Brief regering : Visie Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 321
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2019
Dit jaar en volgend jaar vieren we 75 jaar vrijheid. Het kabinet vindt het belangrijk
om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden.
In deze brief geef ik mijn visie op het erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog en voer
ik de motie van de Tweede Kamer uit die in 2018 werd ingediend door de leden Beckermann,
Nijboer en Geluk-Poortvliet. Zij verzochten «met een samenhangende visie en actieplan
te komen voor het beheer, behoud, onderzoeken en aan een breed publiek tonen van erfgoed
en archeologie uit de Tweede Wereldoorlog.»1
Voor sommigen zijn de Tweede Wereldoorlog en de bezetting nog tastbaar en dichtbij,
anderen horen uit tweede of derde hand over deze periode. Voor sommigen vormt zij
onderdeel van hun levensverhaal, voor anderen een hoofdstuk uit een geschiedenisboek
of een museumstuk in een vitrine, dat aanzet tot nadenken.
De Tweede Wereldoorlog en de bezetting veranderden de maatschappij, het landschap
en de bevolking van Nederland. Het Joodse Amsterdam van voor 1940 met diamantbewerkers,
rabbijnen, leraren en journalisten bestaat niet meer. Langs de Nederlandse kust liggen
de sporen van de Atlantikwall – een verdedigingslinie in dienst van een dictatuur. En in enquêtes blijkt keer op
keer dat de jaren tussen 1940 en 1945 gegrift staan in ons collectieve geheugen. Ook
de jongere generaties hebben veel belangstelling voor dit tijdvak.2
Ik wil het erfgoed uit deze periode blijven beschermen om de verhalen over oorlog
en bezetting in heel Nederland te vertellen. Verhalen over vervolging en vernietiging,
maar ook over hoop op een betere toekomst. Verhalen die niet alleen gaan over toen,
maar ook over nu: ze leren ons hoe belangrijk vrijheid is hoe belangrijk het is om
oog te hebben voor de ander. De Tweede Wereldoorlog is onderdeel van onze geschiedenis
en identiteit. Daarom vind ik het belangrijk ook na 2020 het erfgoed uit deze periode
toegankelijk te houden voor toekomstige generaties. Deze visie sluit aan bij de overtuiging
die centraal staat in de brief Erfgoed telt; de overtuiging dat ons erfgoed telt vanwege de historische waarde, de waarde voor onze leefomgeving en de verbindende waarde in onze samenleving.3
Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden meer dan honderdduizend Nederlandse Joden vermoord
in concentratie- en vernietigingskampen. Honderden in Nederland levende Sinti en Roma
kwamen om, net als meer dan tweeduizend Nederlandse militairen en bijna drieduizend
burgers die werden doodgeschoten als straf of wraak voor hun verzet tegen de nazidictatuur.
Meer dan twintig duizend Nederlanders stierven bij bombardementen. Wie anders dacht
of anders was, werd opgepakt of vervolgd. Nederland, een land dat al decennialang
een democratie was, werd bezet door een wrede dictatuur.
Tot de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog behoren niet alleen gebeurtenissen
in Nederland, maar ook die in het voormalige Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
werden ruim tweeënveertig duizend militairen met een Europese of gemengde achtergrond
in krijgsgevangenschap gehouden. Ongeveer honderdduizend Nederlandse burgers kwamen
in kampen van de Japanse bezetter. Bijna dertienduizend van hen stierven.
Ook gebeurtenissen na 1945 – de onafhankelijkheid van Indonesië, de koloniale oorlog
en de terugkomst naar Nederland van soldaten en burgers – zijn met de Tweede Wereldoorlog
verbonden. Ongeveer driehonderdduizend mensen kwamen na 1945 vanuit Nederlands-Indië
naar Nederland. De Indische Nederlanders en Molukkers kwamen terecht in een land in
opbouw, waar weinig interesse was voor het leed dat zij in Azië hadden ondergaan.4
Vanuit de samenleving is er veel interesse voor erfgoed dat aan deze gebeurtenissen
herinnert. Zo geeft de site van het Netwerk Oorlogsbronnen een overzicht van sporen van de Tweede Wereldoorlog in Nederland en daarbuiten. Op
de website van Nationaal Comité 4 en 5 mei is een zoekmachine voor erfgoed met verhalen van bezoekers. Ook de website Traces of War biedt een overzicht. Er zijn herinneringscentra, monumenten, gemeentelijke musea
en rijksmusea en thematische routes door steden en landschappen. In onder meer Alkmaar,
Den Haag, Deventer, Glanerbrug, Groningen, Middelburg en Maastricht herinneren Stolpersteine
aan Joden, Sinti, Roma, dwangarbeiders en verzetsmensen. Vrijwilligers zetten zich
in als gids of verhalenverteller. Samenleving en overheid zorgen er samen voor dat
de verhalen verteld blijven en betekenisvolle plekken zichtbaar en toegankelijk zijn.
Het rijk voelt een grote verantwoordelijk voor het erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog.
Verschillende ministeries spelen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een rol. Het
Ministerie van VWS ondersteunt de koepel van oorlogs- en verzetsmusea – de Stichting
Musea en Herinneringscentra 40–45 – en vijf herinneringscentra: Herinneringscentrum
Kamp Westerbork, Nationaal Monument Kamp Vught, Nationaal Monument Kamp Amersfoort,
het Nationaal Monument Oranjehotel en het Indisch Herinneringscentrum Sophiahof in
Den Haag. De bezoekersaantallen van deze plaatsen zijn de laatste jaren flink toegenomen.5 Ook ondersteunt het Ministerie van VWS de Anne Frank Stichting. De ministeries van
VWS en OCW ondersteunen gezamenlijk het Joods Cultureel Kwartier, waarvan het Nationaal
Holocaust Museum onderdeel is, en het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-
en Genocidestudies (NIOD). Het NIOD verricht onderzoek naar de Tweede Wereldoog en
oorlogsgeweld, en stelt zijn collecties open voor alle belangstellenden.
Recent heeft de Staatssecretaris van VWS in het kader van 75 jaar vrijheid € 15 miljoen
extra beschikbaar gesteld voor vernieuwing van oorlogsmusea, onderzoek naar de Tweede
Wereldoorlog en het vergemakkelijken van de digitale toegang tot bronnen en archieven.
Het Mondriaan Fonds, een van de cultuurfondsen van het rijk, verdeelt deze middelen.
Ook heeft de Staatssecretaris van VWS voor de periode 2019–2020 € 2,05 miljoen beschikbaar
gesteld voor educatieprojecten in het kader van de viering van 75 jaar vrijheid. Zo
hebben het Verzetsmuseum Amsterdam en het Bevrijdingsmuseum Zeeland samen een educatief
programma rondom de tentoonstelling Mode op de bon ontwikkeld.6
Museum Bronbeek in Arnhem, onderdeel van het Ministerie van Defensie, besteedt in
de vaste expositie Het verhaal van Indië aandacht aan de Tweede Wereldoorlog in Azië. Jaarlijks vinden op het landgoed Bronbeek
herdenkingen plaats bij monumenten die herinneren aan de slachtoffers van de Slag
in de Javazee, van de Birma-Siam en Pakan Baroe Spoorwegen, van Japanse zeetransporten
en van Japanse jongens- en vrouwenkampen.7 Daarnaast geeft het museum als kenniscentrum nabestaanden informatie over hun familieleden.
Het Ministerie van BZK beheert rijksmonumenten die in bezit van het rijk zijn (er
zijn ook rijksmonumenten in particulier bezit) en ondersteunt samen met het Ministerie
van Defensie de Oorlogsgravenstichting. Deze stichting verzamelt de verhalen van mannen, vrouwen en kinderen die hun leven
verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog of tijdens gewelddadige conflicten daarna.
Wereldwijd onderhoudt de stichting zo’n 50.000 oorlogsgraven.
Het Ministerie van OCW financiert rijksmusea die met hun collectie en tentoonstellingen
aan de oorlog herinneren en stelt via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
kennis en subsidies voor rijksmonumenten beschikbaar. Het Nationaal Archief beheert
archieven uit de Tweede Wereldoorlog en houdt deze toegankelijk. Hiertoe behoren het
Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) – waar de vervolging van collaborateurs
is vastgelegd – en het archief van het Rode Kruis. Voor deze archieven is veel belangstelling;
jaarlijks zijn er drieduizend verzoeken voor inzage in het CABR-archief. Het Nationaal
Archief behoudt deze documenten voor toekomstige generaties en maakt ze door digitalisering
en tentoonstellingen toegankelijk. Zo komt er in 2020 een tentoonstelling over de
nasleep van de Tweede Wereldoorlog.
De kaart hieronder breng de plaatsen in beeld die met steun van het rijk in het hele
land herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. Het gaat daarbij om archieven, herinneringscentra,
musea, rijksmonumenten en twee kennisinstituten: het NIOD en het Nederlands Instituut
voor Militaire Historie (NIMH). Daarnaast zijn er veel plekken die niet door het rijk,
maar bijvoorbeeld door gemeenten of stichtingen worden beschermd.
Nederland heeft veel erfgoed dat herinnert aan de Tweede Wereldoorlog en dit erfgoed
is goed beschermd. De maatregelen die ik de komende tijd neem zijn dan ook vooral
aanvullend. Ze richten zich op erfgoed dat tot nu toe onvoldoende beschermd en toegankelijk
is. Daarbij volg ik de adviezen van de RCE, die in zijn verkenningen het erfgoed heeft
bezien en in samenspraak met een groot aantal deskundigen een aantal lacunes heeft
geconstateerd.8
Rijksmonumenten
De RCE constateert dat er sprake is van een rijk en omvangrijk bestand aan erfgoed
uit de Tweede Wereldoorlog en dat dit erfgoed goed wordt beschermd. «Met de huidige
collectie beschermd erfgoed kan het verhaal van de Tweede Wereldoorlog in bijna al
zijn facetten goed worden verteld. Er is sprake van een ruime collectie met slechts
een paar open plekken. Van de 3.170 rijksmonumenten met een militaire achtergrond
of functie, hebben er ruim 500 betrekking op de strijd en vervolging tijdens de Tweede
Wereldoorlog.»9 De RCE wijst erop dat ook gemeenten een belangrijke rol spelen bij de bescherming
van erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog.
Volgens de RCE zijn er slechts een paar lacunes in het bestand van door het rijk beschermde
monumenten: «plekken die herinneren aan het verzet, zoals het Oranjehotel in Scheveningen
en de Waalsdorpervlakte, onderduikplekken (waaronder interieurs), droppingzones en
landingsterreinen, en sites waar in de oorlog intensief is gevochten.»10 De RCE wijst daarbij op de Atlantikwall: afzonderlijke bunkers zijn weliswaar beschermd, maar er is weinig verbinding tussen
de verschillende delen en het internationale perspectief ontbreekt.
Volgens de RCE gaat het niet altijd alleen om bescherming van het monument zelf, maar
vooral «om een respectvolle omgang en betekenisgeving». Dit werd zichtbaar bij twee
monumenten waarover in de samenleving beroering ontstond: de bunker van voormalig
rijkscommissaris Seyss-Inquart bij Wassenaar en de Muur van Mussert bij Lunteren,
waar de NSB haar massabijeenkomsten hield. Het zijn betekenisvolle plekken in de Nederlandse
geschiedenis die een goede bescherming verdienen. In lijn met mijn visie dat zoveel
mogelijk verhalen over de Tweede Wereldoorlog verteld moeten worden, vind ik het belangrijk
dat er ook aandacht is voor verhalen over Nederlandse collaboratie, waarvan de Muur
van Mussert getuigt.
Mijn maatregelen zijn erop gericht dit erfgoed in de toekomst beter te beschermen:
• In 2018 heb ik de Muur van Mussert aan de lijst van rijksmonumenten toegevoegd, net
als delen van de Atlantikwall bij Hoek van Holland.
• Ik start de procedure om de Waalsdorpervlakte en het Oranjehotel de status van rijksmonument
te geven.
• In overleg met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb
de rijksbouwmeester gevraagd om een leidraad op te stellen voor de omgang met rijksmonumenten
die het Rijksvastgoedbedrijf beheert en wil afstoten. Deze leidraad kan mogelijke
ongerustheid wegnemen en helpen bij het vinden van een passende toekomstige bestemming
van het gebouw. De leidraad is voorjaar 2020 gereed.11
• Specifiek voor de bunker van Seyss-Inquart geldt dat tot deze leidraad gereed is,
geen onomkeerbare stappen worden gezet.
• De RCE wijst erop dat delen van de Atlantikwall goed beschermd zijn als erfgoed, maar een visie op het gehele, internationale linielandschap
van de Atlantikwall ontbreekt. Het verhaal van de Atlantikwall kan beter worden verteld als er meer oog is voor de (internationale) betekenis van
deze verdedigingslinie. Ik vraag de RCE deze visie in samenwerking met belanghebbenden
op te stellen.
Daarnaast blijven de komende jaren – ook na de herdenking van de bevrijding in 2019–2020
– voor rijksmonumenten12 de volgende subsidies bestaan:
• Via de subsidieregeling instandhouding monumenten kunnen eigenaren subsidie aanvragen
voor archeologische, groene en gebouwde rijksmonumenten die geen woonhuis zijn, zoals
een kazemat of bunker, een kazerne of een deel van een verdedigingslinie. De subsidie
bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten.
• Daarnaast bestaan nog de Instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten en de Subsidieregeling
stimulering herbestemming monumenten. Ook zijn er provinciale restauratieregelingen.
• Monumenteigenaren kunnen naast subsidie ook een lening aanvragen bij het Restauratiefonds.
• Ook private cultuurfondsen ondersteunen de restauratie van bijzondere monumenten en
interieurs.
Joods erfgoed
Door de vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog is de Joodse bevolking sterk in
omvang afgenomen. Dit maakt het des te belangrijker het Joodse erfgoed te beschermen.
In mijn brief Erfgoed telt heb ik dan ook het belang van Joods erfgoed onderstreept: deze plekken vormen met
een krachtige waarschuwing voor het heden en een boodschap voor de toekomst.13
Het gaat hierbij om meer dan het erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog, waartoe bekende
plaatsen als het Anne Frank Huis of de Hollandsche Schouwburg behoren. Tot het Joods
erfgoed in Nederland behoren ook een kleine dorpssjoel of een vergeten begraafplaats.
Ook de Tweede Kamer heeft om aandacht gevraagd voor deze plekken, die zich vaak buiten
de grote steden bevinden.14
De afgelopen periode heb ik gesprekken gevoerd met het Syneon (een samenwerkingsverband
in Noord- en Oost-Nederland van organisaties op het gebied van Joods cultureel en
religieus erfgoed), het Joods Cultureel Kwartier en het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap.
Uit deze gesprekken werd mij duidelijk dat er extra zorg nodig is voor verweesde begraafplaatsen
en synagogen.
De komende tijd neem ik de volgende maatregelen:
• Ik stel een bedrag van € 2,5 miljoen beschikbaar voor het onderhoud en de restauratie
van Joodse begraafplaatsen. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap en mijn ministerie
ontwikkelen hiervoor een plan.
• Daarnaast heeft het erfgoed van Joodse eigenaren mijn volle aandacht als het gaat
om de restitutie van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde kunst. De komende
tijd evalueer ik het restitutiebeleid. Bij deze evaluatie betrek ik de belanghebbende
partijen.
Toegankelijkheid van historische plaatsen
Bij het levend houden van de herinnering is niet alleen de bescherming van plaatsen
belangrijk, maar ook hun toegankelijkheid.
Bij de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog spelen het Nationaal Comité 4 en 5 mei
en herinneringscentra en oorlogsmusea, verenigd in de Samenwerkende Musea en Herinneringscentra
40–45, een grote rol. Ook het V-fonds ondersteunt naast oorlogs- en verzetsmusea verschillende
herdenkingen. In het hele land, vaak op historische locaties, zijn evenementen die
aan de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog herinneren. Het platform WOII stimuleert
samenwerking. Het Ministerie van VWS ondersteunt deze samenwerking.
Daarbij is ook aandacht voor wat er buiten het bezette Nederland is gebeurd. Om het
Indisch verleden een zichtbare plek te geven in de Nederlandse samenleving is er sinds
kort een centrale ontmoetings- en herinneringsplek in Den Haag: de Sophiahof. De Sophiahof
is onderdeel van de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland. Het Ministerie
van VWS stelt voor deze erkenning jaarlijks € 1,5 miljoen beschikbaar, en vanaf 2022
€ 1 miljoen.
De investering van het Ministerie van VWS draagt bij aan de toegankelijkheid van erfgoed
uit de Tweede Wereldoorlog. De bijbehorende regeling van het Mondriaan Fonds van € 15
miljoen verleent steun aan projecten die collecties aantrekkelijk maken voor het publiek,
onder meer door vernieuwende presentatievormen, digitalisering en initiatieven die
openbaar toegankelijke projecten realiseren.
In het Regeerakkoord is afgesproken te investeren «in het beter zichtbaar maken en
zo mogelijk toegankelijk maken van historische plaatsen in het land die het verhaal
van onze geschiedenis vertellen.»
De afgelopen periode heb ik daarvoor de volgende maatregelen genomen:
• Ik heb € 730.000 beschikbaar gesteld aan het netwerk van musea dat objecten uit de
Canon van Nederland laat zien, het Canonnetwerk. Dit netwerk kan zo uitbreiden met
meer musea, monumenten en andere historische plaatsen. Hierbij is ook ruimte voor
plaatsen die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. In het Canonnetwerk zijn onder
meer het Nationaal Militair Museum, het Nationaal Archief, Herinneringscentrum Kamp
Westerbork, het Airborne Museum, het Joods Cultureel Kwartier en Nationaal Monument
Kamp Vught vertegenwoordigd. Het netwerk zal daarnaast aanvullende programmering voor
uiteenlopende doelgroepen ontwikkelen en de digitale toegankelijkheid van de Canon
van Nederland verbeteren. De Tweede Wereldoorlog is onder scholieren het best bekeken
venster uit de Canon.15
• Ik heb € 1 miljoen beschikbaar gesteld aan het Mondriaan Fonds om projecten te ondersteunen
die beladen geschiedenis zichtbaar en toegankelijk maken. Het kan gaan om digitalisering,
het samenstellen van routes, tentoonstellingen of onderzoek. Aanvragers kunnen hun
project vanaf 1 november indienen.
Archeologie
Archeologische vondsten en sporen maken de verhalen over de Tweede Wereldoorlog tastbaar.
In een groot aantal lokale musea bevinden zich bodemvondsten die herinneren aan de
strijd die lokaal is geleverd. In de archeologie zijn veel vrijwilligers actief; ook
de publieke belangstelling voor vondsten is groot.
In de professionele archeologie krijgt de Tweede Wereldoorlog steeds meer aandacht.
Voorbeelden zijn onderzoeken naar de vuilstortplaats van het kamp Westerbork en kazematten
op de Grebbeberg. Er is geregeld discussie tussen professionals en vrijwilligers,
maar ook tussen professionals onderling, over de wetenschappelijke meerwaarde van
archeologisch onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog. Het gaat dan om verschillende
waarden: wetenschappelijke kennis (draagt de vondst bij aan onze kennis over deze
tijd?) en historische beleving (brengt de vondst het verleden voor publiek dichterbij?).16
Gemeenten zijn niet altijd bekend met de kansen die archeologisch onderzoek naar de
Tweede Wereldoorlog biedt. Het is belangrijk dat er aandacht is voor deze mogelijkheden;
de recent benoemde bijzonder hoogleraar archeologie en erfgoed van oorlog en massaal
geweld aan de Rijksuniversiteit Groningen draagt daar zeker aan bij.
Bij de omgang met erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog spelen nabestaanden een belangrijke
rol. Mensen die hun leven voor onze vrijheid hebben gegeven, verdienen een goede rustplaats.
Daarom heeft het kabinet in 2018 € 15 miljoen vrijgemaakt voor kansrijke bergingen.
Dit project, waarbij tientallen vliegtuigwrakken met vermiste bemanningsleden worden
geborgen, is in september 2019 gestart.17 De wet- en regelgeving sluiten bij vliegtuigbergingen echter nog niet goed op elkaar
aan. Ook lijkt de samenwerking tussen bergingsexperts en archeologen beter te kunnen.
Recent is veel aandacht uitgegaan naar de verdwijning van scheepswrakken in de Javazee
en bij Maleisië. Nabestaanden, maar ook de samenleving in bredere zin werden hierdoor
diep geraakt. Op 26 februari 2019 heb ik de Tweede Kamer het geactualiseerde beleidskader
voor scheepsvondsten en scheepsvindplaatsen in den vreemde toegezonden. Dit beleidskader
is voor het eerst ook ondertekend door de Minister van Defensie, naast de Minister
van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Financiën.
Uit overleg met de provincies, die verantwoordelijk zijn voor de archeologische depots,
zijn drie aandachtspunten voor archeologische vondsten uit de Tweede Wereldoorlog
naar voren gekomen: duidelijkheid over het eigendom van het materiaal; aandacht voor
wapenvondsten die nu als gevolg van de wet wapens en munitie niet in depots mogen
worden opgeslagen en wet- en regelgeving over de selectie en waardering van vondsten
die volgens de provincies nu niet goed op de praktijk aansluit.
De komende tijd neem ik de volgende maatregelen:
• Ik heb de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer gevraagd om een werkwijze
voor de waardering en selectie voor vondsten uit de Tweede Wereldoorlog te ontwikkelen.
• De RCE roept een platform in het leven waar vrijwilligers, professionele archeologen
en gemeenten kennis en ervaringen kunnen uitwisselen over archeologisch onderzoek
naar de Tweede Wereldoorlog.
• Ik pas het Besluit Erfgoedwet Archeologie zo aan dat dit aansluit bij voor vliegtuigbergingen
relevante wet- en regelgeving. Dit zal ik doen in goed overleg met de overige betrokken
ministeries. Ook zal ik mij inspannen voor een zo goed mogelijke samenwerking tussen
alle betrokken partijen.
• Ik ga in gesprek met de betrokken landen over een goede werkwijze bij de omgang met
vondsten. Deze zijn bijna altijd het juridische eigendom van andere landen. Nederland
kan dus niet zelfstandig bepalen wat er mee moet gebeuren. Ik wil de betrokken landen
dan ook een voorstel doen voor een protocol over bepaalde categorieën vondsten en
de omgang daarmee.
• Met mijn collega van Justitie en Veiligheid overleg ik over de beperkingen die de
provincies ervaren als gevolg van de Wet Wapens en Munitie.
• De selectie en conservering van vondstmateriaal betrek ik bij de evaluatie van de
Erfgoedwet.
Tot slot
De Tweede Wereldoorlog vormt een belangrijk onderdeel van ons collectieve geheugen.
De belangstelling voor deze periode in de geschiedenis is groot; zeker nu we vijfenzeventig
jaar vrijheid vieren. Het erfgoed in Nederland dat herinnert aan de Tweede Wereldoorlog
is goed beschermd. De aanvullende maatregelen die ik in deze brief aankondig, nemen
lacunes in de bescherming van dit erfgoed weg.
Voor de brief is gebruik gemaakt van verkenningen van de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed naar militair erfgoed, herinneringserfgoed en archeologie18. Deze verkenningen gaan op meer in dan erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog. Ook heeft
de rijksdienst nog een verkenning uitgebracht over erfgoed uit de periode 1965–199019. Mijn reactie op deze verkenningen ontvangt de Tweede Kamer begin 2020.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.