Brief regering : Uitwerking voorgenomen tracé voor hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV Oost (Rilland-Tilburg)
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 249
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2019
Om de leveringszekerheid te garanderen is een uitbreiding nodig van de landelijke
transportcapaciteit van het hoogspanningsnet tussen Borsele en Tilburg. Aan het Zeeuwse
deel van deze verbinding wordt inmiddels gebouwd. Voor het Brabantse deel tussen Rilland
en Tilburg (project Zuid-West 380 kV Oost) heb ik u bij brief van 7 juli 20171 geïnformeerd over het voorgenomen tracé. Met deze brief breng ik u op de hoogte van
de voortgang van de uitwerking van het voorgenomen tracé.
Proces
De uitwerking van het voorgenomen tracé uit 2017 tot een definitief tracé voor een
Rijksinpassingsplan geschiedt in de geest van de Omgevingswet. TenneT en het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben in nauwe samenwerking met belanghebbenden
(overheden, inwoners, bedrijven, belangenorganisaties) geïdentificeerd in welke gedeelten
van het voorgenomen tracé extra aandacht voor de ruimtelijke inpassing noodzakelijk
was. Dit heeft geresulteerd in elf uitwerkingsgebieden waar nadere keuzes gemaakt
moesten worden. Voor ieder van die elf gebieden heeft TenneT vervolgens samen met
de belanghebbenden (veelal omwonenden, bedrijven en lokale overheden) in ontwerpateliers
vastgesteld wat mogelijke varianten zouden zijn.
Voor alle realistische varianten zijn de effecten op milieu, nettechniek, omgeving
en kosten in kaart gebracht. De effecten zijn ook met de belanghebbenden besproken.
De complete analyse en de input van de belanghebbenden daarop heeft TenneT opgenomen
in een Integrale Effectenanalyse (IEA), het zogenaamde Projectboek 3. Dit projectboek2 bevat naast de mening van de belanghebbenden alleen feitelijke informatie. Zowel
TenneT als het Ministerie van EZK hebben vooraf geen weging toegekend aan de verschillende
effecten per variant en ook geen uitspraak gedaan over de proportionaliteit van de
kosten van bepaalde varianten in relatie tot de maatschappelijke meerwaarde. TenneT
en de belanghebbenden hebben geprobeerd alle belangen die relevant zijn voor de afweging
in kaart te brengen, zoals is terug te vinden in de bij Projectboek 3 behorende procesverslagen.
Na het verschijnen van Projectboek 3 heb ik de samenwerkende overheden in de regio
in de gelegenheid gesteld om mij een integraal advies over de keuze tussen de varianten
in het licht van hun effecten op milieu, nettechniek, omgeving en kosten te geven.
Ik heb hun daarbij gevraagd nadrukkelijk in te gaan op de proportionaliteit en redelijkheid
van de varianten (in het bijzonder de verhouding tussen de maatschappelijke meerwaarde
en meerkosten). De samenwerkende overheden hebben mij hun advies, dat net als in 2017
eensluidend was, op 6 juni 2019 gestuurd, met een afschrift aan de vaste commissie
Economische Zaken en Klimaat van uw Kamer.
Op basis van de informatie in Projectboek 3 en het advies van de samenwerkende overheden
heb ik, in afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
mijn eigen afwegingen gemaakt over de voorliggende varianten. Ik heb daarbij dezelfde
criteria gehanteerd als ik in mijn adviesaanvraag aan de samenwerkende overheden heb
geformuleerd. Waar ik tot een andere afweging kom dan de samenwerkende overheden,
komt dat doordat ik de criteria op een andere manier weeg. Zo hebben de kosten in
het advies van de samenwerkende overheden een lage weging. Daar kan ik niet in meegaan.
Ik ben verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van meerdere projecten die nodig
zijn voor de energievoorziening en de energietransitie. Voor zover dat projecten van
TenneT betreft komen de kosten uiteindelijk terecht op de energierekening van alle
burgers. Om die reden hebben kosten voor de afweging die ik maak geen lage weging,
maar wegen minstens even zwaar als de andere criteria.
Varianten
Voor het definitieve tracé heb ik grotendeels het advies van de samenwerkende overheden
gevolgd. Ik vind dat zij in veel gevallen, maar niet in alle, aannemelijk hebben gemaakt
dat de maatschappelijke meerwaarde van bepaalde oplossingen opweegt tegen de meerkosten.
Ik heb in overeenstemming met het advies gekozen voor de volgende varianten zoals
beschreven in Projectboek 3:
• Uitwerkingsgebied 1 Rilland-Markiezaat: variant Bruin.
• Uitwerkingsgebied 2 Brabantse Wal: variant Groen.
• Uitwerkingsgebied 3 Bergen op Zoom: Ik vraag aan TenneT om samen met de belanghebbenden
een verlengd kabeltracé in de buisleidingstraat aansluitend op de Brabantse Wal nader
te onderzoeken.
• Uitwerkingsgebied 4: Roosendaal-Halderberge: variant Grijsblauw.
• Uitwerkingsgebied 5: Oud Gastel-Standdaarbuiten.
– Gedeelte Nieuwe 380 kV-verbinding Borchwerf-Pietseweg: variant Blauw.
– Gedeelte Verplaatsing van een deel van de bestaande 380 kV-verbinding (reconstructies):
variant Wit-geel.
– Gedeelte Nieuwe 380 kV-verbinding Pietseweg-Standdaarbuiten: variant Geel.
• Uitwerkingsgebied 7 Hooge Zwaluwe: variant Donkerblauw.
• Uitwerkingsgebied 8 Geertruidenberg: variant Groen.
• Uitwerkingsgebied 9 ’s Gravenmoer: variant Geel (zonder de extra knik, zie hieronder).
• Uitwerkingsgebied 10 Bosroute: variant Oranje.
• Uitwerkingsgebied 11 380 kV-station Tilburg: variant A.
Voor uitwerkingsgebied 6 Moerdijk-Zevenbergschen Hoek heb ik een andere afweging gemaakt
dan de samenwerkende overheden. De voorkeursvariant van de samenwerkende overheden
(variant Geel) leidt tot zeven tot acht minder gevoelige bestemmingen dan het voorgenomen
tracé (variant Rood), maar daar staan wel aanzienlijke meerkosten tegenover. Als ik
dat vergelijk met variant Rood, dan constateer ik dat deze beter scoort op landschap,
tijdelijke overlast voor bewoners, nettechniek en kosten (ruim € 11 miljoen goedkoper)
dan variant Geel. Alles afwegende kom ik tot de conclusie dat de maatschappelijke
meerwaarde van de variant van de samenwerkende overheden niet opweegt tegen de meerkosten.
Er is immers een alternatief dat op meerdere aspecten beter scoort. Ik besef dat ik
daarmee niet iedereen tevreden stel in dit gebied waar de ruimtelijke druk groot is.
Ik zal daarom aan TenneT vragen bij de uitwerking van het landschapsplan extra aandacht
te geven aan dit gebied.
Voor uitwerkingsgebied 9 ’s Gravenmoer brengen de samenwerkende overheden de wens
van bewoners voor een extra knik bij variant Geel onder de aandacht.
De bewoners stellen deze knik voor omdat het tracé daarmee op gerede afstand verwijderd
zou zijn van zowel het dorp ’s Gravenmoer als het dorp Waspik.
Deze knik leidt echter niet tot minder gevoelige bestemmingen en leidt ook op landschap,
natuur, nettechniek niet tot een betere score. Deze knik levert € 20 miljoen meerkosten
op. Ik acht deze knik daarom niet proportioneel.
Masttypen
De Samenwerkende Overheden hebben mij geadviseerd om eenduidigheid in masttypes en
-posities, passend binnen het betreffende landschap, na te streven. In het belang
van een zorgvuldige afweging vraag ik TenneT voor deze hele nieuwe Zuid-West 380 kV
Oost-verbinding nader te onderzoeken welk masttype in combinatie met het masttype
van de bestaande verbindingen de beste bijdrage levert aan alle milieuaspecten in
verhouding tot de proportionele kosten.
Vervolg
Gedurende de fase in aanloop naar de keuze van het voorgenomen tracé in 2017 tot en
met de keuze uit de varianten hebben TenneT, de samenwerkende overheden en mijn ministerie
op een constructieve en prettige manier samengewerkt. Ik wil die samenwerking graag
voortzetten gedurende de rest van dit proces.
In november 2019 zullen TenneT en het Ministerie van EZK de gemaakte keuzen toelichten
tijdens vier inloopavonden in de regio.
In het begin van 2020 zal ik het bestuurlijk vooroverleg starten over het voorontwerp
voor het inpassingsplan met de betrokken gemeenten, provincies en waterschappen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat