Brief regering : Reactie op de motie van het lid Van Ojik over een betere waarborging van veilige vliegroutes boven conflictgebieden
24 804 Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
Nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2019
Op 1 oktober j.l. vond een plenair debat over de vervolging van vier verdachten voor
betrokkenheid bij het neerhalen van vlucht MH17 plaats (Handelingen II 2019/20, nr.
7, debat over vervolging van vier verdachten voor betrokkenheid bij het neerhalen
van de MH17). Daarbij heeft het lid Van Ojik (GroenLinks) een motie ingediend die
onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
valt.1 De motie verzoekt de regering, zich binnen de VN-luchtvaartorganisatie ICAO in te
spannen voor het bereiken van betere waarborging van veilige vliegroutes boven conflictgebieden,
en de Kamer hierover te informeren. Conform toegezegd ontvangt u hierbij mijn oordeel
over de motie.
Reactie
De regering onderschrijft het belang van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid en spant zich er voor in deze aanbevelingen te (doen) uitvoeren. Nederland
spant zich sinds het neerhalen van vlucht MH17 in binnen de VN-luchtvaartorganisatie
ICAO voor verdere verbetering van de veiligheid van vliegroutes boven en nabij conflictgebieden
en zal zich hiervoor blijven inzetten.
De Onderzoeksraad heeft in zijn opvolgingsonderzoek geconstateerd dat staten in een
gewapend conflict moeite kunnen hebben de veiligheid van hun luchtruim te bewaken
door beperkingen voor hun luchtruim in te stellen. Voorts wordt geconstateerd dat
informatiedeling over snel escalerende conflictsituaties ad hoc plaats vindt en via
informele netwerken verloopt, alsmede dat een goede relatie en wederzijdse communicatie
tussen luchtvaartmaatschappijen en inlichtingendienst(en) van een staat waar die maatschappij
gevestigd essentieel is. De Onderzoeksraad stelt niet dat de huidige praktijk waarin
beslissingen hierover worden overgelaten aan individuele landen en vliegtuigmaatschappijen
te gevaarlijk en vrijblijvend is. De regering is het eens met de constateringen van
de Onderzoeksraad en deelt derhalve niet de overweging in de motie. Hiervoor verwijs
ik ook naar de reactie van het kabinet op het opvolgingsonderzoek.2
De inzet van Nederland binnen ICAO in de afgelopen jaren heeft er onder meer toe geleid
dat de voorstellen voor de opvolging van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad in
een vergevorderd stadium van afronding zijn. Zo zijn nieuwe ICAO-normen voorbereid
en is gewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe ICAO-handleiding voor de risicobeoordeling
van het vliegen over of nabij conflictgebieden. In deze handleiding wordt overigens
ook gewezen op de wijze waarop in Nederland de dreigingsinformatie voor de burgerluchtvaart
wordt gedeeld tussen overheidspartijen en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen (het
convenant). Voor wat betreft het functioneren van het convenant verwijs ik naar de
laatste evaluatie die deze zomer naar uw Kamer is toegezonden.3
De recente verkiezing van Nederland in de Raad van ICAO voor de komende 3 jaar maakt
dat op deze wijze extra aandacht voor het onderwerp kan blijven worden gevraagd. In
de ICAO Raad zitten naast Nederland nog 35 andere landen waaronder ook andere landen
waar slachtoffers van vlucht MH17 zijn gevallen. Dit zijn Australië, Canada, Maleisië,
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Nederland zal zich inzetten om met deze landen
en de landen die eerder steun hebben verleend gezamenlijk in de Raad op te trekken.
Van de overige landen in de Raad kan niet op voorhand worden voorspeld hoe zij vorm
wensen te geven aan verdere verbetering van de veiligheid van vliegroutes boven en
nabij conflictgebieden, maar de Nederlandse inspanningen zullen uiteraard zijn gericht
op het verkrijgen van een breed draagvlak in de ICAO Raad.
Op basis van het besluit van de 39e Assembly van ICAO in 2016 zijn relevante voorschriften met betrekking tot het vliegen
over conflictgebieden geëvalueerd en waar nodig aangepast. Deze worden volgens de
planning in 2020 afgerond.
Vooruitlopend op deze planning in 2020 heeft Nederland niet alleen bij ICAO maar ook
bij IATA bevorderd dat landen en luchtvaartmaatschappijen op regionale schaal samenwerken
en informatie delen (hiervoor verwijs ik ook naar de reactie van het kabinet op het
opvolgingsonderzoek). Van dergelijke samenwerking wordt meer effect verwacht dan het
uitsluitend vertrouwen op luchtruiminformatie die verstrekt is door staten die in
een conflict verwikkeld zijn. Het nieuwe ICAO-handboek beschrijft ook voorbeelden
van good practice over samenwerking en informatiedeling over risico’s op regionale
schaal.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal het ICAO-secretariaat blijven
ondersteunen bij de verdere implementatie van het handboek op internationale schaal.
Bij de 40ste Assembly heeft Nederland wederom aandacht gevraagd met steun van andere lidstaten
voor de verdere implementatie van het handboek en heeft Nederland het ICAO-secretariaat
daarvoor hulp aangeboden.
Op het gebied van informatiedeling en risicobeoordeling blijft Nederland zich actief
inzetten voor de afronding van de internationaal lopende acties die noodzakelijk zijn
om aan de aanbevelingen van het MH17 onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid
te voldoen.
Oordeel
Met in achtneming van bovenstaande laat ik het oordeel over de motie over aan de Kamer.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat