Brief regering : Contractering in de wijkverpleging
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1022
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2019
Bijgaand ontvangt u een onderzoeksrapport van Vektis over het aandeel niet-gecontracteerde
zorg in de wijkverpleging1. De belangrijkste resultaten zijn:
– Het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging is gestegen van 4,3% in 2016, naar
7,4% in 2017 en naar 9% in 2018.
– Het aantal uren zorg per cliënt per maand ligt in 2018 in de niet-gecontracteerde
zorg 2,7 keer zo hoog als bij de gecontracteerde zorg. In 2016 was dit nog een factor
1,9. De kosten per cliënt per maand zijn in de niet-gecontracteerde zorg ongeveer
twee keer zo hoog als bij de gecontracteerde zorg. Clientkenmerken bieden geen verklaring
voor deze verschillen.
– De aanbieders die volledig niet-gecontracteerd zijn, groeien in aantal (1.389 in 2016
en 2.214 in 2018). Ter vergelijk, er zijn in 2018 492 aanbieders die met alle zorgverzekeraars
een contract hebben. De niet-gecontracteerde aanbieders zijn veel kleiner dan de aanbieders
die volledig gecontracteerd zijn.
Samenvatting van de resultaten
De eerste rapportage betreft de rapportage van Vektis over het aandeel niet-gecontracteerde
wijkverpleging in 2016, 2017 en 20182. Uit deze rapportage blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging is
gestegen van 4,3% in 2016, naar 7,4% in 2017 en naar 9% in 2018. Het aantal uren zorg
per cliënt per maand ligt in 2018 in de niet-gecontracteerde zorg 2,7 keer zo hoog
als bij de gecontracteerde zorg. In 2016 was dit nog een factor 1,9. De kosten per
cliënt per maand zijn in de niet-gecontracteerde zorg ongeveer twee keer zo hoog als
bij de gecontracteerde zorg.
Cliënten die niet-gecontracteerde wijkverpleging gebruiken, zijn korter in zorg (gemiddeld
vijf maanden ten opzichte van zes maanden bij de gecontracteerde zorg). Daarnaast
zijn cliënten die niet-gecontracteerde zorg ontvangen relatief jonger dan cliënten
die gecontracteerde zorg ontvangen. Er zijn geen tot minimale verschillen in chronische
aandoeningen; bij gecontracteerde zorg zijn er iets meer cliënten met dementie en
bij niet-gecontracteerde zorg iets meer cliënten met diabetes, dit hangt waarschijnlijk
samen met het verschil in de leeftijdsopbouw. De verschillen in leeftijdsopbouw komen
overeen met de resultaten uit eerdere onderzoeken. Ook in eerder onderzoek werd er
geen of nauwelijks verschil in percentages chronische aandoeningen gevonden3.
Bovenstaande bevindingen gelden voor de wijkverpleging exclusief de palliatieve zorg.
Vektis heeft de palliatieve zorg separaat onderzocht. Het aandeel niet-gecontracteerde
zorg is bij de palliatieve zorg iets lager dan bij de overige wijkverpleging (7,5%
in 2018). Net als bij de overige wijkverpleging zijn de kosten van palliatieve zorg
per patiënt per maand zijn bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders ongeveer twee keer
zo hoog als bij gecontracteerde zorgaanbieders.
Een opvallende bevinding is verder dat de aanbieders die volledig niet-gecontracteerd
zijn, in aantal groeien (1.389 in 2016 en 2.214 in 2018). Ter vergelijk, er zijn in
2018 492 aanbieders die met alle zorgverzekeraars een contract hebben. De niet-gecontracteerde
aanbieders zijn overwegend klein. Aanbieders die volledig niet-gecontracteerd zijn
declareren gemiddeld een ton per jaar aan kosten wijkverpleging. De aanbieders die
met alle zorgverzekeraars een contract hebben gesloten declareren gemiddeld € 5,1
mln. per jaar aan kosten wijkverpleging.
Reactie
Uit het onderzoek blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging stijgt
naar 9% in 2018. Daarnaast laat het onderzoek zien dat er veel meer zorg per cliënt
wordt verleend bij niet-gecontracteerde zorg (dat blijkt zelfs verder te zijn toegenomen
naar bijna een factor drie keer zoveel uren per cliënt per maand) terwijl daarvoor
geen verklaring te vinden is in de cliëntkenmerken zoals chronische aandoeningen.
Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling.
Uit het onderzoek van Vektis blijkt dat niet-gecontracteerde zorg grotendeels geleverd
wordt door vele kleine aanbieders. De versnippering van het aanbod staat haaks op
het toekomstperspectief dat ik eerder heb geschetst4: ik wil toe naar een situatie waarin integrale zorg wordt verleend door herkenbare
en aanspreekbare teams wijkverpleging. Zorgprofessionals (van één of meerdere zorgaanbieders)
die wijkverpleging en wijkzorg verlenen, werken samen als een team in de wijk. Ze
zijn zowel voor cliënten als voor andere lokale zorgverleners herkenbaar zodat zij
de zorg samen makkelijker en beter kunnen organiseren wat ten goede komt aan de cliënten.
Zoals ik ook eerder heb aangegeven vormt naast het probleem van de oplopende kosten
en de versnippering van het aanbod ook de schaarste aan personeel een belangrijke
reden om gecontracteerde zorg te bevorderen. Het is belangrijk de capaciteit van zorgverleners
zo eerlijk mogelijk in te zetten. Het mag niet zo zijn dat de ene patiënt onnodig
veel uren wijkverpleging krijgt terwijl de andere patiënt van zorg verstoken blijft.
Het is daarom van belang dat het contracteerklimaat verder verbetert zodat de bereidheid
van zorgaanbieders om contracten te sluiten toeneemt. Het contracteerproces dient
zodanig ingericht te zijn dat het een ondersteuning is zowel voor zorgverleners om
zinnige en zuinige zorg van goede kwaliteit te leveren als voor zorgverzekeraars om
voor hun verzekerden de kwalitatief beste zorg zo doelmatig mogelijk in te kopen.
Zorgverzekeraars en aanbieders dienen samen te werken om het herkenbare en aanspreekbare
teams wijkverpleging in de wijk te realiseren.
Binnen korte termijn ontvangt u het tweede deel van de Monitor contractering wijkverpleging
dat de NZa heeft laten uitvoeren. Dit tweede deel is een verdiepend onderzoek naar
de redenen van aanbieders en zorgverzekeraars om geen contract te sluiten. De implicaties
van beide rapporten worden bestuurlijk besproken. Voor de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord
is van belang hoe de ontwikkeling van het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging
in 2019 verder verloopt. De partijen van het Hoofdlijnenakkoord streven immers naar
een daling in 2019 ten opzichte van ijkjaar 2017 met in achtneming van de ontwikkeling
in 2018. Afgesproken is dat als het aandeel niet-gecontracteerde zorg ondanks de inspanningen
niet daalt, verdergaande aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om
het onderscheid tussen de vergoeding van niet-gecontracteerde versus gecontracteerde
zorg te verhelderen dan wel te versterken. Zoals eerder aangegeven bereidt het kabinet
een wetswijziging voor die overheid de mogelijkheid biedt om voor bepaalde (deel)
sectoren de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg in (nadere) regelgeving
vast te leggen en deze dus niet langer over te laten aan verzekeraars en de daarover
ontstane jurisprudentie. Deze wetswijziging zal in het najaar aan de Tweede Kamer
aangeboden worden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport