Brief regering : Feitenrelaas inzake de transparantie over burgerslachtoffers bij luchtaanvallen
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 663
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2019
Van oktober 2014 tot en met juni 2016 (eerste inzetperiode) en van januari 2018 tot
en met december 2018 (tweede inzetperiode) leverde Nederland met onze F-16’s een bijdrage
aan de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie boven Irak en Syrië. Zoals aan uw Kamer
is gemeld in de voortgangsrapportage van 18 april jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 651) hebben Nederlandse F-16’s sinds het begin van de inzet in oktober 2014 in totaal
circa 3.000 missies uitgevoerd, waarbij meer dan 2.100 keer wapens zijn ingezet.
In antwoord op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Defensie van 5 november
2019 doe ik u hierbij in aanvulling op mijn brief van 4 november (Kamerstuk 27 925, nr. 670) en in aanvulling op datgene wat in diverse debatten over dit onderwerp is gewisseld
een feitenrelaas toekomen over de transparantie over Nederlandse betrokkenheid bij
mogelijke burgerslachtoffers bij luchtaanvallen in de strijd tegen ISIS.
Oktober 2014
Aanvang van de bijdrage van Nederland aan de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie
boven Irak en Syrië (eerste inzetperiode).
Juni 2015
In de nacht van 2 op 3 juni wordt door de anti ISIS-coalitie met Nederlandse F-16’s
in Hawija een aanval uitgevoerd op een faciliteit waar door ISIS zogenoemde vehicle borne Improvised Explosive Devices (IED’s) werden gefabriceerd. Uit ons eigen Battle Damage Assessment (BDA) bleek direct dat er sprake was van onbedoelde nevenschade. Dit is ook direct
aan CENTCOM gemeld. Ook is er door Defensie meteen aanvullend onderzoek opgestart
naar de rechtmatigheid van de inzet en naar eventuele procedurele fouten.
Op 5 juni wordt in een persconferentie door het Pentagon aangegeven dat men bekend
was met de wapeninzet in Hawija en dat de Coalitie aanvullend onderzoek was gestart.
Het Ministerie van Defensie stuurt enkele dagen na de wapeninzet in Hawija een medewerker
naar het Combined Air Operations Center (CAOC) in Qatar om daar geïnformeerd te worden over de voortgang van dit onderzoek.
Op 9 juni werd mijn ambtsvoorganger gebriefd over de aanval, en over de voortgang
van het initiële onderzoek dat door CENTCOM was uitgevoerd naar deze aanval. Dat onderzoek
wees uit dat het volgens CENTCOM geloofwaardig was dat er burgerslachtoffers waren
gevallen bij deze aanval waarbij Nederland betrokken was. Het ministerie ontving het
definitieve initiële onderzoek op schrift op 15 juni.
Het is aannemelijk dat de meest betrokken ministeries over het bestaan van het onderzoek
zijn geïnformeerd.
In antwoord op feitelijke vragen over de voortgangsrapportage (Kamerstuk 27 925, nr. 540) is op 23 juni aangegeven dat, voor zover op dat moment bekend, er geen sprake was
geweest van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers door luchtaanvallen in
Irak. Deze beantwoording is vervolgens op 30 juni besproken in een algemeen overleg
over de Nederlandse strijd tegen ISIS.
September 2015
In de nacht van 20 op 21 september werd door de anti ISIS-coalitie met Nederlandse
F-16’s in Mosul een aanval uitgevoerd op een vermeend hoofdkwartier van ISIS.
Oktober 2015
Op 27 oktober werd het Ministerie van Defensie door CENTCOM ervan op de hoogte gesteld
dat er sprake was van Nederlandse betrokkenheid bij mogelijke burgerslachtoffers bij
een aanval in Mosul.
Het Ministerie van Defensie startte daarop een aanvullend onderzoek naar de wapeninzet
in Mosul.
November/december 2015
Op 14 november ontvangt het Ministerie van Defensie het initiële CENTCOM rapport over
de wapeninzet in Mosul. In het rapport werd vastgesteld dat inlichtingen van de anti-ISIS
coalitie die hebben geleid tot het identificeren van het doel onjuist waren. Voorafgaand
en tijdens de inzet waren er geen indicaties dat de informatie onjuist was. Op basis
van de door CENTCOM aangehaalde open bronnen zijn bij deze aanval zeer waarschijnlijk
vier burgerslachtoffers gevallen.
Januari/februari 2016
Het Ministerie van Defensie stelt het OM op de hoogte van het initiële CENTCOM-rapport
over de wapeninzet in Hawija en het initiële CENTCOM-rapport over de wapeninzet in
Mosul.
In beantwoording van feitelijke vragen over de aanvullende art. 100 brief inzake de
strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 571) werd uw Kamer op 6 februari aangegeven dat er om operationele redenen geen details
werden vrijgegeven van de afzonderlijke onderzoeken. In deze beantwoording is uw Kamer
geïnformeerd dat van de inmiddels ruim 1.300 wapeninzetten van Nederland er twee gevallen
van mogelijke burgerslachtoffers werden onderzocht.
Mei/juni 2016
Het Ministerie van Defensie rondt de eigen aanvullende onderzoeken naar de wapeninzet
in Hawija en Mosul af. Deze onderzoeken richtten zich op de rechtmatigheid van de
inzet en op eventuele procedurele fouten. Deze onderzoeken worden op 30 juni aangeboden
aan de Commandant der Strijdkrachten.
In juni wordt tevens de eerste inzetperiode van de bijdrage die Nederland leverde
aan de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie beëindigd.
Juli 2016
In een algemeen overleg over de Nederlandse strijd tegen ISIS is aan uw Kamer aangegeven
dat er twee onderzoeken van het OM liepen, en dat Kamer direct geïnformeerd zou worden
als die onderzoeken tot een conclusie leidde.
Augustus 2016
Het Ministerie van Defensie biedt het resultaat van de eigen aanvullende onderzoeken,
die zich richtte op de rechtmatigheid van de inzet en op eventuele procedurele fouten,
aan het OM aan.
Januari 2017
Uw Kamer wordt op 27 januari (Kamerstuk 27 925, nr. 606) geïnformeerd over het voornemen om in 2018 wederom deel te nemen aan de luchtcampagne
(tweede inzetperiode).
Februari 2017
Het finale CENTCOM rapport over de wapeninzet in Mosul is gedateerd op 13 februari.
Juni 2017
Op 1 juni vindt in uw Kamer een besloten technische briefing plaats, waarin een toelichting
werd gegeven op de redenen voor deelname aan de strijd tegen ISIS, de situatie op
de grond, het verloop van de militaire campagne en de inzet van de Nederlandse F-16’s.
Ook werd hier gesproken over het zorgvuldige doelontwikkelproces oftewel het targeting proces van de coalitie en dus ook van Nederland. Uw Kamer wordt geïnformeerd over het feit
dat er naast de twee eerder aan de Kamer gemelde onderzoeken er nog een derde geval
door het OM werd onderzocht.
November 2017
Vlak na mijn aantreden ben ik in persoon en op hoofdlijnen over de lopende missies
en operaties, alsmede over gevallen waarbij mogelijk burgerslachtoffers waren te betreuren,
geïnformeerd.
Januari 2018
Aanvang van de tweede inzetperiode van de bijdrage van Nederland aan de luchtcampagne
van de anti-ISIS coalitie boven Irak en Syrië.
Februari 2018
Het Ministerie van Defensie wordt ambtelijk geïnformeerd dat het OM geen aanleiding
zag voor vervolgonderzoek naar de vier gevallen die uiteindelijk door het OM zijn
onderzocht.
April 2018
In de voortgangsrapportage van 13 april (Kamerstuk 27 925, nr. 629) wordt uw Kamer vervolgens geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken. In
de brief werd gemeld dat het Ministerie van Defensie een aanvullend onderzoek had
ingesteld naar drie van de in totaal circa 3.000 missies waarbij mogelijk burgerslachtoffers
zijn gevallen, waarbij was geconcludeerd dat er geen sprake was van onrechtmatigheid
of van eventuele procedurele fouten. Ook werd vermeld dat het OM onderzoek had ingesteld
naar vier van de in totaal circa 3.000 missies, inclusief de drie door het Ministerie
van Defensie onderzochte gevallen, en dat het OM uiteindelijk geen aanleiding zag
voor vervolgonderzoek. Alle genoemde onderzoeken betroffen gevallen in de eerste inzetperiode
van oktober 2014 tot en met juni 2016. In de tweede inzetperiode (januari 2018 tot
en met december 2018) heeft noch het Ministerie van Defensie noch – voor zover bekend
– het OM aanleiding gezien om onderzoeken in te stellen.
December 2018
De Nederlandse F-16 inzet binnen de anti-ISIS coalitie wordt op 31 december beëindigd,
onder andere vanwege de transitie naar de F-35 en om invulling te geven aan de stand-by
verplichtingen voor de NAVO Response Force in 2019 en 2020. Het is daarmee onwaarschijnlijk dat Nederland in de nabije toekomst
opnieuw zal deelnemen aan de luchtcampagne van de anti-ISIS coalitie. In verband met
de beëindiging van de F-16 inzet is het Ministerie van Defensie aan de slag gegaan
met een nieuwe toets van de mogelijkheden van meer transparantie binnen de genoemde
kaders.
Mei 2019
In het algemeen overleg over de voortgangsrapportage van 13 april (Kamerstuk 27 925, nr. 653) is door mij toegezegd dat uw Kamer na het zomerreces een reactie zou ontvangen op
de voorstellen van enkele Kamerleden over meer transparantie inzake mogelijke burgerslachtoffers
bij luchtaanvallen in de strijd tegen ISIS.
September 2019
Op 30 september (Kamerstuk 27 925, nr. 659) is uw Kamer gemeld dat, in het kader van de zorgvuldigheid, er meer tijd nodig was
om uw Kamer van een inhoudelijke reactie te voorzien.
Oktober 2019
Naar aanleiding van recente berichtgeving in de media over mogelijke Nederlandse betrokkenheid
bij een luchtaanval in Irak is in een brief van 18 oktober (Kamerstuk 27 925, nr. 670) nogmaals aangegeven dat uw Kamer op korte termijn nader zou worden geïnformeerd
over de haalbaarheid van meer transparantie over mogelijke burgerslachtoffers bij
luchtaanvallen.
November 2019
Uw Kamer wordt geïnformeerd over de haalbaarheid van meer transparantie over mogelijke
burgerslachtoffers bij luchtaanvallen (kenmerk 2019Z21066).
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie