Brief regering : Bevorderen contractering ggz
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 484
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2019
In het Hoofdlijnenakkoord ggz is door alle partijen aangegeven dat zij de groei van
niet-gecontracteerde zorg onwenselijk vinden daar waar deze aantoonbaar ondoelmatig
is. Partijen hebben in het Hoofdlijnenakkoord gezamenlijk afspraken gemaakt om contractering
te bevorderen. Zo zijn afspraken gemaakt over hoe zorgverzekeraars en zorgaanbieders
beter contact met elkaar hebben en houden, zowel bij de contractering zelf als door
het jaar heen en zowel over de kwaliteit als over het verbeteren van de informatie
aan de cliënt. Met deze afspraken willen partijen het proces van contracteren verbeteren
en willen zij het voor zorgaanbieders aantrekkelijker maken om een contract af te
sluiten.
Met partijen is afgesproken dat de NZa de ontwikkelingen in het contracteerproces
monitort. Dit doet de NZa door de jaarlijks uit te brengen Monitor contractering.
Vektis rapporteert over cijfermatige ontwikkeling van het aandeel niet-gecontracteerde
zorg. Op basis van deze monitors bespreken de partijen samen of het contracteerproces
verbetert en waar mogelijkheden zijn voor verdere verbetering.
Kernboodschap van deze brief
Bijgaand ontvangt u in het kader van het bevorderen van het contracteren een verdiepend
onderzoek naar redenen van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om wel of niet een contract
te sluiten1. Dit onderzoek is in opdracht van de NZa uitgevoerd en vormt het tweede deel van
de Monitor contractering ggz 2019, conform de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord.
Daarnaast ontvangt u macro-cijfers van Vektis over de omvang van de niet-gecontracteerde
ggz in 2016 en 20172. De belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken zijn:
– Het aandeel niet-gecontracteerde zorg stijgt van 6,1% in 2016 naar 6,9% in 2017.
– Zorgaanbieders en zorgverzekeraars noemen twee overeenkomende reden om geen contract
aan te gaan, namelijk dat de aanbieder niet voldoet aan de (kwaliteits)eisen die de
zorgverzekeraar als contractvoorwaarde opneemt en dat een zorgverzekeraar al voldoende
zorg heeft ingekocht in een regio.
– Aanbieders noemen daarnaast: een te laag omzetplafond, geen mogelijkheid om te onderhandelen
over het contract, de door de zorgverzekeraars gehanteerde tarieven zijn te laag,
te hoge administratieve lasten rondom het contracteer- en zorgverleningsproces en
het feit dat de aanbieder weinig tot geen zorg levert aan verzekerden van een zorgverzekeraar.
– De zorgverzekeraars noemen als aanvullende reden vermoedens van fraude.
– De al eerder gepubliceerde Monitor contractering 2019 en dit aanvullende, verdiepende
onderzoek geven handvatten die partijen kunnen oppakken om het contracteren aantrekkelijker
te maken. Ik ga hierover met partijen in gesprek.
Omvang van de niet-gecontracteerde ggz
De eerste rapportage betreft de rapportage van Vektis over het aandeel niet-gecontracteerde
ggz in 2016 en 2017. Uit deze rapportage blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde
ggz is gestegen van 6,1% in 2016 naar 6,9% in 2017.
Jaar
Totale ggz1
Niet-gecontracteerde ggz
Aandeel niet-gecontracteerde zorg
2016
€ 2.347 mln
€ 144 mln
6,1%
2017
€ 2.421 mln.
€ 168 mln
6,9%
X Noot
1
Totale ggz die in deze analyse is betrokken; drie zorgverzekeraars zijn uitgesloten
van deze analyse.
De totale kosten van de specialistische ggz en de basis ggz die in deze analyse van
Vektis betrokken zijn3, groeien met € 74 mln. Een derde deel van deze groei betreft niet-gecontracteerde
zorg: € 24 mln. De niet-gecontracteerde zorg groeit in relatieve zin harder (+17%)
dan de gecontracteerde zorg (+2,3%). De groei van de niet-gecontracteerde zorg vindt
plaats in de specialistische ggz, niet in de basis ggz. Geïntegreerde ggz-instellingen
leveren vrijwel uitsluitend gecontracteerde zorg. De niet-gecontracteerde zorg wordt
geleverd door vrijgevestigde aanbieders en overige instellingen.
Volgend jaar, als gegevens uit 2018 beschikbaar zijn, zal Vektis het onderzoek uitbreiden
en verdiepen. Daarbij kan Vektis ook een uitsplitsing maken naar de diagnose van de
patiënt en onderscheid maken tussen zorg met en zonder verblijf. Vanzelfsprekend breng
ik uw Kamer op de hoogte van de resultaten.
Tweede deel van de Monitor contractering ggz 2019
De tweede rapportage betreft het tweede deel van de Monitor contractering ggz 2019
van de NZa4. Dit betreft een verdiepend onderzoek naar redenen voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars
om wel of niet een contract te sluiten. Dit verdiepende onderzoek is aangekondigd
in de brief over bevorderen van contracteren van 9 november 20185. Uit het onderzoek komen de volgende bevindingen naar voren.
De geïnterviewde zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben verschillende redenen aangegeven
om geen contract met elkaar aan te gaan. Redenen die beide partijen noemen zijn dat
aanbieders niet voldoen aan (kwaliteits)eisen die zijn opgenomen in de contractvoorwaarden
van de verzekeraar. Ook het gegeven dat de zorgverzekeraar al voldoende zorg heeft
ingekocht in een regio vormt een belangrijke reden voor niet contractering. Instellingen
en vrijgevestigde zorgaanbieders noemen daarnaast als aanvullende redenen, dat het
geboden omzetplafond te laag is en dat er geen ruimte is voor groei, er geen mogelijkheid
is om te onderhandelen over het contract en er weinig tot geen zorg geleverd wordt
aan verzekerden van de zorgverzekeraar. Tevens wordt genoemd dat de door de zorgverzekeraars
gehanteerde tarieven te laag zijn en de administratieve lasten rondom het contracteer-
en zorgverleningsproces te hoog zijn. Geïnterviewde zorgverzekeraars geven als aanvullende
reden aan dat er in sommige gevallen sprake is van vermoedens van fraude.
Deze resultaten komen grotendeels overeen met eerdere onderzoeken naar redenen om
geen contract aan te gaan. Het onderzoek is minder diepgravend geweest dan de bedoeling
was. De bedoeling was te verdiepen door op casusniveau ervaringen van zorgaanbieders
en zorgverzekeraars te spiegelen. Met uitzondering van één aanbieder, gaven aanbieders
echter geen toestemming aan de onderzoekers om hun gegevens door te spreken met de
zorgverzekeraar. De onderzoekers hebben daarom geanonimiseerd de gegevens met de zorgverzekeraar
moeten delen waardoor geen hoor-en wederhoor van specifieke casussen mogelijk was.
Hierdoor zijn de bevindingen algemener en minder casusgebonden en heeft het onderzoekstraject
ook geen effect kunnen sorteren in termen van een beter gesprek tussen partijen over
concrete casussen.
Het onderzoek bevat aanknopingspunten voor de sector om drempels voor contractering
weg te nemen. Het gaat daarbij om optimalisatie van communicatie en het contracteerproces,
zoals uniformiteit tussen zorgverzekeraars en de verlichting van administratieve lasten.
Ook kunnen zorgverzekeraars en aanbieders het gesprek aangaan over het omzetplafond
en de ruimte voor groei, de inhoud van het contract en de geboden tarieven. Voor een
deel laat het onderzoek ook zien dat er geen contract wordt gesloten omdat de belangen
van de partijen te ver uiteen liggen. Een voorbeeld daarvan is een situatie waarbij
een zorgverzekeraar een omzetplafond hanteert om de kosten in de hand te houden, terwijl
een aanbieder juist wil groeien. Een ander voorbeeld betreft een zorgverzekeraar die
een doelmatigheidseis als contractvoorwaarde opneemt terwijl een aanbieder geen bemoeienis
wenst van de zorgverzekeraar voor wat betreft het gemiddeld aantal uren zorg per patiënt.
Reactie
Voor de ggz-cliënt is het belangrijk dat hij of zij zorg krijgt van goede kwaliteit
en dat die toegankelijk is, binnen redelijke termijn en afstand. En natuurlijk moet
de zorg professioneel worden verleend en georganiseerd. Niet alleen in elk afzonderlijk
onderdeel van de zorg en ondersteuning, maar zorgverleners moeten ook goed samenwerken,
zodat de zorg ook in samenhang wordt verleend, zeker als het kwetsbare mensen betreft.
Goede, betaalbare en toegankelijke zorg vraagt om goede afspraken tussen verzekeraars
en aanbieders. Die afspraken worden in de regel vastgelegd in contracten, waarin zij
afspraken maken over de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg.
Zo kunnen zij samen invulling geven aan thema’s zoals de juiste zorg op de juiste
plek, kwaliteit, wachttijden en administratie. In een contract kunnen bijvoorbeeld
afspraken gemaakt worden over het gebruik van recente richtlijnen, standaarden en
protocollen door hulpverleners, over de inzet van e-health, en zelfhulpprogramma’s.
De zorgverzekeraar en aanbieder kunnen afspraken maken hoe de effectiviteit van behandeling
bij patiënten gemeten kan worden en hoe wachtlijsten teruggedrongen kunnen worden.
Maar ook kunnen zij afspraken maken over samenwerking met de gemeenten wat betreft
de zorg voor moeilijk benaderbare groepen als zorgmijders. Daarom vind ik het belangrijk
dat drempels om een contract af te sluiten worden weggenomen7. De Monitor contractering 2019 en het bijgaand onderzoeksrapport bieden handvatten
die partijen kunnen oppakken om het contracteren aantrekkelijker te maken. Daarover
ga ik -conform de afspraken van het Hoofdlijnenakkoord – het gesprek aan met partijen
van het Hoofdlijnenakkoord. De NZa brengt volgend jaar opnieuw een monitor uit.
Uit het onderzoek van Vektis blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde ggz stijgt
naar 6,9% in 2017. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Het is daarom van belang
dat het contracteerklimaat verder verbetert, zodat de bereidheid van zorgaanbieders
om contracten te sluiten toeneemt. Het contracteerproces dient zodanig ingericht te
zijn dat het een ondersteuning is voor zowel zorgverleners om zinnige en zuinige zorg
van goede kwaliteit te leveren als voor zorgverzekeraars om voor hun verzekerden de
kwalitatief beste zorg zo doelmatig mogelijk in te kopen. Ik ben daarom blij met het
initiatief dat partijen hebben genomen om het gesprek verder voort te zetten om de
afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord ggz over het stimuleren van contracteren verder
vorm te geven. De eerste bijeenkomst met Zorgverzekeraars Nederland, branche- en beroepsverenigingen
van aanbieders en zorgverleners in de ggz heeft reeds plaatsgevonden.
Uit dit onderzoek blijkt dat partijen soms niet tot een contract komen omdat belangen
te ver uiteen liggen. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben andere belangen daar
waar zorgaanbieders willen kunnen groeien of geen inmenging willen daar waar het de
doelmatigheid van de zorg betreft, terwijl zorgverzekeraars de wettelijke opdracht
hebben om de zorgkosten betaalbaar te houden. Ik vind het van belang dat zorgverzekeraars
deze opdracht kunnen waarmaken, juist ook in het licht van schaarste aan personeel
en middelen. We moeten krachtig tegengaan dat we op één plek te veel zorg leveren
en dat op een andere plek mensen verstoken blijven van zorg. De beschikbare zorg moet
eerlijk verdeeld worden en de solidariteit niet onnodig op de proef worden gesteld.
Voor de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord is van belang hoe de ontwikkeling van
het aandeel niet-gecontracteerde ggz in 2019 verder verloopt. De partijen van het
Hoofdlijnenakkoord streven immers naar een daling in 2019 ten opzichte van ijkjaar
2016 met in achtneming van de ontwikkeling in 2017 en 2018. Partijen hebben immers
afgesproken dat zij de groei van de niet-gecontracteerde zorg onwenselijk vinden daar
waar deze aantoonbaar ondoelmatig is. Afgesproken is dat als het aandeel niet-gecontracteerde
zorg in (onderdelen van) de ggz ondanks de hiervoor genoemde inspanningen niet daalt,
verdergaande (gerichte) aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om het
onderscheid tussen de vergoeding van niet-gecontracteerde versus gecontracteerde zorg
te verhelderen dan wel te versterken.
Zoals eerder aangegeven bereidt het kabinet een wetswijziging voor die de overheid
de mogelijkheid biedt om voor bepaalde (deel) sectoren de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde
zorg in (nadere) regelgeving vast te leggen en deze dus niet langer over te laten
aan verzekeraars en de daarover ontstane jurisprudentie. De komende jaren moet op
basis van de jaarlijkse inhoudelijke analyse van het contracteerproces door de NZa
en de reguliere meting van de ontwikkeling van de niet-gecontracteerde zorg door Vektis,
meer duidelijkheid ontstaan over hoe de omvang van de niet-gecontracteerde ggz zich
ontwikkelt en wat daarvan de achtergrond is. Na een gezamenlijke analyse van aard
en oorzaak van de ontwikkeling van het contracteerproces en van de omvang van de niet-gecontracteerde
zorg kan het Kabinet in een volgende fase besluiten of en wanneer en in welke (deel-)sector
deze kan-bepaling nader wordt ingevuld en geëffectueerd. Dat is nu nog niet aan de
orde. De wetswijziging zal naar verwachting in het najaar aan de Tweede Kamer aangeboden
worden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport