Brief regering : Beleidsreactie op Gezondheidsraad-advies Langer Doorwerken
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 949
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2019
In juni 2015 is de Gezondheidsraad gevraagd het kabinet te adviseren over het vraagstuk
langer doorwerken en gezondheid.
In het door de Gezondheidsraad uitgebrachte advies staat de volgende hoofdvraag centraal:
wat is er vanuit gezondheidsperspectief nodig voor langer doorwerken? De Gezondheidsraad
heeft hiertoe vervolgens twee aspecten nader uitgewerkt: wat is de onderlinge wisselwerking
tussen gezondheid en inzetbaarheid en wat heeft opleidingsniveau hiermee te maken?
En wat zijn potentiele randvoorwaarden en mogelijke maatregelen om langer doorwerken
mogelijk te maken? Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, het rapport van de Gezondheidsraad aan1.
De vragen zijn onverminderd actueel voor werkgevers en werknemers, maar ook voor de
overheid. In het principeakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel dat op
5 juni jl. is gepresenteerd, zijn aanvullende maatregelen aangekondigd. Het betreffen
een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen en een pakket maatregelen dat het voor eenieder haalbaar maakt
om gezond werkend het pensioen te bereiken; ook voor degenen met zwaar werk.
Conclusies Gezondheidsraad
De brede vraagstelling leidt tot een breed beeld aan uitkomsten. Zeer in het algemeen
concludeert de Gezondheidsraad dat een slechte gezondheid uiteraard leidt tot verminderde
inzetbaarheid. Omdat de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland pas recent is opgeschoven,
is er niet veel gelegenheid geweest om te onderzoeken wat de relatie andersom is:
de effecten van langer doorwerken op de gezondheid. Daarom heeft de Gezondheidsraad
haar advies gebaseerd op indirect bewijs voor verminderde inzetbaarheid, namelijk
indicatoren zoals verhoogde herstelbehoefte en meer ziekteverzuim. Een van de belangrijkste
aanbevelingen is dan ook te blijven inzetten op onderzoek en monitoring op dit onderwerp.
Naast deze algemene conclusies omvat het rapport van de Gezondheidsraad een groot
aantal deelconclusies voor diverse verschillende groepen. De Gezondheidsraad heeft
zich in het bijzonder gericht op lager opgeleiden en concludeert dat het risico op
het voortijdig verlaten van de arbeidsmarkt via werkloosheid, arbeidsongeschiktheid
en vroegpensioen door een slechte gezondheid hoger blijkt naarmate het opleidingsniveau
lager is.
De Gezondheidsraad geeft aan dat het beperkt mogelijk is om iets te zeggen over de
effectiviteit van specifieke maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid.
Volgens de Gezondheidsraad is qua type maatregelen het meeste effect te verwachten
van op maat geformuleerde regelmogelijkheden op individueel of op organisatieniveau.
De maatregelen die de gezondheidsraad bekeken heeft variëren van coaching door een
bedrijfsarts tot sporten op het werk.
Beleidsreactie
De Gezondheidsraad komt tot een aantal aanbevelingen die ik ter harte neem ter ondersteuning
van mijn beleid. Ik ga hieronder achtereenvolgens in op: maatwerk in maatregelen voor
inzetbaarheid, jong beginnen met duurzame inzetbaarheid, flexibele vormen van pensionering,
inzet op arbeidsomstandigheden en kennisontwikkeling.
Maatwerk in maatregelen voor inzetbaarheid
De Gezondheidsraad heeft gekeken naar de randvoorwaarden en andere factoren die samenhangen
met de inzetbaarheid van oudere werkenden. Naast gezondheid en inkomen onderscheidt
de Gezondheidsraad een drietal factoren die een rol spelen. Deze liggen op respectievelijk
individueel, organisatie- en beleidsmatig niveau. Bij individuele factoren kan gedacht
worden aan opleidingsniveau, vrije tijdbesteding en leefstijl. Belangrijke organisatiefactoren
zijn arbeidsomstandigheden, voldoende regelmogelijkheden op het werk: zowel qua werkinhoud
als qua individueel en levensfasebewust loopbaanbeleid. De Gezondheidsraad is ook
ingegaan op beleidsmatige factoren zoals (financiële) prikkels voor arbeidsparticipatie
of veranderingen in pensioenregelingen. Het gaat hier om potentiële randvoorwaarden,
die van invloed kunnen zijn. De effectiviteit van elke maatregel afzonderlijk is volgens
de Gezondheidsraad onduidelijk, echter wanneer alle maatregelen bij elkaar worden
genomen is een klein gunstig effect duidelijk zichtbaar. Volgens de Gezondheidsraad
zijn regelmogelijkheden (autonomie) op organisatieniveau de meest veelbelovende soort
maatregelen die langer doorwerken mogelijk kunnen maken. Dit onderstreept het belang
van maatwerk: maatregelen die aansluiten bij de individuele situatie van de werknemer
en mogelijkheden bij de betreffende organisatie. Een herkenbaar beeld. Werkomstandigheden
variëren immers tussen sector, organisatie en zelfs individuele werknemer.
Afgelopen jaren heeft SZW verschillende initiatieven ontplooid als onderdeel van het
programma Duurzame Inzetbaarheid. Deze hebben verschillende aanknopingspunten opgeleverd
voor passende maatregelen en het creëren van bewustwording en het bieden van handelingsperspectief
door het delen van goede voorbeelden. Hierop zal worden voortgebouwd bij het samen
met werkgevers en werknemers uitwerken van het eerder genoemde pakket aan maatregelen
om gezond te kunnen doorwerken aan het pensioen.
Een belangrijk doel van het programma was het vergroten van de bewustwording over
de noodzaak om te investeren in duurzame inzetbaarheid in het Midden- en Kleinbedrijf,
precies het organisatieniveau waarop de Gezondheidsraad veelbelovende maatregelen
voor langer doorwerken ziet.
Een andere activiteit van het programma Duurzame inzetbaarheid was het stimuleren
van leren en ontwikkelen bij lager opgeleide werkenden: een belangrijke manier om
de positie van werkenden met een kwetsbare arbeidsmarktpositie te verbeteren. Om werkgevers
en O&O-fondsen hierbij te ondersteunen heeft SZW bij zestien sectoren goede praktijkvoorbeelden
in kaart gebracht.2 Daarnaast is in samenwerking met AWVN een gedragsexperiment opgezet om te onderzoeken
of managers hun medewerkers kunnen motiveren om te investeren in hun duurzame inzetbaarheid.
De doelgroep betreft werknemers tot en met een MBO 4 niveau. Dit gedragsexperiment
raakt het beleid inzake Leven Lang Ontwikkelen, waarop ik hieronder kort inga.
Jong beginnen
De Gezondheidsraad adviseert vanaf het begin van de loopbaan te beginnen met duurzame
inzetbaarheid, bijvoorbeeld door loopbaanbeleid of maatregelen gericht op bewustwording
voor veilig en gezond werken. Op die manier kan in een vroeg stadium rekening gehouden
worden met de eventuele achteruitgang in gezondheid en inzetbaarheid op hogere leeftijd.
Hoe eerder dit in het onderwijs wordt aangeleerd hoe beter dit in de praktijk kan
worden gebracht wanneer men toetreedt tot de arbeidsmarkt. Zo worden toekomstige werknemers
zich op jonge leeftijd al bewust van het belang van gezond en veilig werken en duurzame
inzetbaarheid. Voor het middelbaar beroepsonderwijs is daarom, met ondersteuning van
mijn departement, een keuzedeel ontwikkeld: «Blijvend fit, veilig en gezond werken».
Met dit keuzedeel kan de student zijn vakmanschap ten aanzien van gezond en veilig
werken verdiepen. In afstemming met de MBO-raad verken ik de mogelijkheid voor scholen
om advies op maat te krijgen om dit keuzedeel specifiek te maken voor de betreffende
beroepsopleiding.
Door ook als de loopbaan eenmaal is begonnen tijdig te investeren in scholing en ontwikkeling
blijven mensen duurzaam inzetbaar op de arbeidsmarkt. Het kabinet richt zich hierop
onder de noemer Leven Lang Ontwikkelen, zoals aangegeven in de kamerbrief van 27 september
2018.3 Focus ligt op het stimuleren van eigen regie van mensen op hun loopbaan en hun leven,
zodat zij zich kunnen ontwikkelen, hun eigen keuzes kunnen maken en kunnen voorkomen
dat zij hun baan verliezen. Het kabinet werkt in aanvulling op wat sociale partners
en O&O fondsen al doen aan een uitgavenregeling voor individuele leer- en ontwikkelbudgetten.4 Om samen met alle betrokken partijen tot een doorbraak te komen en een sterke leercultuur
te realiseren, verbetert het kabinet de randvoorwaarden via een meerjarig actiegericht
programma. Daarin is onder meer veel aandacht voor het stimuleren van een leercultuur
in het MKB5 en voor het meer flexibel maken van het onderwijsaanbod voor volwassenen.
Flexibele vormen van pensionering
Het belang van maatwerk komt ook terug in de aanbeveling van de Gezondheidsraad om
te onderzoeken of flexibele vormen van pensionering beter passen bij de grote diversiteit
in gezondheid op hogere leeftijd en bij de grote gezondheidsverschillen tussen laag-
en hoogopgeleiden. Er bestaan reeds verschillende mogelijkheden om het aanvullend
pensioen naar eigen wens in te richten. De ingangsdatum van het aanvullend pensioen
kan (binnen grenzen) zelf gekozen worden, de hoogte van het aanvullend pensioen kan
in de eerste jaren van pensionering hoger of lager worden vastgesteld (hoog-laag uitkering)
en het aanvullend pensioen kan in deeltijd worden opgenomen. Daarnaast heeft de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 27 juni jl. een hoofdlijnenbrief naar de Tweede
Kamer gezonden inzake het mogelijk maken van opname bedrag ineens op pensioeningangsdatum.6 Verbetering van de voorlichting van dergelijke mogelijkheden en inzicht in de financiële
gevolgen ervan zijn belangrijke eerste stappen. Zodra mensen inzicht hebben in de
mogelijkheden, kunnen zij hun pensioen naar eigen wens inrichten. Het is hierbij belangrijk
om op te merken dat het handelingsperspectief afneemt naarmate het aanvullend pensioen
lager is. De AOW-uitkering wordt dan een veel belangrijker inkomenscomponent.
Bij flexibele vormen van pensionering gaat het niet alleen over het inkomen, maar
ook over het actief blijven op de arbeidsmarkt tot pensionering. Een geleidelijke
afbouw van werk kan niet alleen voor de gezondheid, zoals de Gezondheidsraad adviseert,
maar ook voor het arbeidsplezier verstandiger zijn dan pensionering in een keer. Generatiepacten,
die door sociale partners afgesloten kunnen worden, kunnen hier uitkomst in bieden.
Oudere werknemers kunnen ervoor kiezen minder uren te gaan werken, waarbij het salaris
minder wordt verlaagd en de pensioenopbouw volledig in stand blijft. Het voordeel
is dat hun kennis en kunde nog wel beschikbaar blijft voor de organisatie. Naast de
afspraken uit het principeakkoord over vernieuwing van het pensioenstelsel over een
minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, arbeidsongeschiktheidsverzekering voor
zelfstandigen en een pakket maatregelen dat het voor eenieder haalbaar maakt om gezond
werkend het pensioen te bereiken, is het kabinet bereid te onderzoeken of er belemmeringen
worden ervaren bij het afsluiten van generatiepacten of als mensen in deeltijd willen
pensioneren.
Inzet op arbeidsomstandigheden
De Gezondheidsraad vraagt in haar advies aandacht voor goede arbeidsomstandigheden
als basisvoorwaarde voor langer doorwerken. Ik zet daar stevig op in. Mijn arbeidsomstandighedenbeleid
is gericht op voorkomen van uitval door werk, waarbij werkenden tot hun pensioen vitaal
werkzaam en productief zijn en waarbij gezondheidsschade op korte en lange termijn
wordt voorkomen. Een aantal speerpunten en toekomstige aandachtsgebieden binnen arbeidsomstandigheden
heb ik geschetst in mijn beleidsreactie op de Arbobalans 2018 van 14 februari dit
jaar.7 Goede arbeidsomstandigheden zijn primair de verantwoordelijkheid van werkgevers in
samenwerking met werknemers. Een van de rollen van de overheid hierin is faciliteren
en de samenwerking opzoeken, onder meer met het programma Eerlijk, Gezond en Veilig,
en het programma Preventie Beroepsziekten met de campagne Veilig Werken met Gevaarlijke
Stoffen.
Kennisontwikkeling
De Gezondheidsraad concludeert – gegeven de relatieve prilheid van aandacht voor duurzame
inzetbaarheid – dat er weinig gegevens beschikbaar zijn over de effectiviteit van
maatregelen die de duurzame inzetbaarheid stimuleren. De Gezondheidsraad adviseert
daarom de ontwikkeling van de gezondheid in relatie tot langer doorwerken te blijven
monitoren opdat op termijn beter zicht ontstaat op de effectiviteit van maatregelen.
Ik onderschrijf dit en in opdracht van mij worden dan ook diverse onderzoeksprogramma’s
uitgevoerd waarbinnen er specifieke aandacht is voor duurzame inzetbaarheid. Daartoe
werkt SZW samen met verschillende kennispartners.8 TNO richt zich in de lopende meerjarenprogrammering Arbeid en Gezondheid 2018–2021
op een drietal hoofdlijnen met het doel om kennis te ontwikkelen, te borgen en overzichtelijk
toegankelijk te maken. Een van de hoofdlijnen betreft de vraag: hoe houden we mensen
en organisaties langer gezond en productief aan het werk?
In het kader van het thema «Interventies gezond en veilig werken & gedragsbeïnvloeding»
lopen verschillende projecten die gericht zijn op het ontwikkelen en evalueren van
interventies bij bedrijven.
Als onderdeel van het programma Monitoring van Arbeid voert TNO longitudinaal onderzoek
uit naar onder welke omstandigheden werknemers met behoud van een goede productiviteit
en een goede gezondheid aan het werk kunnen en willen blijven en welke effecten dat
heeft op de duurzame inzetbaarheid. Daarnaast voert TNO dit jaar een voorstudie uit
naar de prioritaire risico’s en risicogroepen als het gaat om fysiek zwaar werk. Waarin
reeds gekeken wordt naar goede praktijken, knelpunten en behoeften. Op basis daarvan
zal vanaf 2020 beleid worden ontwikkeld in het kader van het programma Preventie Beroepsziekten
en uitgerold samen met branches die te maken hebben met fysiek zwaar werk en fysiek
zware beroepen. Tegelijkertijd gaat er in 2020 een Europese campagne van start gericht
op het voorkomen van beroepsziekten door fysiek zwaar werk.
Mede naar aanleiding van het pakket aan maatregelen om gezond te kunnen doorwerken
tot aan het pensioen, zoals afgesproken in het principeakkoord, heb ik RIVM onlangs
de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar hoe de gezondheid zich rond de AOW-leeftijd
op lange termijn zal ontwikkelen en waar nog kansen liggen voor verbetering van de
gezondheid en duurzame inzetbaarheid. De uitkomsten hiervan moeten aanknopingspunten
bieden voor preventief beleid gericht op duurzame inzetbaarheid.
Tot slot
Het advies van de Gezondheidsraad schetst de contouren van wat er nodig is om langer
doorwerken mogelijk te maken. Alle partijen die betrokken zijn bij de uitwerking daarvan:
bedrijven, werknemers, de overheid en vooral Nederland als geheel hebben hierin een
gemeenschappelijk belang en een gezamenlijk doel. We kunnen niet zorgen dat niemand
meer uitvalt. Maar we kunnen er wel alles aan doen om iedereen in staat te stellen
in goede gezondheid hun pensioen te halen en van hun oude dag te genieten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid