente schuldeisers. Omdat het LBIO in deze
zaken zelf de verdeling doet, hebben zij hier zicht op. In deze zaken zou preferentie
ertoe leiden dat het LBIO meer kinderalimentatie kan innen. In de overige zaken (ongeveer
750) heeft het LBIO geen zicht op de concurrente schuldeisers omdat het LBIO in deze
zaken niet zelf de verdeling doet, maar bijvoorbeeld de schuldeiser met een preferente
vordering. Het LBIO maakt op basis van de eigen openstaande vorderingen en ontvangen
bedragen de inschatting dat in ongeveer de helft van deze 750 zaken preferentie toch
een voordeel zou kunnen opleveren.
Het is schrijnend als kinderen de dupe zijn van de financiële situatie van hun ouders.
Een uitspraak van de rechter dient te worden nageleefd, in de eerste plaats in het
belang van het kind. Zoals uit de informatie van het LBIO blijkt, zal preferentie
van de kinderalimentatie tot meer inbare vorderingen leiden. Reden waarom ik in beginsel
positief sta tegenover het preferent maken van de kinderalimentatievordering. Wel
roept dat in de uitwerking complexe vragen op, omdat het toekennen van een preferentie
raakt aan de positie van andere schuldeisers. De komende tijd zal ik nader onderzoeken
hoe aan een preferentie van kinderalimentatie invulling kan worden gegeven. Ik verwacht
in het voorjaar 2020 uw Kamer hierover te kunnen informeren.
Berekeningssystematiek
De discussie over de vraag of de berekeningssystematiek van kinderalimentatie vereenvoudigd
moet worden, is niet nieuw. Zo is begin deze eeuw een wetsvoorstel ingediend om kinderalimentatie
te standaardiseren.6 Ook hebben de TK-leden Recourt en Van Oosten in 2011 plannen voor een nieuw rekenstelsel
voor de kinderalimentatie bekendgemaakt en op 19 februari 2015 een initiatiefvoorstel
herziening kinderalimentatie ingediend.7 8
De hoogte van de te betalen kinderalimentatie moet in overeenstemming zijn met wat
een ouder kan betalen (draagkracht) en de behoefte van de kinderen. Om dit te bepalen
hebben rechters sinds 1979 een berekeningssystematiek ontwikkeld, de zogenaamde «Alimentatienormen».
De behoefte van de kinderen wordt bepaald aan de hand van een behoeftetabel, gebaseerd
op door het NIBUD vastgestelde bedragen over de kosten van kinderen. Het doel van
het rapport Alimentatienormen is het leveren van een bijdrage aan de voorspelbaarheid
en rechtszekerheid in alimentatiezaken. Twee keer per jaar wordt het rapport Alimentatienormen
door de Expertgroep Alimentatienormen geactualiseerd.
Naar aanleiding van de plannen van de leden Recourt en Van Oosten heeft de Expertgroep
in april 2013 de rekensystematiek aangepast en forfaitaire tabellen geïntroduceerd
waarmee de berekening verder is vereenvoudigd. Op 8 september 2016 heeft de Afdeling
advisering van de Raad van State naar aanleiding van het initiatiefvoorstel herziening
kinderalimentatie geadviseerd de rekensystematiek van het rapport Alimentatienormen
over te nemen en daarbij opgemerkt dat die zijn waarde inmiddels heeft bewezen.9 Uit de gevoerde gesprekken komt verder naar voren dat de huidige Alimentatienormen
goed werkbaar zijn, regelmatig geactualiseerd worden en er geen aanleiding is voor
een verdere vereenvoudiging. Er zal altijd een spanning blijven bestaan tussen vereenvoudiging
versus het bieden van maatwerk. Een verdere vereenvoudiging zal juist ook weer tot
onbegrip kunnen leiden omdat het alimentatiebedrag dan minder of niet meer aansluit
op iemands persoonlijke situatie. Een wijziging van de huidige systematiek is daarom
wat mij betreft niet aan de orde.
3. Scheiden zonder Schade
Op 1 juli jongstleden heeft uw Kamer het uitvoeringsplan ontvangen van het programma
Scheiden zonder Schade.10 Bij de arrondissementen Den Haag en Oost-Brabant zijn regiolabs ingericht met de
gemeentelijke jeugdhulpregio’s, waar gewerkt wordt aan een nieuwe scheidingsaanpak,
gericht op het voorkomen van schade bij kinderen. Partijen die bij een scheiding betrokken
zijn, denken en werken in de regio’s mee aan de ontwikkeling van deze nieuwe aanpak.
Centraal aandachtspunt is hoe het gemeentelijk en hulpverleningsdomein ouders en kinderen
kunnen ondersteunen en begeleiden. Als ouders naar een advocaat gaan, is de advocaat
over het algemeen in staat om de scheiding juridisch goed af te wikkelen. Een groot
deel van zijn energie steekt hij in het ondersteunen van ouders om er samen goed uit
te komen, ook voor de kinderen. Toch blijkt uit het WODC-onderzoek over niet nakoming
van omgangsregelingen dat een deel van de ouders baat zou hebben bij een andere begeleiding,
met specifieke aandacht voor de onderliggende problematiek bij ouders, mede in relatie
tot het kind. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat niet-getrouwde stellen nu
niet door de overheid worden aangemoedigd om hulp en begeleiding te zoeken, terwijl
professionele begeleiding van ouders een positief effect heeft op het kind.11
De regiolabs ontwikkelen een nieuwe scheidingsroute, waarbij tegemoet gekomen wordt
aan bovenstaande knelpunten. Zo bekijken ze op welke wijze (scheidende) ouders vanaf
een vroeg stadium in het gemeentelijk domein ondersteund kunnen worden, bijvoorbeeld
met inzet van een digitaal platform waar goede informatie, hulp en begeleiding beschikbaar
is voor ouders en kinderen. De twee rechtbanken ontwikkelen een nieuwe procedure voor
de rechter. De rechters zijn bezig met het ontwerpen van een nieuw format dat in de
plaats komt van het verzoekschrift en het verweer. Ouders kunnen gezamenlijk hun geschilpunten
voorleggen aan de rechter. Vanaf volgend jaar zal dit ¨prototype¨ in de praktijk getest
worden, op basis van vrijwilligheid en binnen de huidige wettelijke kaders. Als ouders
kiezen voor deze procedure en een gezamenlijk processtuk indienen, is de doorlooptijd
sneller. Zo vindt de zitting binnen zes weken na ontvangst van het gemeenschappelijk
processtuk plaats.
Op 11 november 2019 heeft het Programma zijn eerste landelijke congres georganiseerd.
Dit congres ging over de relatie- en scheidingsaanpak van gemeenten. Het doel was
tweeledig. Enerzijds de gemeenten op de hoogte brengen van wat er in de regiolabs
wordt ontwikkeld. En anderzijds de ervaringen delen van de vele gemeentelijke activiteiten
op het gebied van ouderschap en scheiding, die ook weer als input kunnen dienen voor
de regiolabs. Ruim 200 medewerkers van sociale teams, medewerkers van centra voor
jeugd en gezin en voor beleidsambtenaren van gemeenten waren aanwezig.
Tijdens dit congres lanceerde het Programma het inspiratieboek «Gezin in Scheiding – Zorgen voor de kinderen als jullie uit elkaar gaan». Het is gemaakt voor en door ouders en bevat tips («do’s and don’ts») voor ouders
die uit elkaar gaan.12
Bij brief aan de Tweede Kamer d.d. 1 juli 2019 is aangekondigd dat ter uitvoering
van de motie van het lid Westerveld (Kamerstuk 28 345, nr. 215) een expertteam «Ouderverstoting» wordt opgericht.13 Het expertteam Ouderverstoting/Complexe ouderproblematiek bestaat naast de voorzitter
mr. C.A.R.M. van Leuven, raadsheer bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, uit de volgende
leden:
– prof. mr. M. Barendrecht, hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg
en research director bij HiiL Innovating Justice
– drs. G.M.M. de Boer, orthopedagoog en ouderschapsbemiddelaar
– drs. H.S. Koppejan-Luitze, levenslooppsycholoog NIP, docent en promovenda
– drs. J. A. Tak, orthopedagoog, klinisch psycholoog-big n.p. en supervisor
– prof. dr. L.W.C. Tavecchio, emeritus hoogleraar pedagogiek
– drs. C.M Rijnberk, psychiater
– S. van Beekum, beleidsadviseur Raad voor de Kinderbescherming.
Het expertteam zal omstreeks juli 2020 de gevonden concrete oplossingen presenteren
die het fenomeen van ouderverstoting moeten tegengaan.
4. Internationale kinderontvoering
Het aantal kinderen dat ontvoerd is vanuit of naar Nederland is in 2018 voor het eerst
in vier jaar gedaald, zo blijkt uit cijfers van de Ca. Bij de Ca is het aantal verzoeken
tot teruggeleiding gedaald van 189 in 2017 naar 156 in 2018.14
Ook de cijfers van het Centrum Internationale Kinderontvoering (Centrum) laten een
daling zien; het aantal meldingen van ontvoeringen is afgenomen van 288 in 2017 naar
221 in 2018. Vanaf dit jaar heeft het Centrum voor drie jaar een projectsubsidie gekregen
om extra in te zetten op preventie.
Tijdens het debat huwelijkse gevangenschap op 24 april 2019 heb ik toegezegd om met
het Centrum in gesprek te gaan over de overlap tussen internationale kinderontvoering,
achterlating en huwelijksdwang (Handelingen II 2018/19, nr. 79, item 9). Uit deze gesprekken blijkt dat het in enkele zaken per jaar onduidelijk is of het
om internationale kinderontvoering of achterlating gaat. Daarnaast is het mogelijk
dat een zaak in de loop van de tijd van aard verandert. Samenloop met huwelijksdwang
komt sporadisch voor.
Het Centrum en het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) hebben
een convenant afgesloten, dat regelt dat de betrokken professionals bij twijfel over
de aard, altijd in overleg treden over wie het voortouw neemt. Zo handelen het Centrum
en het LKHA pragmatisch, met snelle en adequate hulpverlening als uitgangspunt.
5. Kindhuwelijken
Tijdens het debat huwelijkse gevangenschap op 24 april jongstleden hebben de leden
Van Toorenburg en Van Wijngaarden mij verzocht om de mogelijkheden te bekijken om
kindhuwelijken in Nederland niet te erkennen.15 Ik heb deze motie opgevat als een verzoek om de voor- en nadelen van het erkennen
van een kindhuwelijk in kaart te brengen en te onderzoeken hoe andere landen met dit
vraagstuk omgaan.16
Zoals ik eerder in mijn brief van 11 februari jongstleden heb aangeven, wordt een
kindhuwelijk alleen erkend vanaf het moment dat beide partners ten minste achttien
jaar zijn. Vóór dat moment is de erkenning van een kindhuwelijk uitgesloten. In deze
brief heb ik ook uiteengezet dat er goede redenen zijn om als uitgangspunt te nemen
dat huwelijken uit het buitenland, ook kindhuwelijken, erkend worden in Nederland.17 Ten eerste is het na erkenning mogelijk dat partijen een verzoek tot scheiding indienen
bij de Nederlandse rechter; erkenning draagt zo bij aan het zelfbeschikkingsrecht
van partijen. Een echtscheiding biedt partijen immers bescherming, zoals de mogelijkheid
tot het verzoeken om alimentatie. Ten tweede verandert het niet-erkennen van een huwelijk
in Nederland niets aan het al dan niet bestaan van dat huwelijk naar het recht van
andere landen. Hiervan kunnen de partijen last ondervinden, bijvoorbeeld bij een reis
naar het buitenland. Een Nederlandse echtscheiding kan partijen in sommige gevallen
daarbij helpen.
Dat erkenning ook nadelen kent is evident. Kindhuwelijken zijn een onwenselijk fenomeen
en volgens internationale verdragen zoals het Verdrag inzake de uitbanning van alle
vormen van discriminatie van vrouwen een schending van de mensenrechten. Door erkenning
is het mogelijk dat een Nederlandse minderjarige in het buitenland trouwt en dat dit
huwelijk – nadat beide partners meerderjarig zijn – kan worden erkend in Nederland.
Een blik over de grens leert dat andere Europese landen verschillend omgaan met de
erkenning van in het buitenland gesloten kindhuwelijken. Het Verenigd Koninkrijk en
België hebben een ruimhartig erkenningsbeleid. Indien het huwelijk rechtsgeldig tot
stand is gekomen, komt het in aanmerking voor erkenning. In Duitsland en Zweden is
het uitgangspunt dat een kindhuwelijk niet wordt erkend, behalve als er sprake is
van bijzondere omstandigheden. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Duitse wetgeving
op dit moment nog ter toetsing voorligt bij het Grondwettelijk hof. Voor de volledige
blik over de grens verwijs ik u naar de bijlage18.
De voor- en nadelen afwegend, kom ik, mede gelet op de discussies zoals die in het
buitenland zijn gevoerd, tot de conclusie dat het uitgangspunt moet worden dat een
kindhuwelijk niet erkend wordt, ongeacht waar het huwelijk gesloten is. Alleen als
er sprake is van bijzondere omstandigheden, zou hiervan bij hoge uitzondering kunnen
worden afgeweken. In navolging van Duitsland en Zweden zal ik nader onderzoeken hoe
dit in de wet kan worden verankerd. Uw Kamer zal in de voortgangsrapportages «Geweld
hoort nergens thuis» worden geïnformeerd over het verdere verloop.
III Stand van zaken wetgevingstrajecten
Op het terrein van het personen- en familierecht zijn de nodige wetsvoorstellen aangekondigd,
in voorbereiding of in procedure. Deels geven ze uitvoering aan (al dan niet met het
regeerakkoord samenhangende) toezeggingen aan uw Kamer, en deels geven ze uitvoering
aan door uw Kamer aangenomen moties.
Graag geef ik u hierbij een beknopt overzicht met een indicatieve aanduiding van de
planning van de volgende stap in het proces:
– wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap: ingediend op 26 november jongstleden.
Het voorstel verruimt onder meer de mogelijkheden voor de rechter om huwelijkspartners
te bevelen mee te werken aan de beëindiging van een religieus huwelijk, en geeft mede
uitvoering aan de motie van de leden Van Nispen, Buitenweg en Van Wijngaarden;19
– wetsvoorstel aanpassing van de Transgenderwet: start beoogde internetconsultatie nog
in 2019.20 Het voorstel verruimt de mogelijkheden voor transgender personen om de juridische
geslachtsregistratie te wijzigen, door het schrappen van de nu nog vereiste deskundigenverklaring
en het openen van een wijzigingsmogelijkheid voor minderjarigen jonger dan 16 jaar;
– wetsvoorstel kind, draagmoederschap en afstamming: internetconsultatie begin 2020.
Het voorstel treft een regeling voor het ontstaan van afstammingsrelaties na draagmoederschap
en versterkt het recht van het kind op afstammingsinformatie. Dit wetsontwerp volgt
uit het kabinetsstandpunt over het rapport Kind en ouders in de 21ste eeuw van de Staatscommissie Herijking ouderschap;21
– wetsvoorstel deelgezag: internetconsultatie begin 2020. Het voorstel biedt een mogelijkheid
om de relatie te versterken tussen het kind en anderen dan de ouders die een grote
rol in diens verzorging en opvoeding spelen. Ook dit wetsvoorstel volgt uit het kabinetsstandpunt
over het rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap;22
– aanpassing van de Wobka, zoals al genoemd: internetconsultatie rond de zomer van 2020.23 Onder andere wordt een versterking beoogd van de regierol van de Centrale autoriteit
door haar te laten bepalen met welke landen en contacten wordt samengewerkt bij de
interlandelijke adoptie op basis van een nog vast te stellen normenkader;
– wijziging Besluit geslachtsnaamwijziging ter vergemakkelijking van naamswijziging
na incest: beoogde inwerkingtreding zomer 2020. Hiermee wordt beoogd om slachtoffers
van, met name, incest een meer expliciete positie te geven om, met of zonder onherroepelijke
veroordeling van de dader, in aanmerking te komen voor wijziging van de achternaam
en dit onder voorwaarden kosteloos te maken;24
– de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (2014) biedt de grondslag voor
de gefaseerde invoering van de mogelijkheid tot digitale aangifte van geboorte, voorgenomen
huwelijk en overlijden. Na positieve externe evaluaties door het bureau Advies in Vertrouwen van verschillende pilots bij de gemeente Den Bosch hebben gemeenten die dat willen
de mogelijkheid gekregen om de e-aangifte, naast de reguliere aangifte aan de balie,
in te voeren voor uitvaartondernemers (1 juli 2015) en bij de huwelijksmelding (1 juli
2016). Naar aanleiding van de positieve externe evaluatie van een pilot elektronische
geboorteaangifte bij de gemeente Den Bosch krijgen gemeenten de mogelijkheid daartoe
met ingang van 1 januari 2020 (Stb. 2019, nr. 419).
Verder zal worden gestart met de voorbereiding van een wetsvoorstel ter uitvoering
van de herziening van Verordening Brussel IIbis, onder meer op het terrein van de
ouderlijke verantwoordelijkheid (alle beslissingen die raken aan het gezag van ouders
over hun kinderen) en het tegengaan van kinderontvoering, alsmede een verbetering
van de samenwerking op deze terreinen tussen nationale contactpunten.25 Op middellange termijn zal een wetsontwerp dubbele achternaam ter hand worden genomen.
Het voorstel zal uitvoering geven aan de motie van de leden Groothuizen en Bergkamp
(Kamerstuk 35 000 VI, nr. 89) en wil het mogelijk maken om straks te kunnen kiezen voor een dubbele achternaam,
bestaande uit de geslachtsnamen van de beide ouders. Hetzelfde geldt voor een wetsvoorstel
toezicht op vermogensbeheer van minderjarigen, ter uitvoering van aanbevelingen uit
het WODC-rapport over dit onderwerp.26
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.