Brief regering : Geannoteerde agenda Transportraad 20 september 2019 te Brussel
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 775
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2019
Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
de geannoteerde agenda van de Transportraad die op 20 september a.s. in Brussel plaatsvindt.
De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda van de Transportraad
op belangrijke punten veranderen, dan zal ik u hierover tijdens het Algemeen Overleg
van 10 september a.s. informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
TRANSPORTRAAD, 20 september
Op 20 september a.s. zal de Transportraad onder Fins Voorzitterschap plaatsvinden.
Deze extra door Finland ingelaste Raad zal volledig in het teken staan van klimaat
en duurzaam transport. De bespreking van het thema klimaat in de Transportraad volgt
op besprekingen van het thema klimaat in de andere Raadsformaties en zal als input
dienen voor de Europese Raad van oktober. Op de Raad zijn geen wetgevingsvoorstellen
voorzien.
Tijdens de Transportraad is een beleidsdebat gepland onder de titel «Een schone planeet
voor iedereen». Het debat zal gaan over de EU lange termijnambitie en -strategie voor
een klimaat neutrale economie, en dan in het bijzonder de transportsector. Op moment
van schrijven is de precieze insteek van de discussie nog niet duidelijk. Wel is duidelijk
dat de Raad vormgegeven zal worden aan de hand van drie discussierondes: luchtvaart,
scheepvaart en landtransport. Hieronder vindt u per invalshoek de nadere inzet van
het kabinet.
Het kabinet verwelkomt deze beleidsdiscussie. Deze komt op een moment dat de EU, door
het aantreden van een nieuw parlement en een nieuwe Commissie, zich hernieuwd zal
oriënteren op concrete maatregelen om de doelen van het Parijs akkoord te kunnen halen.
Transport speelt hierin een belangrijke rol.
Luchtvaart
De verwachting is dat, tijdens de bespreking van het onderdeel luchtvaart tijdens
de Transportraad, het klimaatbeleid voor de internationale luchtvaart besproken zal
worden, mede in het licht van de UNSG
Climate Action Summit en van de ICAO Assembly, die beide vlak na de Transportraad zullen plaatsvinden. Op dit moment is nog niet
bekend op welke wijze dit precies zal worden geagendeerd. De huidige door ICAO gehanteerde
lange termijn doelstelling is gericht op een halvering van de emissies van de internationale
luchtvaart in 2050 ten opzichte van 2005.
Inzet Nederland
Nederland wil samen met andere Europese landen inzetten op een aanscherping van deze
ICAO lange termijn doelstelling en op een verbetering van het mondiale CO2 compensatie- en reductiesysteem CORSIA. Bovendien wil Nederland pleiten voor meer
Europese samenwerking en inzet ten aanzien van duurzame brandstoffen en technologische
innovaties.
Daarnaast zal Nederland binnen de EU het voortouw nemen bij het internaliseren van
de externe kosten van luchtvaart en het toepassen van verdere beprijzing, onder andere
door fiscale vergroening, bij voorkeur op Europees niveau. In dit verband heeft Nederland
op 20-21 juni jl. een internationale conferentie georganiseerd over het belasten van
de luchtvaart.
Tenslotte zet Nederland in op het bij elkaar brengen van de modaliteiten spoor en
luchtvaart voor een aantal kansrijke bestemmingen. De inzet op het gebied van spoor
vindt u hieronder onder het kopje «landtransport».
Indicatie krachtenveld
Besluitvorming in ICAO vindt plaats op basis van consensus. Voor het maken van afspraken
over ambitieuzere doelen op mondiaal niveau is Europa daarom sterk afhankelijk van
de bereidheid tot medewerking van derde landen. Europa zal daarbij de balans zoeken
tussen enerzijds het behouden van de steun en betrokkenheid van landen voor hetgeen
de afgelopen jaren is bereikt en anderzijds voor een ambitieuzere lange termijn doelstelling
en een versterking van de kwaliteit van het mondiale systeem CORSIA en de duurzaamheid
van alternatieve brandstoffen voor de luchtvaart. Als Nederland wordt verkozen in
de Raad van ICAO zal Nederland zich daarvoor inzetten samen met de andere Europese
landen in die Raad. Op deze drie terreinen is Europa eensgezind en acteert daarmee
in lijn met het Europees beleid. De ambities van derde landen lopen echter sterk uiteen.
Luchtvaart is voor veel landen een belangrijk onderdeel van een gewenste verdere economische
ontwikkeling. Ontwikkelende landen, onder aanvoering van landen zoals China, Rusland,
India, staan kritisch tegenover de verdergaande ambities van de EU. Ook binnen de
mondiale klimaatonderhandelingen speelt deze discussie. Het betekent niet dat deze
landen geen maatregelen willen, maar niet op een door de EU bepaalde snelheid. Binnen
het mondiale speelveld speelt specifiek voor Nederland de door het Ministerie van
Financiën gestarte campagne voor fiscale maatregelen voor de luchtvaart, bovenop bestaande
systemen voor CO2-beprijzing voor de luchtvaart, een niet te onderschatten rol op de achtergrond. Europa
is voorlopig nog niet eensgezind waar het gaat om de ambities op het terrein van fiscale
maatregelen. Dat proces is door Nederland het afgelopen jaar gestart en er moeten
eerst nog de nodige stappen gezet worden om tot Europese consensus te komen, voordat
dit mondiaal ter sprake kan worden gebracht.
Scheepvaart
De Raad zal eveneens spreken over het klimaatbeleid vanuit de invalshoek maritiem.
Op het gebied van internationale zeevaart wordt de inzet in het kader van klimaat
vormgegeven via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). April 2018 is in de
IMO een eerste strategie voor CO2-reductie voor de internationale zeevaart goedgekeurd. Er is overeengekomen dat de
totale uitstoot van de internationale zeevaart in 2050 gehalveerd moet zijn ten opzichte
van 2008. Om dit te bereiken is afgesproken dat de eisen voor het ontwerp van nieuwe
schepen zullen worden aangescherpt, en dat schepen in 2030 gemiddeld 40% minder CO2 moeten uitstoten, met daarbij een streven tot gemiddeld 70% in 2050. De komende periode
zal de focus in IMO liggen op het (verder) ontwikkelen van concrete reductiemaatregelen
voor de korte-, middellange- en lange termijn, inclusief marktgerichte maatregelen.
De definitieve strategie voor CO2-reductie voor de internationale zeevaart wordt in 2023 vastgesteld in IMO.
Inzet Nederland
Overkoepelend zet Nederland in op de modal shift, waarbij het vervoer van goederen meer via het water en spoor (zie ook onder) zal
moeten worden vervoerd in plaats van via de weg. De Nederlandse inzet op het gebied
van internationale zeevaart richt zich op de IMO. Nederland draagt deze inzet ook
in de EU uit. Nederland is voor het voortvarend uitvoeren van de strategie voor CO2-reductie en vindt het belangrijk om zo spoedig mogelijk in IMO-kader korte termijn
maatregelen te treffen. Daarnaast moeten ook processen in gang worden gezet voor middellange
– en lange termijn maatregelen. Hierbij kan valt te denken aan het optimaliseren van
de snelheid en samenwerking tussen havens en internationale scheepvaart met initiatieven
als walstroom, aanbieden van alternatieve brandstof en just-in-time arrival. In de in juni jl. afgesloten «Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens» hebben
partijen voor de zeescheepvaart zich tot doel gesteld om de gemiddelde CO2-uitstoot per vervoersprestatie in 2024 te verminderen met 20% en is als ambitie gesteld
om in 2050 een absolute CO2-reductie van 70% gerealiseerd te hebben (Kamerstuk 33 043, nr. 102). Dit is ambitieuzer dan wat begin 2018 in internationaal verband in de IMO is afgesproken.
Daarmee ligt het niet in de lijn der verwachting dat deze maatregelen zonder meer
worden overgenomen in IMO verband, terwijl ook binnen de EU hierover verschillend
wordt gedacht (zie ook krachtenveld).
Het is momenteel onduidelijk of tijdens de bespreking van scheepvaart ook de binnenvaart
meegenomen zal worden. Desalniettemin zal Nederland aandacht vragen voor de binnenvaart.
Nederland zet er daarbij op in dat op EU-niveau de doelstellingen van de Verklaring
van Mannheim1 worden onderschreven. Dat wil zeggen het nagenoeg uitbannen van broeikasgassen en
andere verontreinigende stoffen tegen 2050, teneinde het noodzakelijk beleid uit te
werken om deze doelstellingen via een haalbaar pad te realiseren.
Indicatie krachtenveld
In de EU zijn een aantal zeevaartlanden die snel tot maatregelen willen komen om CO2 te reduceren. Bij deze groep van ambitieuze landen horen naast Nederland Noord en
West-Europese landen. Daartegenover staat een groep minder ambitieuze lidstaten. De
Europese Commissie is geen verdragspartij bij IMO, maar steunt de activiteiten om
de doelstelling van de strategie voor CO2-reductie te bereiken door onder andere fondsen beschikbaar te stellen voor kleine
eilandstaten en ontwikkelingslanden en door het organiseren van workshops en studies.
De grote binnenvaartlanden in Europa hebben in 2018 reeds een zero emissie doel onderschreven.
Landtransport
Het is momenteel onduidelijk wat de precieze invalshoek in het kader van landtransport
zal zijn. Recent zijn er in EU kader reeds verschillende overeenkomsten bereikt die
in dit kader relevant zijn, zoals de CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen, bestelwagens en personenauto’s (zie voor nadere
informatie hierover het verslag van de informele bijeenkomst van Transportministers
van 26 en 27 maart 2019 te Boekarest2). Ook is de Clean Vehicles Richtlijn (aanbesteding duurzame voertuigen door overheden)
in het voorjaar aangenomen.
Inzet Nederland
In lijn met het Klimaatakkoord van juni jl. zet het kabinet in het kader van wegtransport
in op duurzame en slimme mobiliteit, door het stimuleren van duurzame hernieuwbare
brandstoffen, elektrisch vervoer, duurzame logistiek en duurzame personenmobiliteit
(Kamerstuk 32 813, nr. 342). Op EU-niveau stuurt het kabinet aan op:
• Strenge en ambitieuze CO2 normen voor alle soorten voertuigen, inclusief mobiele werktuigen, die de transitie
naar nul-emissie versnellen en onomkeerbaar maken.
• Stimulering van de aanleg van grensoverschrijdende netwerken van laadinfrastructuur
en alternatieve tankinfrastructuur.
• Vergroten van het aanbod in de EU van zero emissie voertuigen.
• Consistent EU-beleid dat zorgt voor een gelijk speelveld voor elektrische bedrijfsvoertuigen.
• Vergroten van het gebruiksgemak voor de elektrisch rijder door betalen over de grens
met één pas (roaming) mogelijk te maken.
• Betere uitwisseling met handhavingsinstanties in de EU van de technische voertuiggegevens,
om binnen de EU vrije toegang van schone en elektrische voertuigen tot milieuzones
te faciliteren.
• Gerichtere EU-financiering voor de omslag naar duurzame personenmobiliteit. Huidige
EU-financiering is vaak gericht op modaliteiten en minder op de modal shift naar duurzame personenmobiliteit.
Ontwikkeling van internationaal spoorvervoer in de EU is daarnaast van fundamenteel
belang voor het reduceren van de impact op het klimaat door transport en het duurzaam
verbinden van de Europese landen onderling. Hierbij wil Nederland inzetten op het
stimuleren van zowel het internationaal personenvervoer, bijvoorbeeld door het verbeteren
van de reistijd, frequentie en reiscomfort van de internationale treinreis, en het
internationaal goederenvervoer per spoor3. Bij de Transportraad zal Nederland aandacht vragen voor:
– De inzet op het verbeteren van grensoverschrijdende infrastructuur. Het gaat hierbij
onder andere om internationaal capaciteitsmanagement, wegnemen van grensoverschrijdende
bottlenecks en de ontwikkeling van het European Rail Traffic Management System (ERTMS).
– De ontwikkeling van het internationaal personenvervoer per spoor. Door de EU is reeds
veel geïnvesteerd in o.a. hogesnelheidsinfrastructuur, maar zoals het rapport van
de Europese Rekenkamer aangaf heeft dat voor het internationale vervoer nog te beperkt
resultaat opgeleverd. De opkomende maatschappelijke discussie over de trein als duurzame
reisoptie biedt kansen voor een hernieuwde focus en aanpak op dit onderwerp om zo
de trein neer te zetten als aantrekkelijk en duurzaam reisproduct binnen Europa. Er
zijn echter nog veel belemmeringen in het opzetten van nieuwe internationale diensten
en het neerzetten van een aantrekkelijk internationaal product voor de reiziger. Bij
de Raad zal hier aandacht voor gevraagd worden en voor de workshop die Nederland dit
najaar in samenwerking met de EC organiseert over dit onderwerp.
– Het continueren en waar mogelijk versterken van de ontwikkeling van de Europese spoorgoederencorridors.
De Rotterdam verklaring van 2016 over de ontwikkeling van het internationaal spoorgoederenvervoer
dient met urgentie een vervolg te krijgen.
Nederland is ten slotte voorstander van een prominentere plek van de fiets in het
Europese transportbeleid en zal hier ook aandacht voor vragen in de Raad.
Krachtenveld
Voor wat betreft wegtransport en klimaat delen de lidstaten de ambitie en de afspraken
van het akkoord van Parijs. Daarbij zijn er verschillen tussen de lidstaten in de
voorziene en gewenste manier hoe dit te bereiken. Dit is zichtbaar binnen de verschillende
wetgevingsonderhandelingen (zie ter illustratie hiervoor recente verslagen van de
Transport- en Milieuraden). Voor het stimuleren van internationaal goederenvervoer
per spoor bestaat brede steun onder de lidstaten, dit blijkt onder andere uit de EU
Ministersverklaring «Rail freight corridors to boost international freight» die onder Nederlands EU-voorzitterschap tot stand kwam in 2016. Het stimuleren van
internationaal personenvervoer per spoor is relatief nieuw in Europees kader. In dat
kader worden nog (informele) gesprekken gevoerd om te bezien welke landen welk standpunt
innemen. Uit deze gesprekken blijkt dat de aandacht voor het onderwerp ook buiten
onze landsgrenzen toeneemt.
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.