Brief regering : Uitzetting uitreizigster
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 535
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS
VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2019
Op 31 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over een casus waarbij twee vrouwen zich
hebben gemeld op de Nederlandse ambassade in Ankara (Turkije) met een verzoek tot
consulaire bijstand om naar Nederland terug te keren.1 Eén van hen ontvangt momenteel consulaire bijstand in Turkse vreemdelingendetentie
en zal naar verwachting binnenkort in afstemming met de Turkse autoriteiten en conform
gebruikelijke kaders naar Nederland worden uitgezet. Bij besluit van 30 oktober is
van de andere vrouw het Nederlanderschap ingetrokken onder gelijktijdige ongewenstverklaring
als vreemdeling.
Zoals ook aan uw Kamer is medegedeeld per brief van 11 november jl., is Turkije geïnformeerd
dat deze vrouw niet (langer) de Nederlandse nationaliteit heeft.2 De Minister van Justitie en Veiligheid heeft daarop namens het kabinet in verschillende
telefoongesprekken met de Turkse Minister van Binnenlandse Zaken laten weten dat de
betrokken vrouw tot ongewenst vreemdeling is verklaard en derhalve niet naar Nederland
dient terug te keren en evenmin door Nederland van een reisdocument zal worden voorzien.
Ook is een hoog ambtelijke interdepartementale missie naar Turkije afgereisd om het
Nederlandse standpunt uiteen te zetten.
Hedenavond, 19 november 2019, om 19.25 uur heeft Turkije de betrokken uitreizigster
met haar twee kinderen uitgezet naar Nederland. Het kabinet beschouwt dit als ongewenst
en betreurt dat Turkije ondanks alle inspanningen alsnog eigener beweging tot uitzetting
is overgegaan. Betrokkene is door de Koninklijke Marechaussee op Schiphol de toegang
tot Nederland geweigerd en vervolgens aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke
vervolging. Aangezien betrokkene geen verblijfsrecht heeft in Nederland, zal na vervolging,
berechting en een eventuele detentieperiode worden ingezet op uitzetting naar het
land van de andere nationaliteit (Marokko). De meereizende kinderen zijn overgedragen
aan de Raad voor de Kinderbescherming. Deze casus maakt geen deel uit van het kort
geding waartegen het kabinet beroep heeft ingesteld.3
Overigens informeren wij uw Kamer hierbij ook dat nog een andere vrouwelijke uitreizigster
is teruggekeerd via dezelfde vlucht vandaag. Zij verbleef reeds enige tijd in Turkse
vreemdelingendetentie. Deze persoon beschikt over de Nederlandse nationaliteit en
is conform het bestaande beleid onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee
teruggekeerd naar Nederland ten behoeve van vervolging en berechting.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken