Brief regering : Uitkomsten expedities scheepswraklocaties in Maleisië en Indonesië
32 156 Monumentenzorg
Nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2019
Eerder informeerden wij u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over een
tweetal expedities naar de scheepswraklocaties in de wateren rondom Indonesië en Maleisië
(Kamerstuk 32 156, nr. 99 en Kamerstuk 32 156, nr. 100). Wij hebben toen toegezegd uw Kamer op een later moment meer in detail te berichten
over de uitkomsten van deze expedities. Met deze brief doen wij onze toezegging gestand.
In de bijlage treft u bovendien de verslagen van de beide expedities aan1.
Uitkomsten expedities
Indonesië
Nederland en Indonesië hebben van 12 tot en met 19 juni 2019 gezamenlijk maritiem-archeologisch
onderzoek uitgevoerd op de locaties van de wrakken van de Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms.
Java en de Hr.Ms. Kortenaer. Het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het stappenplan dat Nederland en Indonesië in 2016 hebben opgesteld naar aanleiding van de illegale
berging op de drie Nederlandse oorlogswrakken in de Javazee. De expeditie werd namens
Nederland geleid door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en bestond uit
een voor deze gelegenheid speciaal samengesteld team van specialisten uit Nederland
en Indonesië. De wrakken liggen op een grote diepte van tussen de vijftig en zeventig
meter. Ze zijn met behulp van sonar apparatuur (side scan sonar, multibeam sonar en subbottom profiling), magnetometer en een onderwaterrobot met camera (remotely operated
vehicle) in kaart gebracht.
Op de locatie van de Hr.Ms. De Ruyter, rond zeventig meter diep, ligt meer dan in
eerste instantie werd gedacht. Er zijn enkele grote stukken (tot ongeveer tien meter
lengte) zichtbaar op en net onder het zeebodemoppervlak. Een voorzichtige schatting
is dat er nog ongeveer vijf procent van het wrak op de zeebodem ligt.
Op de locatie van de Hr.Ms. Java, zeventig meter diep, ligt ook meer dan in eerste
instantie gedacht. Hier zijn naast constructiedelen ook verschillende grote munitiehulzen
zichtbaar. De schatting is dat ook hier nog maximaal vijf procent van het oorspronkelijke
wrak aanwezig is.
Op de locatie van de Hr.Ms. Kortenaer, op een diepte van ongeveer vijftig meter, is
het reeds bekende scheepsdeel herkenbaar aanwezig. De hoogte van het materiaal is
op sommige plekken ongeveer tien meter. Het materiaal is echter zwaar aangetast en
uit positie gebracht door de op industriële wijze uitgevoerde berging. Al met al wordt
geschat dat er nog tien tot vijftien procent van het totale wrak op de zeebodem aanwezig
is.
Op alle drie de locaties zijn indicaties aangetroffen van grootschalige bergingsactiviteiten,
zoals grote hoeveelheden dik touw en gaten in de bodem die wijzen op een methode waarbij
met een zwaar blok de scheepsconstructie in stukken wordt gebroken.
Maleisië
Een speciaal samengesteld team van Nederlandse en Maleisische experts voerde van 29 juni
tot 7 juli 2019 een expeditie uit naar de locaties van de O16 en de KXVII. Deze expeditie
vond plaats in het kader van de op 26 juni 2019 ondertekende intentieverklaring tussen
Nederland en Maleisië betreffende maritiem erfgoed. Het Nederlandse team bestond uit
de Defensie Duikgroep van het Ministerie van Defensie (DDG) en de RCE, waarvan de
laatste de leiding over de gehele expeditie had. Het onderzoek onder water is uitgevoerd
met de «Remus», een Autonomous Underwater Vehicle (AUV) van Defensie. Hiermee is met behulp van sonar de bodem op beide locaties in
kaart gebracht.
De onderzeeboten, die op tussen vijftig en zestig meter diepte liggen, zijn grotendeels
verdwenen als gevolg van illegale berging. Van de O16 zijn nog slechts enkele restanten
aanwezig. In verband met de gebruikte specifieke onderzoeksmethode is hier geen percentage
te noemen. Van de KXVII is, buiten zeer kleine fragmenten, alleen nog een afdruk in
de zeebodem aanwezig.
Vervolgstappen
Indonesië
Op dit moment worden de wraklocaties beschermd als puntlocatie op de nautische kaarten.
Op basis van de uitkomsten van de onderzoeksexpeditie gaan Nederland en Indonesië
beheersplannen opstellen voor de wraklocaties. De wens van Nederland is om het gebied
rondom de wrakken dat beschermd wordt te vergroten. De drie wraklocaties zijn oorlogsgraven
en van cultuurhistorisch belang. Bescherming van deze locaties is dan ook wenselijk
met name als plaats van herdenking voor de nabestaanden. Wij gaan met Indonesië en
de nabestaanden in gesprek over de manier waarop we dit vorm kunnen geven.
Maleisië
Aan de Maleisische marine is inmiddels een verzoek gestuurd om inzage in data van
de locaties van nog twee andere onderzeeboten die vergaan zijn in Maleisische wateren,
de O20 en KXVI. Afhankelijk van de aanwezigheid van deze data en de inhoud daarvan,
gaan we in gesprek over eventueel vervolgonderzoek ter plaatse.
Na afloop van de expeditie naar de locaties van de O16 en KXVII hebben Nederland en
Maleisië een gezamenlijke verklaring naar buiten gebracht, waarin is afgesproken om
op basis van beschikbare data te achterhalen wat er met de verdwenen wrakken is gebeurd
en om in gezamenlijkheid te kijken naar vervolgstappen.2 Bij deze vervolgstappen betrekken we ook de nabestaanden.
Contact met de nabestaanden
Op zaterdag 12 oktober zijn de bij Defensie bekende nabestaanden geïnformeerd over
de uitkomsten van de beide expedities. Tijdens deze bijeenkomst heeft de onderzoeksleider
van de RCE een presentatie gegeven over de expedities. Vertegenwoordigers van de Ministeries
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Buitenlandse Zaken en Defensie hebben vragen
van nabestaanden beantwoord. De verdwijning van de scheepswrakken is een groot verlies.
Nabestaanden geven aan dit op een passende manier te willen verwerken en afsluiten.
Wij hebben de nabestaanden toegezegd hierover met hen in gesprek te blijven, mede
met het oog op vervolgstappen en hen op de hoogte te zullen blijven houden van relevante
ontwikkelingen.
Tot slot
De illegale berging en plundering van oorlogswrakken en oorlogsgraven is een internationaal
vraagstuk. Wij zullen daarom in de komende tijd internationaal aandacht vragen voor
deze problematiek om hiermee het bewustzijn bij zoveel mogelijk landen en partijen
te vergroten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie