Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Marijnissen, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 12 november 2019, over antwoorden op vragen over de 70 burgerdoden in Irak
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 691 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2019
De Kamer heeft bij de regeling van werkzaamheden van 12 november 2019 (Handelingen
II 2019/20, nr. 22, item 11) verzocht om een brief van het kabinet naar aanleiding van het bericht dat de Minister-President
het zich niet kan herinneren dat hij geïnformeerd werd over de burgerslachtoffers
in Hawija, Irak, als gevolg van een Nederlands bombardement.
Mede namens de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Justitie
en Veiligheid doe ik u een reactie toekomen.
Het streven van het kabinet is om de Kamer zo volledig mogelijk te informeren. Dit
is een zorgvuldig proces waarin goede vorderingen zijn gemaakt. Het kabinet heeft
de Kamer op 13 november jl. geïnformeerd ernaar te streven de antwoorden eind deze
week naar de Kamer te sturen (Kamerstuk 27 925, nr. 679). Dit is helaas niet gelukt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een decentraal
postennet met een gecompliceerde ICT-structuur. Daarnaast heeft het ministerie te
maken met vele en snelle rotaties van personeel, zeker op hard-ship posten zoals Bagdad. Gezien het grote volume van de te doorzoeken centrale en decentrale
bestanden en omwille van de eerder genoemde zorgvuldigheid is enige extra tijd benodigd.
Het kabinet zal u de brief begin volgende week sturen zodat volgende week het debat
met de Kamer plaats kan vinden.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie