Brief regering : Beleidsreactie op het rapport Governance in het mbo; Raden van toezicht en het samenspel met bestuurders in het mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 444 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2019
De afgelopen jaren is het bestuur in de mbo-sector in toenemende mate geprofessionaliseerd.
Dit vind ik een belangrijke ontwikkeling die ik met grote belangstelling volg, aangezien
deze bijdraagt aan goed bestuur. Wet- en regelgeving biedt de randvoorwaarden voor
goed bestuur en onderwijs, maar uiteindelijk krijgt goed bestuur pas concreet vorm
binnen de onderwijsinstelling zelf. Het college van bestuur en de raad van toezicht
als interne toezichthouder zijn daarbij gezamenlijk verantwoordelijk voor de strategie
en het functioneren van de organisatie. Daar hoort ook het bevorderen van een goede
governancecultuur bij.
Goed bestuur is naar mijn mening niet alleen op te vatten als naleving van lidmaatschapseisen
in een code en navolging van wet- en regelgeving (verticale sturing). Goed bestuur
draait ook om hoe colleges van bestuur, raden van toezicht en medezeggenschapsorganen
in mbo-scholen zich tot elkaar en tot externe belanghebbenden verhouden. Het vraagt
om een integere, juiste en gepaste houding, en navenant gedrag. Dit geldt voor allen
die bij het intern toezicht, besturen en verantwoorden op mbo-scholen betrokken zijn.
Dit noem ik de horizontale dialoog.
Daarbij is een van de belangrijkste interne gesprekspartners voor bestuurders de raad
van toezicht. De raad van toezicht is namelijk werkgever, toezichthouder en adviseur
van het college van bestuur van een instelling en heeft tevens de rol van netwerker.
Het is daarom goed dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) onderzoek
heeft gedaan naar de verhouding tussen raden van toezicht en besturen. De conclusies
van dit onderzoek staan in het rapport Governance in het mbo; Raden van toezicht en
het samenspel met bestuurders in het mbo. Bij deze bied ik u dit rapport aan1.
Conclusies inspectierapport
De inspectie signaleert dat de taak van de raad van toezicht veelomvattend en complex
is. Het is voor hen niet eenvoudig om in dialoog met belanghebbenden de balans te
vinden tussen het dienen van het publieke belang enerzijds en de instelling anderzijds.
Vooral wanneer dit belang niet (volledig) samenvalt. Dat vraagt professionaliteit
en rolzuiverheid van de toezichthouder. Scholing en intervisie kunnen deze rolvervulling
verder bevorderen. De inspectie stelt dat qua scholingsaanbod nog winst te behalen
is en de raden die de belangen behartigen van bestuurders (MBO Raad) en toezichthouders
(VTOI-NVTK en Platform Raden van Toezicht MBO) hier nog meer in kunnen investeren.
De inspectie geeft verder aan dat het samenspel tussen raden van toezicht en bestuurders
zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld heeft. Waar het goed gaat ziet de inspectie
dat bestuurders en raden van toezicht een permanente discussie voeren over hun rollen
en rolvastheid. Als het minder gaat dan zijn hiervoor verschillende redenen. Vaak
ontbreekt het in die situaties bij de raden van toezicht aan inzicht in de span of control van bestuurders. Ook kan het zijn dat de communicatie en de informatievoorziening
tussen de raad van toezicht en raad van bestuur dan tekort schiet. De inspectie merkt
op dat wat betreft communicatie en informatievoorziening er een belangrijke (onafhankelijke)
rol ligt voor de bestuurssecretaris van de instelling, die als schakel tussen het
bestuur en de raad fungeert.
In het rapport wordt ook aangegeven dat – vanuit hun onafhankelijke rol – raden van
toezicht ook zelf informatie kunnen ophalen. Dat is nodig om de afwegingen van het
bestuur bij besluiten goed te kunnen plaatsen en te waarderen en eventueel tegenwicht
te bieden. Nu gebeurt dat in sommige gevallen nog onvoldoende. Ook wordt aangegeven
dat wanneer bestuurders en raden van toezicht voor dilemma’s staan er verschillen
in standpunten ontstaan. De raad van toezicht plaatst vanuit haar rol als toezichthouder,
met betrekking tot de (financiële) continuiteit van de instelling, soms het instellingsbelang
boven het maatschappelijk belang. Bij bestuurders kan dit dan andersom zijn.
Reactie
Goed bestuur en een sterke governance cultuur zijn van groot belang. Dat is zeker
zo gegeven de ontwikkelingen die ik zie binnen het mbo. Hiervan zou ik er graag twee
specifiek aan willen stippen in relatie tot het rapport van de inspectie. Ten eerste
wijs ik graag op de focus op de autonomie van het bestuur. Dit vooral met het oog
op het samenspel met de regio. De mbo-sector is bij uitstek regionaal georienteerd.
Het bestuursakkoord MBO – dat ik begin 2018 met de sector heb gesloten – biedt ook
de ruimte en richting om dit verder te ontwikkelen.2 Daarom is in de opzet van de recente kwaliteitsafspraken ruimte voor scholen om hun
eigen (regionale) prioriteiten en doelen te formuleren. Deze focus op de autonomie
van het bestuur komt ook terug bij de keuze van de inspectie voor het bestuursgericht
toezicht. Hierbij wordt meer rekenschap gegeven van de autonomie van de instelling.
Dergelijk beleid vraagt wel dat besturen in- en extern het goede gesprek voeren. Ten
tweede zijn er de uitdagingen als gevolg van de daling van de studentenaantallen in
het mbo. Zo zal bijvoorbeeld de komende 15 jaar het aantal mbo-studenten met 14 procent
dalen, maar in specifieke regio’s kan deze daling oplopen tot wel 30 procent. Deze
ontwikkelng zorgt er voor dat er meer druk kan komen te staan op de verhouding tussen
het instellingsbelang en het maatschappelijk belang. Er ligt een uitdaging voor het
mbo, die niet vanuit het belang van één instelling op te lossen is.
In het licht van bovenstaande ontwikkelingen is het goed om op te merken dat op het
gebied van governance de sector zelf goede stappen heeft gezet de afgelopen jaren.
Stappen die ik met grote belangstelling volg en aanmoedig. Denk hierbij aan de Branchecode
goed bestuur, die vanaf 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zoals eerder dit jaar
is gemeld aan de Tweede Kamer heeft de Monitoringscommissie Branchecode goed bestuur
(hierna: commissie) in haar eindrapportage «Daad bij het woord» onder andere de suggestie
gedaan aan de MBO Raad om de code verder te ontwikkelen.3 Dit zodat deze kan bijdragen aan het goede gesprek met in- en externe belanghebbenden.
In het voorjaar van 2020 komt de MBO Raad met een aangepaste branchecode, waarin de
aanbevelingen in verwerkt zijn.
Op basis van het onderzoek van de inspectie zal ik met de MBO Raad in gesprek gaan.
Ik zal hen vragen de adviezen van de inspectie ook een plek in de nieuwe branchecode
te geven. Het verankeren van een goede en tijdige externe oriëntatie van de raden
van toezicht is namelijk gewenst en verdient daarom een plek in de nieuwe branchecode.
Ook ben ik positief over het feit dat voor het voortgezet onderwijs een gezamenlijke
werkagenda opgesteld wordt met de VTOI-NVTK en andere relevante partijen uit de sector.
Dit verruimt de mogelijkheden om van goede voorbeelden en elkaars ervaringen (over
de sectoren heen) te leren. Ik zal kijken hoe we deze ervaringen ten gelde maken binnen
de ontwikkeling van de governance in het gehele onderwijs. Daarnaast vraag ik de inspectie
om in hun bestuurlijk toezicht blijvend aandacht te besteden aan governance, waarbij
zij ook zal kijken naar de externe oriëntatie van de raden van toezicht en het samenspel
met bestuurders. Het onderzoek laat immers zien dat deze relatie cruciaal is voor
het functioneren van het toezicht.
Ik heb er vertrouwen in dat bovenstaande punten er voor zorgen dat governance in het
mbo nog meer geprofessionaliseerd gaat worden en het samenspel tussen besturen, raden
van toezicht en hun omgeving versterkt wordt. Dit zodat ook het toezicht kan bijdragen
aan de toekomstbestendigheid van het beroepsonderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap