Brief regering : Wettelijke evaluatie Luchtverkeersleiding Nederland
31 936 Luchtvaartbeleid
25 268
Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 703
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2019
Hierbij bied ik u, op grond van artikel 39, eerste lid van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen (zbo’s), het rapport aan inzake de wettelijke evaluatie van de Luchtverkeersleiding
Nederland (LVNL) over de periode 2013–20181. De evaluatie is afgelopen maanden door het onafhankelijke onderzoeksbureau Anderson
Elffers Felix uitgevoerd. In deze brief ga ik in op de prestaties van LVNL in deze
periode, de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie en mijn appreciatie
daarvan.
Prestaties in de onderzochte periode
LVNL voert publieke taken uit rondom luchtverkeersdienstverlening in het lagere luchtruim
(tot 24.500 voet, d.w.z. ca. 7,5 km). Deze publieke taken kennen meerdere identificeerbare
prestatiegebieden: veiligheid, capaciteit, kostenefficiency en milieu. Uit de evaluatie
blijkt dat LVNL in de onderzochte periode onverminderd de publieke taken rondom luchtverkeersdienstverlening
doelmatig uitvoert, zich inspant om de prestaties te blijven verbeteren en investeert
om dit ook in de toekomst te kunnen blijven doen. Bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid,
capaciteit, het behouden van voldoende verkeersleiders en het moderniseren van verkeersleidingsystemen.
LVNL heeft zijn taken op een veilige manier uitgevoerd en de afgelopen periode geïnvesteerd
om dat veilig te kunnen blijven doen, ook bij een verdere ontwikkeling van de luchtvaart.
De afgelopen jaren is de safety governance verder ontwikkeld, de meldingsbereidheid
onder personeel is toegenomen (just culture) en LVNL werkt samen met de luchtvaartsector
binnen een integraal Safety Management Systeem. Ik zie dat LVNL de verschillende aanbevelingen
van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid goed oppakt en daar verantwoordelijkheid
in neemt.
Bij capaciteit laat de evaluatie zien dat LVNL de afgelopen periode een groei in het
luchtverkeer van 18% heeft geaccommodeerd. Dit is geen geringe prestatie in een van
de drukst bevlogen gebieden van Europa, met een relatief klein luchtruim.
Ook op het gebied van het behouden en aantrekken van voldoende operationeel personeel
zijn flinke stappen gezet. Het in 2016 aangetreden bestuur heeft hier steeds de focus
op gehad. Mede door het sluiten van het Vreelandakkoord, wat rust heeft gebracht rondom
de arbeidsvoorwaarden van operationeel personeel, is het gelukt voldoende verkeersleiders
beschikbaar te hebben. Met lopende investeringen in de opleiding en het verder integreren
daarvan met Defensie tot één gezamenlijke opleiding (One ATC Academy) wordt beoogd
de capaciteit ook in de toekomst te kunnen blijven borgen. De voortekenen daarvan
zijn gunstig. Momenteel zijn 100 leerlingen in opleiding, een groter aantal dan ooit.
Om het toenemende luchtverkeer te kunnen blijven accommoderen en te kunnen blijven
voldoen aan de Europese (prestatie) eisen op het gebied van capaciteit en interoperabiliteit
die daartoe internationaal zijn afgesproken investeert LVNL in modernisatie van de
dienstverlening. Dit is complex en vraagt veel van de organisatie. De verbouwing en
digitale modernisering van de verkeerstoren op Schiphol die onlangs is afgerond is
daar een mooi voorbeeld van. Daarnaast is door LVNL ook hard gewerkt om verkeersleiding
op de luchthaven Lelystad te kunnen verzorgen. En met het nieuwe verkeersleidingsysteem
iCAS en de ontwikkeling van Remote Tower / Centralised Base voor de regionale velden
ontstaan mogelijkheden voor luchtverkeersleidingsconcepten die meebewegen met ontwikkelingen
in de luchtvaart.
Rol en positie LVNL in het maatschappelijke debat
AEF doet een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op zowel LVNL als mijn ministerie.
Ik ga hieronder specifiek in op een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op
de rol en positie van LVNL in het maatschappelijke debat en de relatie en samenwerking
tussen IenW en LVNL, en in toenemende mate het Ministerie van Defensie.
AEF constateert dat LVNL een positieve transitie heeft ingezet naar een meer open,
flexibele en extern georiënteerde organisatie, met name in de periode na aantreden
van het nieuwe bestuur in 2016. Dit wordt ook door mijn ministerie en alle partijen
rond LVNL als zodanig herkend en gewaardeerd. Deze transitie is nog in volle gang
en zal verder bestendigd moeten worden. Enerzijds in de eigen organisatie, in de werkwijze
en in de cultuur en anderzijds in de rolinvulling en positionering van LVNL in het
bredere maatschappelijke krachtenveld rond luchtvaart en in relatie tot andere luchtvaart-
en omgevingspartijen
Dit laatste raakt ook aan de rolverdeling en sturingsrelatie tussen mijn ministerie
en het zbo LVNL. AEF constateert dat de relatie en samenwerking tussen IenW en LVNL
de afgelopen jaren is verbeterd. Dit is echter geen vanzelfsprekendheid en AEF adviseert
de partijen in de driehoek te blijven reflecteren op de onderlinge verhoudingen en
of deze nog voldoen gelet op wat de inhoudelijke uitdagingen vragen. Ik omarm deze
conclusie en aanbeveling.
In een dergelijk gesprek past ook het eerdere besluit van de Staatssecretaris van
Defensie en mij om samen met de militaire dienstverlener, het Commando Luchtstrijdkrachten,
toe te werken naar één ATM organisatie binnen het huidige zbo LVNL, die na civiel-militaire
integratie (streefdatum medio 2023) als enige verantwoordelijk is voor de luchtverkeersdienstverlening
in het lagere luchtruim. Dat vraagt om een herijking van de taken en verantwoordelijkheden
van LVNL, zodat zij naast civiele taken ook in staat wordt gesteld de grondwettelijke
taken van Defensie te borgen.
De komende periode zal worden benut om samen met LVNL te verkennen hoe zij haar rol
als publieke dienstverlener en autoriteit op luchtvaartgebied beter kan benutten en
welke rolinvulling en positionering ten opzichte van andere partijen in de luchtvaartsector
en richting omgevingspartijen daarbij past. En om, gezamenlijk met het Ministerie
van Defensie, ook explicieter te maken hoe rollen, taken en verantwoordelijkheden
zijn verdeeld en op welke wijze de samenwerking wordt ingevuld.
Ook de overige aanbevelingen bieden goede aanknopingspunten om door LVNL, in samenspraak
met mijn ministerie, te worden opgepakt. LVNL opereert op professionele wijze en is
zich er van bewust dat het huidige tijdsgewricht meer van een luchtverkeerleidingsorganisatie
vraagt dan alleen het navigeren van vliegverkeer. Deze tijdsperiode vraagt een externe
focus en een permanente dialoog met stakeholders en betrokkenen. Ik concludeer dat
met de opvolging van deze aanbevelingen de LVNL op de goede weg is naar een organisatie
die in staat is de toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat