Brief regering : Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 10 december 2019
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2091 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2019
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de Raad Algemene Zaken van 10 december
2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
GEANNOTEERDE AGENDA RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 10 DECEMBER 2019
Op dinsdag 10 december 2019 vindt de Raad Algemene Zaken in Brussel plaats. Op de
agenda staan de volgende onderwerpen: Meerjarig Financieel Kader, voorbereiding van
de Europese Raad van 12–13 december, het Europees Semester, het Commissie Werkprogramma
2020, Uniewaarden Hongarije, Stand van zaken rechtsstaat Polen en hybride dreigingen
(A-punt). De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens deze Raad bij te wonen.
Meerjarig Financieel Kader
De Raad zal spreken over het MFK op basis van een nog te verspreiden, nieuwe versie
van de «negotiating box», het onderhandelingsdocument dat de basis vormt voor onderhandelingen
in de Europese Raad. Dit document wordt door het Finse voorzitterschap op verzoek
van de ER aangepast en zal voor het eerst een uitgavenplafond voorstellen, alsmede
budgetten voor de verschillende uitgavencategorieën («headings»). Mogelijk zal ook
voor een aantal grote fondsen en programma’s een vastleggingenplafond worden voorgesteld.
Verder zal een poging worden gedaan om het aantal punten waarover nog geen overeenstemming
is, terug te brengen. Daartoe zullen op verschillende plekken in het document opties
of blokhaken worden geschrapt, met als doel de tekst te stroomlijnen. Naar verwachting
wordt dit document op 29 november, dus na het Algemeen Overleg Raad Algemene Zaken,
met de Raad gedeeld. Uw Kamer zal in aanloop naar de Europese Raad van 12–13 december
een kabinetsappreciatie van de «negotiating box» ontvangen. Hierbij staat het uitgangspunt
van een modern en financieel houdbaar MFK dat de lasten eerlijk verdeelt, centraal.
Deze positie, die de basis zal zijn voor de Nederlandse inbreng in de RAZ, is vervat
in de kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen voor het nieuwe MFK (Kamerstuk
21 501-20, nrs. 1349 en 1379) en de BNC-fiches van de onderliggende wetgevingsvoorstellen.
De posities binnen de Raad ten aanzien van zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten
liggen nog dusdanig ver uit elkaar, dat de kans op een spoedig akkoord gering is.
Voor het kabinet geldt dat kwaliteit boven snelheid gaat. Op 4 december wordt uw Kamer
in een technische, besloten briefing nader geïnformeerd over het MFK.
Voorbereiding Europese Raad 12–13 december
In navolging van de eerste bespreking in de Raad Algemene Zaken van 19 november (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2092) zal de Raad spreken over de inhoudelijke voorbereidingen van de Europese Raad (ER)
van 12–13 december. Dit is de eerste Europese Raad onder het voorzitterschap van de
nieuwe voorzitter, de heer Charles Michel, die op 1 december zal aantreden. Naar verwachting
zal hij tijdens de Europese Raad kort ingaan op zijn voornemens hoe het voorzitterschap
vorm te geven. Op de agenda van de Europese Raad staat allereerst een bespreking van
de EU lange termijn strategie voor klimaat, met als doel een akkoord te bereiken op
de klimaatneutraliteitdoelstelling voor 2050. Daarnaast zal de ER inhoudelijk spreken
over de onderhandelingen rond het Meerjarig Financieel Kader. Daarnaast buigt de ER
zich zoals gebruikelijk over actuele buitenlandse onderwerpen, waaronder de zesmaandelijkse
verlenging van de sectorale sancties tegen Rusland. Mogelijk worden de directieleden
van de Europese Centrale Bank benoemd; dit is nog tentatief. Ook zal er een Eurotop
plaatsvinden, waar er gesproken zal worden over het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM), het budgettair instrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de
eurozone (BICC) en de voortgang m.b.t. het opstellen van een «roadmap» voor een Europees
Depositogarantiestelsel (EDIS). Tot slot zal er, tegen de achtergrond van de verkiezingen
in het Verenigd Koninkrijk op 12 december 2019, mogelijk ook een Europese Raad in
Artikel 50 samenstelling plaatsvinden.
De voorbereidingen van de Europese Raad bevinden zich op het moment van schrijven
nog in een vroege fase. De agenda kan dus nog wijzigen. Via de geannoteerde agenda
van de Europese Raad wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inzet van het kabinet.
Europees Semester
Het Finse EU-voorzitterschap en het inkomend Kroatische EU-voorzitterschap zullen
een «roadmap» voor het Europees Semester 2020 presenteren. De «roadmap» zet de bespreking
van het Europees Semester in de relevante vakraden uiteen, zoals de gebruikelijke
jaarlijkse bespreking van de EU groeiprioriteiten tussen december en maart en de bespreking
van de land specifieke aanbevelingen in de relevante Raden in juni. De «roadmap» en
het herfstpakket zijn nog niet beschikbaar; de verlate publicatie hangt samen met
de uitgestelde installatie van de nieuwe Europese Commissie. Naar verwachting zal
de Commissie op 17 december het herfstpakket met o.a. haar jaarlijkse analyse van
prioriteiten voor economische groei («Annual Growth Survey») en de eurozone aanbevelingen
presenteren. Dit vormt doorgaans het startschot van het Europees Semester.
Wel heeft de Commissie kenbaar gemaakt, voortbouwend op de politieke richtlijnen van
de inkomende Commissievoorzitter, dat zij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN
in het Europees Semester integreren. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een overkoepelende
EU-SDG implementatiestrategie komt (motie van de leden Asscher en Jetten (Kamerstuk
35 078, nr. 17), en dat hierbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van bestaande beleidsinstrumenten,
waaronder mogelijk ook het Europees Semester. Momenteel heeft de Commissie nog geen
voorstel hiertoe gepresenteerd. Het kabinet ziet hier mogelijkheden voor en wacht
af of en hoe de nieuwe Commissie hier invulling aan zal geven. Het kabinet onderstreept
het belang van het Europees Semester als een coördinatie-instrument voor economisch
en arbeidsmarktbeleid. Ook blijft het kabinet zoeken naar mogelijkheden voor versterking
van het Semester en, zoals opgenomen in het regeerakkoord, aandacht vragen voor een
versterking van de koppeling tussen de EU-fondsen en het Semester.
Commissie Werkprogramma 2020
Het doel van deze bespreking is een gedachtewisseling door de Raad over wetgevende
initiatieven voor 2020. Ook zal gesproken worden over een meerjarige planning. Mogelijk
is het Commissie Werkprogramma op 10 december verschenen. Als dat zo is, dan zal dat
ook besproken worden. Nederland zal hierbij de prioriteiten uit de Strategische Agenda
benadrukken, inclusief de aandacht voor het functioneren van de Unie. Verder zal Nederland
het idee voor een meerjarige planning verwelkomen: dit vergroot de voorspelbaarheid
en inhoudelijke focus wat ten goede komt aan de implementatie van de Strategische
Agenda.
Uniewaarden – Hongarije
De Raad zal Hongarije voor de tweede keer horen in het kader van de door het Europees
Parlement op 12 september 2018 geïnitieerde artikel 7(1)-procedure. In deze procedure
kan door de Raad, na goedkeuring van het Europees Parlement en met een meerderheid
van vier vijfden van zijn leden, worden geconstateerd dat sprake is van een duidelijk
gevaar voor ernstige schending van de Uniewaarden (artikel 2 VEU). Alvorens de Raad
deze constatering kan doen, dient de betrokken lidstaat te worden gehoord. Nederland
is voorstander van deze tweede hoorzitting, die een thematische zal zijn. Nederland
zal, in goede afstemming met gelijkgezinde lidstaten, Hongarije nader bevragen over
enkele specifieke thema’s, die nog geselecteerd zullen worden. Nederland maakt zich
zorgen over de ontwikkelingen ten aanzien van democratie, rechtsstaat en grondrechten
in Hongarije. Daarbij gaat het onder meer om de pluriformiteit van de media, de academische
vrijheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Inzet van Nederland en
gelijkgezinde lidstaten is dat Hongarije zo spoedig mogelijk tegemoet komt aan de
bestaande zorgen. Van de rechtsstatelijke en democratische beginselen die aan iedere
vrije samenleving ten grondslag behoren te liggen, kan geen afstand worden gedaan;
zij dienen door alle EU-lidstaten te worden gerespecteerd.
Stand van zaken rechtstaat Polen
De Europese Commissie zal de stand van zaken inzake de rechtsstaat in Polen toelichten
in het kader van de artikel 7-procedure. Dit is een vervolg van de bespreking tijdens
de RAZ van september en staat op de agenda op verzoek van de Commissie. Nederland
verwelkomt de agendering van het onderwerp omdat de onafhankelijkheid van de Poolse
rechterlijke macht onder druk staat en Polen niet alle bezwaren uit het met redenen
omklede CIE-voorstel van 2017 heeft geadresseerd (o.a. tuchtregime voor rechters en
samenstelling Raad voor de Rechtspraak).
Recente relevante ontwikkeling op dit terrein is de uitspraak van het Hof van Justitie
in Luxemburg. Het is de eerste zaak waarin het Hof prejudiciële vragen beantwoordde
van de Poolse rechter die de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak betreffen,
in het bijzonder de tuchtrechtspraak van het Poolse Hooggerechtshof. Het Hof van Justitie
sprak zich niet uit over de verenigbaarheid van de Poolse tuchtrechtspraak met het
Unierecht, maar gaf de criteria voor de beoordeling daarvan. Voor deze criteria sloot
het Hof van Justitie aan bij de relevante rechtspraak van het EHRM over de onafhankelijkheid
en onpartijdigheid van de rechter. De verwijzende Poolse rechter dient nu te beoordelen
of de tuchtkamer van het Poolse Hooggerechtshof voldoet aan de criteria uit de uitspraak.
Als dat niet het geval is moet de wet die tuchtkamer betreft buiten toepassing worden
gelaten, zodat het geschil kan worden beslecht door een rechterlijke instantie die
wel voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid.
Hybride dreigingen
De Raad Algemene Zaken is voornemens, als A-punt op de agenda, raadsconclusies aan
te nemen over de volgende stappen die de EU wil zetten om hybride dreigingen tegen
te gaan. Deze stappen vormen een verdere uitwerking van het EU «Gezamenlijk Kader
voor de Bestrijding van Hybride Bedreigingen» (2016), de «Mededeling Weerbaarheid
Vergroten, Versterken Capaciteiten om Hybride Dreigingen aan te pakken» (2018) en
het «Actieplan tegen Desinformatie» (2018). Deze volgende stappen vallen daarmee binnen
de reeds bestaande beleidslijnen en de Nederlandse wens om de samenwerking tussen
de verschillende EU instellingen te verbeteren om zo de onderwerpen met de noodzakelijke
samenhang te kunnen adresseren. Concreet gaat het o.a. om het verbeteren van de weerbaarheid
van de Europese Unie en haar lidstaten tegen hybride dreigingen en desinformatiecampagnes,
het meer gecoördineerd inzetten van bestaande agentschappen en mechanismes voor detectie,
en het verbeteren van het situationeel bewustzijn.
Toezegging
Met deze geannoteerde agenda wordt tevens uitvoering gegeven aan de toezegging die
is gedaan tijdens het AO RAZ van 14 november jl. om de Kamer schriftelijk te informeren
over de mogelijke juridische consequenties indien het Verenigd Koninkrijk (VK) geen
Commissaris in de nieuwe Europese Commissie zou afvaardigen.
De Raad heeft op 25 november 2019, in overeenstemming met de aanstaande voorzitter
van de Commissie, een besluit genomen tot vaststelling van de lijst van personen die
hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen (DP 12763/19). Na de eerdere verkiezing
door het Europees Parlement van Von Der Leyen als voorzitter van de Commissie op 16 juli
jl., en de benoeming door de Europese Raad van Borrell Fontelles als hoge vertegenwoordiger
van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 5 augustus jl., gaat het
hier om de lijst met overige Commissarissen. De vaststelling van deze lijst door de
Raad maakt het mogelijk voor het Europees Parlement om de Commissie op 27 november
as. als college goed te keuren (op grond van artikel 17(7) VEU). Na deze goedkeuring
kan de Europese Raad de Commissie met een verzwaarde gekwalificeerde meerderheid van
stemmen benoemen, als gevolg waarvan de Commissie op 1 december aan kan treden.
Op de door de Raad vastgestelde lijst staat geen Britse Commissaris. Dit is een uitzonderlijke
situatie, veroorzaakt door het feit dat het VK geen kandidaat heeft voorgedragen.
De Raad acht het gezien de hieronder beschreven omstandigheden gerechtvaardigd dat
ondanks het ontbreken van een Britse kandidaat op de lijst toch wordt overgegaan tot
benoeming van de Commissie.
De Britse regering is verschillende keren door verkozen voorzitter van de Commissie
Von Der Leyen uitgenodigd om een kandidaat voor de volgende Commissie voor te dragen.
Dat het VK hiertoe op grond van de EU Verdragen verplicht is, staat niet ter discussie
en wordt door de Britse regering erkend. Aan deze plicht is ook uitdrukkelijk herinnerd
in het besluit van de Europese Raad (in artikel 50 samenstelling) van 29 oktober jl.,
genomen in overeenstemming met het VK, waarmee het VK lidmaatschap van de Unie is
verlengd tot en met 31 januari 2020 (zie overweging 11 bij het verlengingsbesluit).1
Naar aanleiding van het genoemde verlengingsbesluit van 29 oktober is het VK per brief
van 6 november opnieuw door Von Der Leyen uitgenodigd om een kandidaat voor te dragen.
Deze uitnodiging is door Von Der Leyen per brief van 12 november herhaald. Bij brief
van 13 november heeft de Britse regering de Commissie geïnformeerd dat het niet in
staat is om een kandidaat Commissaris voor te dragen gezien de algemene verkiezingen
in het VK van 12 december. Na bestudering van de brief heeft de Commissie op 14 november
besloten om een inbreukprocedure tegen het VK te starten vanwege het niet nakomen
van zijn verdragsverplichtingen. De Commissie heeft het VK een ingebrekestelling gestuurd
en daarbij aan het VK gevraagd om op uiterlijk 22 november zijn opmerkingen te maken.
De Europese Raad heeft, met instemming van het VK, steeds benadrukt dat een verlenging
van het VK lidmaatschap van de Unie het normale functioneren van de Unie en haar instellingen
niet mag ondermijnen (zie overweging 11 bij het hierboven genoemde ER artikel 50 verlengingsbesluit,
en overweging 10 bij het eerdere ER artikel 50 besluit van 11 april tot verlenging
van het VK lidmaatschap tot en met 31 oktober 2019).2 Het zou dan ook onacceptabel zijn als het VK door een aanhoudende weigering om een
kandidaat voor te dragen het functioneren van de instellingen zou kunnen ondermijnen,
door te verhinderen dat de Commissie wordt benoemd. Zodra het VK voldoet aan zijn
verdragsverplichting om een kandidaat voor te dragen, kan de VK Commissaris alsnog
worden benoemd. De Raad merkt in dit verband op dat na de benoeming van de Commissie
artikel 246, tweede alinea, VWEU hierop van toepassing zal zijn.
Juridische risico’s ten aanzien van de rechtmatigheid van besluiten genomen door een
Commissie met daarin 27 Commissarissen zijn niet geheel uit te sluiten. Het uitgangspunt
is immers dat de Commissie bestaat uit een gelijk aantal leden als het aantal lidstaten
(artikel 17(5) VEU en het Besluit van de Europese Raad betreffende het aantal leden
van de Europese Commissie van 22 mei 2013).3 Een definitieve bevestiging van deze rechtmatigheid kan alleen door het EU Hof van
Justitie worden gegeven, en het is inderdaad niet uitgesloten dat het EU Hof vroeg
of laat gevraagd zal worden hierover te oordelen. Het kabinet heeft, gelet op bovenstaande
overwegingen en de zorgvuldige wijze waarop het Raadsbesluit tot stand is gekomen,
het vertrouwen dat het EU Hof in voorkomend geval zal bevestigen dat de Commissie
rechtmatig is benoemd en dat de besluiten van deze Commissie rechtsgeldig zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.