Brief regering : Reactie Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) op doorrekening OKA van PBL
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2019
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft een rapport uitgebracht waarin de
doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ten aanzien van het Ontwerp
Klimaatakkoord1 tegen het licht wordt gehouden. Tijdens het Kamerdebat over het Klimaatakkoord van
3 juli 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 101, item 15) heb ik u toegezegd om een reactie op het rapport te geven waar het de gebouwde omgeving
betreft. Deze treft u bijgaand aan.
Daarnaast bied ik u de kernpublicatie Energiemodule WoON 2018 aan, waarbij ik kort
in ga op de resultaten en de voortgang die in de energieprestatie van woningen wordt
geboekt.2
Tot slot, geef ik u nadere informatie over de toezegging ten aanzien van de aanpak
vertraging aansluiting nutsvoorzieningen gedaan in het Algemeen overleg Energiebesparing
en energieprestatie van gebouwen d.d. 21 februari 20193.
EIB-rapport doorrekening Ontwerp Klimaatakkoord
Het EIB zet in haar rapport vraagtekens bij een drietal aannames van het PBL en de
wijze waarop deze worden gebruikt bij het berekenen van de onder- en bovenwaarde van
de doorrekening. Het EIB vindt elk van deze gehanteerde aannames voor het vaststellen
van de bovenwaarde optimistisch, en in combinatie onrealistisch.
Het gaat om de volgende aannames:
Forse kostendalingspercentages bij bouw- en installatieactiviteiten;
Woningeigenaren hanteren een horizon van 30 jaar bij investeringen;
Stijgende gasprijzen op de wereldmarkt.
Hieronder ga ik kort in op deze aannames.
Kostendaling
De kostenreductie in de bouw is een belangrijk onderdeel uit het Klimaatakkoord voor
de Gebouwde Omgeving (hierna: Klimaatakkoord) voor de betaalbaarheid van de energietransitie,
maar ook voor andere opgaven zoals de woningbouw en de circulaire bouweconomie.
PBL heeft voor haar berekeningen ten aanzien van de kostendaling gebruik gemaakt van
onderzoek van het Ingenieursbureau DGMR. Dit bureau heeft in opdracht van PBL de gemiddelde
initiële investeringskosten van drie warmtetechnieken, uitgesplitst naar koop- en
corporatiewoningen, berekend door gebruik te maken van de steekproef met 4800 woningen
uit de WoON 2012 Energiemodule. Voor elk van de woningen uit de steekproef is vastgesteld
welke maatregelen genomen moet worden om op de verschillende warmtetechnieken over
te stappen. Daarnaast heeft PBL gebruik gemaakt van de door de werkgroep Arrangementen
van de Sectortafel Gebouwde Omgeving afgesproken kostenreductiepercentages die voor
verschillende maatregelen mogelijk is, indien de beleidsinstrumenten uit het Klimaatakkoord
ingezet gaan worden. Het PBL komt door het combineren van de maatregelen die nodig
zijn bij de verschillende warmtetechnieken bij koop- en corporatiewoningen tot een
gemiddelde kostenreductie van 18–30% in 2030 in de bovenwaarde4. Daar staat een kostenreductie van 0% tegenover in de berekening van de onderwaarde,
omdat er volgens het PBL geen garanties zijn dat die kostendaling daadwerkelijk zal
optreden.
In het Klimaatakkoord zijn er meerdere beleidsinstrumenten opgenomen die innovatie
en opschaling in de bouw stimuleren, en waardoor naar verwachting kostenreductie zal
gaan optreden. Hieronder vallen onder andere het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW),
de meerjarige missie gedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s), de Renovatieversneller
en de Startmotor. In het najaar zal ik u een Kamerbrief sturen waarin deze (en flankerende)
projecten en beleidsinstrumenten nader uiteengezet worden en hoe die in relatie met
elkaar en in de context van de bouwsector tot de beoogde kostenreductie moeten leiden.
Investeringshorizon eigenaar-bewoners
Het EIB stelt dat de investeringshorizon en rendementseisen die de consument geacht
wordt te hanteren niet realistisch zijn. Volgens het EIB wordt er door het PBL, ten
onrechte, alleen uitgegaan van financieringskosten in hun berekening, zonder daarbij
rekening te houden met risicopremies en andere rendementseisen. Het EIB vindt dit
optimistisch voor de gehanteerde investeringshorizon van 15 jaar, en onrealistisch
voor de investeringshorizon 30 jaar.
Het EIB en het PBL hanteren verschillende benaderingen, die moeilijk met elkaar te
vergelijken zijn. Het PBL gaat in haar berekeningen niet uit van een klassieke investeringsbeslissing,
waarbij rekening wordt gehouden met risicopremies en beoogde rendementen, maar van
een woonlastenbenadering. Hierbij is het uitgangspunt dat bij een investering in verduurzaming
de maandelijkse financieringslasten daarvan voor huishoudens niet hoger zijn dan de
besparingen op de energierekening. Daarbij wordt voor bouwkundige aanpassingen een
termijn van 30 jaar, vergelijkbaar met die bij de hypotheekfinanciering, niet als
onrealistisch gezien. Om dit uitgangspunt van woonlastenneutraliteit te kunnen realiseren
zijn in het Klimaatakkoord afspraken opgenomen over verbetering van financieringsmogelijkheden,
zoals het Warmtefonds en de gebouwgebonden financiering. Deze financieringsmogelijkheden
hebben, zowel in de benadering van woonlastenneutraliteit als in die van een investeringsbeslissing
zoals het EIB die hanteert, een positieve uitkomst op de businesscase van woningeigenaren.
Hierdoor zullen naar verwachting meer huishoudens tot verduurzaming overgaan. In het
najaar zal ik u een Kamerbrief sturen waarin deze financieringsmogelijkheden verder
worden toegelicht.
Gasprijzen
Het EIB stelt dat de verwachting van de gasprijsontwikkeling onzeker is en door het
PBL hoog wordt ingeschat. Het PBL heeft in de basisdoorrekening gebruik gemaakt van
data uit de NEV2017. Daarbij heeft het Kabinet het PBL gevraagd om de effecten van
het ontwerp klimaatakkoord ook te berekenen bij de actuele energieprijzen. Die heeft
het PBL gebaseerd op de World Energy Outlook 2018 van het IEA (International Energy
Agency). In dat rapport van het IEA wordt in de verschillende scenario’s uitgegaan
van een stijgende gasprijs. Het rapport van het IEA is de beste mondiale marktverwachting
die momenteel beschikbaar is. Daarin stijgen de gasprijzen weliswaar minder snel dan
PBL in het basispad veronderstelde maar ze beginnen op een hoger niveau. Uit de doorrekening
van het PBL blijkt dat het effect van andere gasprijzen op de CO2-reductie t.o.v. de basisdoorrekening zeer beperkt is (0 – 0,1 Mton in 2030).
De doorwerking van het Klimaatakkoord op de CO2-reductie kent meerdere mogelijke scenario’s die zich door onzekerheden niet op voorhand
laten voorspellen, maar die we wel, waar mogelijk, kunnen beïnvloeden en bijstellen.
We streven naar de berekende bovengrens van de CO2-reductie. Dat is waar we ons de komende jaren voor inzetten, en daarmee is het doel
ook binnen bereik. Daarbij worden de maatregelen en de uitwerking daarvan gemonitord
door de uitvoeringstafel zodat de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten gehouden worden,
en wanneer nodig ook bijgestuurd kunnen worden.
Energiemodule WoON 2018
Hierbij doe ik u de kernpublicatie WoON 2018 Energiemodule van ABF in opdracht van
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toekomen. Dit onderzoek
wordt eens per zes jaar uitgevoerd en geeft daardoor de mogelijkheid tot vergelijking
over een periode vanaf 2006. Daarnaast biedt de Energiemodule bij de energietransitie
betrokken organisaties – zoals het PBL en RVO – relevante en rijke data voor diepgaande
analyses. Dit levert nieuwe inzichten op voor het Klimaatakkoord en het daaruit voortvloeiend
beleid in de Gebouwde Omgeving.
Op basis van de publicatie zie ik dat de energetische kwaliteit van de woningvoorraad
fors is verbeterd, niet alleen sinds 2006, maar ook de afgelopen periode. Bij zowel
koop- als huurwoningen is het aandeel woningen met een gunstig energielabel toegenomen
en het aandeel met een onzuinig label sterk gedaald. Daarmee samenhangend is ook het
energieverbruik gedaald. Woningeigenaren hebben meestal meerdere redenen om te investeren
in energiebesparende maatregelen. Meest genoemd wordt dat de investering zich terugverdient
door een lagere energierekening (64%), dat de maatregel ook nodig was vanwege onderhoud
(63%), het verbeteren van het wooncomfort (56%) en het milieu (51%). De interesse
in verdere verduurzaming blijkt uit de bestaande voornemens tot het (nog) beter isoleren
van de woning en tot de inzet van hernieuwbare energie en/of alternatieven voor de
traditionele CV-ketel.
Op basis van deze bevindingen concludeer ik dat we op de goede weg zijn, maar uiteraard
is er nog meer nodig. Met de maatregelen uit het Klimaatakkoord nemen we stappen richting
verdere intensivering op het gebied van energiebesparing en verduurzaming. Op 2 september
jl. is bijvoorbeeld de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) weer opengesteld,
waarmee het treffen van energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen verder
wordt gestimuleerd.
Trage aansluiting nutsbedrijven
Ten slotte kom ik in deze brief tegemoet aan de toezegging gedaan in het Algemeen
overleg Energiebesparing en energieprestatie van gebouwen d.d. 21 februari 20195 om de Kamer te informeren over de aanpak vertraging bij aansluiting nutsvoorzieningen.
De problematiek rond vertraging bij aansluitingen van gas en elektra zal door de Minister
van EZK worden meegenomen in de nieuwe Energiewet, die eind 2019 wordt geconsulteerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties