Brief regering : Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019
35 315 (R2137) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 8 juli 2019
A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
11 oktober 2019.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigd
Minister van Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 november 2019.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2019
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 8 juli 2019 te Brasilia tot stand gekomen Luchtvaartverdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Federale
Republiek Brazilië (Trb. 2019, nr. 125).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Sint Maarten gevraagd.
Aan de Gouverneur van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 11 oktober
2019 over te leggen aan de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint
Maarten, en de Federale Republiek Brazilië (hierna: het verdrag) is het resultaat
van besprekingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en Brazilië. De
onderhandelingen vonden op 10 december 2013 plaats tijdens de International Civil
Aviation Negotiations (ICAN) te Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die besprekingen
was de wens van de partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en Brazilië
in een verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen.
Het verdrag valt vanwege de liberale inhoud in de categorie Open Skies, waarin wordt
voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het afsluiten van een verdrag werd door beide partijen noodzakelijk geacht teneinde
tegemoet te komen aan de ontwikkelingen in de luchtvaart en meer in het bijzonder
om tegemoet te komen aan de commerciële en operationele wensen van de luchtvaartsector
van beide partijen. Tevens zijn in het verdrag de standaardbepalingen ten aanzien
van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan
de internationale verplichtingen ter zake.
Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van
de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93
en 94 van de Grondwet, die aan de door Brazilië aangewezen luchtvaartmaatschappijen
het recht toekent op de verlening van een exploitatievergunning voor de overeengekomen
diensten (artikel 3, tweede lid) en het aanvangen van de exploitatie van de overeengekomen
diensten (artikel 3, derde lid) op de routes die omschreven zijn in de bijlage bij
het verdrag. Verder worden aan de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen met
betrekking tot de toepassing van wetten (artikel 5), gebruikersheffingen (artikel
9), douanerechten (artikel 10), capaciteit (artikel 11), prijzen (artikel 12), mededinging
(artikel 13), omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten (artikel 14), commerciële
activiteiten (artikel 15), operationele flexibiliteit (artikel 16) en goedkeuring
van schema’s (artikel 18).
II. Artikelsgewijze toelichting
II.1. Verdrag
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen
gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de (vervoers)rechten opgesomd die de (aangewezen) luchtvaartmaatschappijen
onder het verdrag mogen uitvoeren waaronder het recht van overvlucht en technische
landing. Het vierde lid bepaalt dat het niet toegestaan is om passagiers, bagage,
vracht en post tussen bestemmingen op het grondgebied van de andere partij te vervoeren
(cabotage).
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen)
Voor het uitvoeren van de overeengekomen diensten wordt in het eerste lid van artikel
3 de aanwijzing voorzien van een of meer luchtvaartmaatschappijen per partij en het
recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid wordt bepaald
onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend.
Artikel 4 (Weigering, intrekking en beperking van vergunningen)
Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de ingevolge
het tweede lid van artikel 3 aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen
verstrekte exploitatievergunningen, hetzij tijdelijk, hetzij permanent, te weigeren,
in te trekken, te schorsen of hieraan voorwaarden te verbinden in de gevallen genoemd
in het eerste lid, onder a), b), c) en d), van het artikel.
Artikel 5 (Toepassing van wetten)
Artikel 5 behandelt de wetten en voorschriften die van toepassing zijn op binnenkomst
op of vertrek uit haar grondgebied van vliegtuigen van de andere partij (eerste lid),
op binnenkomst op, verblijf in of vertrek uit haar grondgebied van passagiers, bemanning
en vracht (tweede lid), waarbij geen sprake mag zijn van discriminatie ten opzichte
van luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. Er mag geen voorkeur worden gegeven
aan de eigen luchtvaartmaatschappijen bij de toepassing van de wetten en voorschriften
op het gebied van onder andere immigratie, douane en quarantaine (derde lid).
Artikel 6 (Erkenning van certificaten en vergunningen)
Artikel 6 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen
die door de ene partij zijn uitgereikt of geldig verklaard en nog van kracht zijn,
door de andere partij als geldig erkend moeten worden, mits deze bewijzen en vergunningen
voldoen aan eisen die gelijk zijn aan of zwaarder zijn dan de minimumnormen die kunnen
worden vastgesteld uit hoofde van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago) (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45).
Artikel 7 (Veiligheid) en Artikel 8 (Beveiliging van de luchtvaart)
De artikelen 7 en 8 bevatten bepalingen met betrekking tot de veiligheid en beveiliging
van de luchtvaart. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld (inclusief zogenaamde
platforminspecties) indien Sint Maarten of Brazilië twijfels heeft over de wijze waarop
de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en
gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven,
bieden de artikelen de mogelijkheid om de exploitatie van vluchten door de luchtvaartmaatschappijen
van en naar elkaars grondgebied te weigeren en bieden het vierde lid van artikel 7
en het zevende lid van artikel 8, de mogelijkheid om de vergunningen te schorsen of
daarvan af te wijken dan wel te weigeren, in te trekken, te schorsen of daaraan voorwaarden
te verbinden. Verder wordt in beide artikelen verwezen naar de door de Internationale
Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde normen voor veiligheid en
luchtvaartbeveiliging, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen
tussen Sint Maarten en Brazilië, in acht moeten worden genomen.
Artikel 9 (Gebruikersheffingen)
In dit artikel wordt overeengekomen dat partijen ervoor zorgen dat gebruikersheffingen
die aan de eigen luchtvaartmaatschappijen worden opgelegd niet hoger zijn dan die
worden opgelegd aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor vergelijkbare
internationale diensten.
Artikel 10 (Douanerechten)
Artikel 10, eerste lid, bevat een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen,
douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die
elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving. Het
derde lid bepaalt dat normale boorduitrustingsstukken alsmede de materialen en voorraden
die normaal gesproken aan boord van het luchtvaartuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij
blijven, alleen op het grondgebied van de andere partij mogen worden uitgeladen met
toestemming van de douaneautoriteiten van die partij.
Artikel 11 (Capaciteit)
Artikel 11 bepaalt dat frequentie en capaciteit worden vastgesteld op basis van commerciële
marktoverwegingen en dat er in beginsel geen eenzijdige beperkingen worden opgelegd
ten aanzien van capaciteit, frequentie en type luchtvaartuig.
Artikel 12 (Prijzen)
Artikel 12 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de prijzen zelfstandig
kunnen vaststellen. Ingeval van oneerlijke concurrentie kunnen de luchtvaartautoriteiten
van beide partijen in overleg treden in overeenstemming met artikel 19 van het verdrag.
Artikel 13 (Mededinging)
Artikel 13 bepaalt dat partijen, op verzoek, informatie moeten verschaffen met betrekking
tot mededingingswetgeving, -beleid en -praktijken of wijzigingen daarvan.
Artikel 14 (Omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten)
Artikel 14 bevat bepalingen over omwisseling van valuta en overmaking van inkomsten.
Het vierde lid bepaalt dat in geval van een bijzondere overeenkomst ter voorkoming
van dubbele belastingen of een bijzondere overeenkomst waarin de overdracht van gelden
wordt geregeld, de bepalingen van dergelijke overeenkomsten zullen voorgaan.
Artikel 15 (Commerciële activiteiten)
Artikel 15 bevat bepalingen over commerciële activiteiten (waaronder verkoop en op
de markt brengen van internationale luchtdiensten) inclusief het vestigen van kantoren,
zowel online als offline, op het grondgebied van de andere partij. Het derde, vierde
en vijfde lid bevatten bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
hebben op het verblijf van gespecialiseerd personeel op het grondgebied van de andere
partij.
Artikel 16 (Operationele flexibiliteit)
Artikel 16 bevat bepalingen over de operationele flexibiliteit van het gebruik van
eigen of geleasede luchtvaartuigen.
Artikel 17 (Statistieken)
Artikel 17 bepaalt dat op verzoek van de luchtvaartautoriteiten van elk der partijen
periodieke of andere statistische gegevens kunnen worden verstrekt.
Artikel 18 (Goedkeuring van schema’s)
Artikel 18 regelt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van elke partij tenminste
30 dagen voor aanvang van de exploitatie van de overeengekomen diensten ter goedkeuring
een vluchtschema moeten indienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere partij.
Deze procedure geldt ook voor elke wijziging van het vluchtschema.
Artikelen 19 tot en met 26 (Procedurele en slotbepalingen)
De artikelen 19 tot en met 26 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met
betrekking tot onder meer overleg (artikel 19), regeling van geschillen (artikel 20),
wijzigingen (artikel 21), multilaterale verdragen (artikel 22), beëindiging (artikel
23), registratie bij de ICAO (artikel 24), toepasselijkheid (artikel 25) en inwerkingtreding
(artikel 26).
II.2 Bijlage
De bijlage bij het verdrag vormt een integrerend onderdeel van het verdrag. In de
routetabel wordt bepaald dat gevlogen kan worden van, naar en via elkaars grondgebied.
Ingevolge opmerking 2 van de bijlage kunnen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van partijen vijfde vrijheidsrechten uitoefenen. In opmerking 3 is geregeld dat de
door Brazilië aangewezen luchtvaartmaatschappijen geen commerciële verkeersrechten
uitoefenen tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire),
tussen Sint Maarten en Curaçao, en tussen Sint Maarten en Aruba.
De bijlage is, voor zover het de routetabel betreft, aan te merken als zijnde van
uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes,
behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het
recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
III. Koninkrijkpositie
Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Sint
Maarten gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.