Brief regering : Onderzoeksrapport "Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen"
32 163 Verhoging AOW-leeftijd
Nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2019
Conform mijn toezegging aan het lid Pieter Heerma (CDA), tijdens het debat over de
begroting SZW 2019 in november 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 29, items 5 en 8, item 30, nrs. 4, 8 en 7), ben ik een onderzoek gestart naar het vraagstuk van de gevolgen van de verhoging
van de AOW-leeftijd in relatie tot de private arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV):
het AOW-AOV-hiaat. Naar aanleiding van de motie van het lid Gijs van Dijk1 heb ik bij dit onderzoek ook de vraag betrokken wat de mogelijkheden zijn voor oudere
zelfstandigen in zware beroepen om zich te verzekeren.
Ik heb onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek opdracht gegeven om naar beide onderwerpen onderzoek te doen. Het rapport van SEO
«Het AOW-hiaat in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen» stuur ik u hierbij2. In dit rapport geven de onderzoekers onder meer antwoord op de vraag wat er gebeurt
als de zelfstandige een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op het moment dat
de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Daarnaast beantwoorden zij de vraag welke opties er
zijn om oudere zelfstandigen in zware beroepen de mogelijkheid te geven zich te verzekeren.
De problematiek die de onderzoekers signaleren op beide terreinen zal zich niet meer
in deze vorm voordoen bij invoering van een verplichte AOV. In het Pensioenakkoord
heeft het kabinet met sociale partners afgesproken dat er een wettelijke verzekeringsplicht
komt tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico voor zelfstandigen. In september 2019
heb ik aan de Stichting van de Arbeid (hierna: de Stichting) gevraagd om hiervoor
een voorstel uit te werken vóór 1 februari 2020. Voor werknemers geldt dat zij op
grond van de WIA automatisch tegen het risico van arbeidsongeschiktheid verzekerd
zijn tot de (hogere) AOW-leeftijd.
Bij invoering van een verplichte AOV wordt het AOW-hiaat ook gedicht voor de arbeidsongeschikte
zelfstandigen ervan uitgaand dat die verzekering de AOW-leeftijd als eindleeftijd
zou hanteren – zij kunnen dit hiaat op dit moment eigenlijk niet dichten blijkens
het onderzoek. Bij invoering van een verplichte AOV zullen bovendien ook oudere zelfstandigen
in zware beroepen naar verwachting verzekerd zijn tot de AOW-leeftijd – nu is het
lastig voor hen om zich te verzekeren tot de AOW-leeftijd blijkens het onderzoek.
Omdat sociale partners op dit moment werken aan een voorstel acht ik het niet aan
mij om nu in te gaan op de uitwerking van een verplichte AOV. Daarom voorzie ik het
onderhavige onderzoek nu niet van mijn beleidsmatige reactie.
Wel beschrijf ik in deze brief de vraagstukken van het AOW-hiaat en de technische
eindleeftijd. Beide onderwerpen beschrijf ik afzonderlijk omdat beide hun eigen problematiek
kennen. Vervolgens geef ik de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek weer.
AOW-hiaat
Er is sprake van een AOW-hiaat als de zelfstandige een AOV heeft afgesloten en er
een onverzekerde periode ontstaat doordat de AOW-leeftijd wordt verhoogd.
Als de AOV is afgesloten met als eindleeftijd de oude AOW-leeftijd (65 jaar) dan ontstaat
er vanaf dat moment een onverzekerde periode tot aan het moment dat de nieuw AOW-leeftijd
is bereikt.
Ik heb toegezegd te onderzoeken wat er gebeurt als de zelfstandige al arbeidsongeschikt
is op het moment dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd en daarbij in te gaan op de volgende
vragen: valt de verhoging dan wel of niet onder de polis, hoeveel mensen is dit de
afgelopen jaren overkomen, kunnen verzekeraars een polis aanbieden waarin een (toekomstige)
verhoging van de AOW-pensioenleeftijd wel gedekt is.
Uit het onderzoek blijkt dat er eind 2017 73.300 verzekerde zelfstandigen waren met
een verzekerde eindleeftijd van 65 jaar; bij hen sloot de eindleeftijd van hun polis
dus niet meer aan op de verhoogde AOW-leeftijd en was sprake van een AOW-hiaat. Een
aantal van hen kan het AOW-hiaat vermijden door hun polis aan te laten passen. Ook
kunnen zij het AOW-hiaat nog dichten door te sparen.
Dekking tot de verhoogde AOW-leeftijd valt blijkens het onderzoek niet onder de polisvoorwaarden:
een leeftijdsverhoging van de AOW leidt niet automatisch tot een verhoging van de
verzekerde eindleeftijd. De meeste verzekerden met een polis met een eindleeftijd
van 65 jaar die niet arbeidsongeschikt zijn kunnen het AOW-hiaat voorkomen door hun
verzekering aan te passen. Verzekeraars hebben vrijwel alle verzekerden die daarvoor
in aanmerking kwamen daartoe een verlengingsaanbod gedaan3. De onderzoekers merken op dat onbekend is hoeveel verzekerden hiervan gebruik hebben
gemaakt.
Voorts blijkt uit het onderzoek dat van de 73.300 verzekerde zelfstandigen met een
eindleeftijd van 65 jaar er eind 2017 9.800 arbeidsongeschikt waren die een uitkering
ontvingen. Van deze 9.800 verzekerden die een uitkering ontvingen herstellen er naar
verwachting van verzekeraars 1.700 voor de AOW-leeftijd. Dit betekent dat voor 8.100
verzekerden de eindleeftijd van hun polis niet aansluit bij de verhoogde AOW-leeftijd
en de uitkering zal stoppen voor de AOW-leeftijd terwijl zij dan nog niet hersteld
zijn. Zij zullen de periode tot de AOW-leeftijd op een andere manier moeten overbruggen.
Het is volgens de onderzoekers onbekend voor hoeveel van deze mensen het AOW-hiaat
ook daadwerkelijk een probleem oplevert. Zij merken op dat de vraag of al deze verzekerden
ook daadwerkelijk een probleem hebben, afhangt van ander inkomen in hun huishouden,
het vermogen en de vaste lasten. Indien zij aan de voorwaarden voldoen, kunnen zij
aanspraak maken op een uitkering op grond van de Overbruggingsregeling AOW (OBR).
De OBR eindigt op 31 december 2022.
In de toekomst zal de AOW-leeftijd meestijgen met de levensverwachting. Uit het onderzoek
blijkt dat verzekeraars geen polissen aanbieden waarbij de eindleeftijd van de AOV
meestijgt met de toekomstige AOW-leeftijd. De premie voor deze polis zou dan verhoogd
moeten worden met een risico-opslag omdat de toekomstige AOW-leeftijd nog niet bekend
is. De onderzoekers merken op dat het over het algemeen goedkoper is voor zelfstandigen
om zelf iets voor dit eventueel toekomstige hiaat te regelen. Bijvoorbeeld door hiervoor
te sparen. Dit is ook goed mogelijk, omdat dit moment ver in de toekomst ligt. Zodra
de AOW-leeftijd bekend is, kunnen zij volgens de onderzoekers ook hun verzekerde eindleeftijd
verhogen. De onderzoekers constateren dat verzekeraars dan ook geen markt zien voor
een polis waarbij de eindleeftijd meestijgt met de toekomstige AOW-leeftijd.
De onderzoekers merken tot slot op dat een verplichte AOV, zoals afgesproken in het
Pensioenakkoord, in de toekomst soelaas zou bieden voor zelfstandigen met een AOW-hiaat,
ervan uitgaand dat die verzekering de AOW-leeftijd als eindleeftijd zou hanteren.
Technische eindleeftijd in zware beroepen
Verzekeraars kunnen een technische eindleeftijd hanteren die lager ligt dan de AOW-leeftijd.
Bijvoorbeeld als het gaat om zelfstandigen met een risicovol/zwaar beroep, zoals bepaalde
beroepen in de bouw. In het algemeen is gangbaar dat verzekeraars een uiterlijke acceptatieleeftijd
hanteren die ligt op vijf jaar voor de maximale eindleeftijd. Als de eindleeftijd
bijvoorbeeld ligt op 60 jaar dan kan dit betekenen dat een verzekeraar iemand na het
55e jaar niet meer accepteert. Tot deze eindleeftijd zijn deze zelfstandigen verzekerd.
Daarna zijn zij niet meer verzekerd omdat hun arbeidsongeschiktheidsrisico te groot
is en de premie daardoor onbetaalbaar zou worden. Ik heb laten onderzoeken welke opties
er zijn om oudere zelfstandigen in zware beroepen de mogelijkheid te geven zichzelf
te verzekeren en of er alternatieven zijn.
Uit het onderzoek blijkt dat er verschillende mogelijkheden zijn voor zelfstandigen
met een zwaar beroep om een voorziening te treffen voor arbeidsongeschiktheid tot
een hogere leeftijd dan 60 jaar. Verzekeraars bieden voor specifieke beroepen een
AOV aan tot de AOW-leeftijd. Deze verzekeringen gaan echter vaak gepaard met een relatief
hoge premie, een beperkte dekking of specifieke voorwaarden, zoals verzekering voor
gangbare arbeid (in plaats van beroepsarbeids-ongeschiktheid) en inzet op re-integratie.
Ook is het voor oudere zelfstandigen mogelijk om zich aan te sluiten bij een broodfonds
of bij vergelijkbare schenkkringen. Deze bieden echter maar een beperkte uitkeringsduur,
waardoor zelfstandigen die vroegtijdig en langdurig arbeidsongeschikt raken de periode
tot de AOW-leeftijd alsnog zelf financieel moeten overbruggen.
Uitbreiding van de vrijwillige verzekering bij UWV, waarbij de vrijwillige verzekering
de periode vanaf de technische eindleeftijd tot de AOW-leeftijd dekt, zou volgens
de onderzoekers een mogelijkheid kunnen zijn om de verzekerbaarheid van zelfstandigen
te vergroten. Het is volgens hen waarschijnlijk dat vooral zelfstandigen die al ziek
of arbeidsongeschikt zijn en zelfstandigen met een verhoogd arbeidsongeschiktheidsrisico
zich zouden verzekeren. Deze risico’s leiden ertoe dat de premie voor de vrijwillige
verzekering zal oplopen of de bijdrage vanuit het Aof zal toenemen. Een verplichte
AOV voor zelfstandigen zorgt er volgens de onderzoekers voor dat zelfstandigen met
een zwaar beroep verzekerd zouden zijn. De premie hiervoor zal volgens hen hoog zijn
als de zelfstandige een premie zou moeten betalen die afhankelijk is van zijn individuele
risico op arbeidsongeschiktheid. De mate van betaalbaarheid van de premie wordt volgens
de onderzoekers dan ook sterk bepaald door de (te kiezen) vormgeving van de verzekering
– met name de mate van risico- en inkomenssolidariteit en uitkeringshoogte zullen
de hoogte van de premie beïnvloeden.
Overigens acht ik het in algemene zin wenselijk dat mensen in zware beroepen al vroeg
in hun loopbaan nadenken over de vraag of er op termijn mogelijkheden zijn om over
te stappen naar een minder belastend beroep zodat arbeidsongeschiktheid wordt voorkomen.
Door in te zetten op het beperken van het arbeidsongeschiktheidsrisico in zware beroepen
kan deze groep gezond doorwerken tot hun AOW-leeftijd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid