Brief regering : Rapport over het (vervolg) onderzoek JICN en nulmeting nieuwbouw
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 749 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2019
Hierbij bied ik u, conform het gestelde in artikel 30, vijfde lid, van de Rijkswet
Raad voor de Rechtshandhaving, het rapport aan betreffende het (vervolg) onderzoek
Justitiële Inrichting Caribisch Nederland en nulmeting nieuwbouw: een gezamenlijk
onderzoek van de Raad voor de Rechtshandhaving (hierna: de Raad) en het College voor
de Rechten van de Mens (hierna: het College) naar de behandeling van gedetineerden
en de omstandigheden in de nieuwbouw van de justitiële inrichting op Bonaire1.
In voorgaande rapporten van de Raad en het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment
or Punishment (hierna: CPT) werd herhaaldelijk het belang van nieuwbouw benadrukt. Door de Dienst
Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) en de partners is hard gewerkt om de Justitiële
Inrichting Caribisch Nederland (hierna: JICN) gereed te maken. Als resultaat hiervan
is de nieuwbouwlocatie in augustus 2018 in gebruik genomen. Het stemt mij tevreden
om in onderhavig rapport van de Raad en het College te lezen dat met de ingebruikneming
van de JICN het Caribische deel van Nederland over een inrichting beschikt die kan
dienen als voorbeeld voor de andere landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Zoals de Raad en het College reeds benoemen in hun rapport, heeft de JICN in reactie
op het concept-rapport een plan van aanpak opgeleverd om de knelpunten op te lossen
die door de Raad en het College zijn gesignaleerd. Zo wordt de komende periode gewerkt
aan de optimalisering van de ingebruikname van de JICN.
Naast de aanbevelingen aan de JICN geeft de Raad en het College een aantal aanbevelingen
die primair aan mij zijn gericht. Hieronder bespreek ik deze aanbevelingen.
Wijziging Gevangenismaatregel BES m.b.t. frequentie bezoek
De rechtspositie van gedetineerden op Bonaire verschilt van de rechtspositie van gedetineerden
in Europees Nederland als het gaat om de toegestane frequentie van bezoek, namelijk
ten minste een uur in de twee weken in de JICN tegenover een uur iedere week in Europees
Nederland. In het rapport wordt gevraagd om dit verschil weg te nemen door de Gevangenismaatregel
BES op dit punt in overeenstemming te brengen met de Penitentiaire beginselenwet.
In de Gevangenismaatregel BES is opgenomen dat een gedetineerde recht heeft tenminste
eenmaal per twee weken gedurende tenminste 1 uur bezoek te ontvangen. In JICN kunnen
gedetineerden dit recht uitbreiden tot één keer per week door middel van het tonen
van goed gedrag. Om het verschil tussen de gedetineerden op Bonaire en die in Europees
Nederland weg te nemen zal het recht op wekelijks bezoek in de JICN standaard voor
alle gedetineerden gaan gelden.
Uitbreiding mandaat Commissie van Toezicht naar arrestanten
Het mandaat van de Commissie van Toezicht (hierna: CvT) is beperkt tot gedetineerden
die in de JICN een gevangenisstraf uitzitten. Arrestanten van KPCN die in de JICN
op Bonaire verblijven, vallen daar niet onder. JICN huisvest de arrestanten op het
terrein voor de politie en is belast met de arrestantenzorg. Het toezicht op de arrestantenzorg
op de BES is geregeld in de Veiligheidswet BES en het Besluit Beheer Politiekorps
BES. Volgens de Raad en het College is het van belang dat ook de arrestanten die in
de JICN verblijven een klacht kunnen indienen bij de CvT. De Raad en het College adviseren
daarom het mandaat van de CvT uit te breiden naar arrestanten. De praktijk laat zien
dat door arrestanten weinig tot geen klachten worden ingediend. Dit hangt vermoedelijk
samen met de korte duur van het verblijf van arrestanten. Ik zal daarom de komende
tijd verkennen in hoeverre het wenselijk is om de mogelijkheid voor arrestanten om
formeel een klacht in te dienen te wijzigen conform het voorstel van de Raad en het
College.
Heroverweging standpunt t.a.v. niet overgenomen aanbevelingen uit 2016
De Raad en het College doen de aanbeveling het standpunt te heroverwegen ten aanzien
van vijf niet overgenomen aanbevelingen van de Raad uit 2016, te weten:
1. Bezie met betrekking tot de beslistermijn van twee weken van de Beklagcommissie, zoals
die is opgenomen in de Wet beginselen gevangeniswezen BES, de wenselijkheid van aanpassing
van die termijn.
2. Neem het initiatief tot verruiming van het beklagrecht voor gedetineerden door openstelling
van de mogelijkheid van beklag tegen alle soorten beslissingen van de directie.
3. Creëer een beroepsmogelijkheid ten aanzien van uitspraken van de Beklagcommissie.
4. Richt een ambtelijk secretariaat op voor de CvT.
5. CvT dient invulling te geven aan haar verplichting tweemaal per jaar te rapporteren
over onder meer de bevindingen van de Beklagcommissie.
Ten aanzien van de eerste aanbeveling wil ik opmerken dat binnen de JICN een verbeterproces
is ingezet ten aanzien van het werkproces van de Beklagcommissie. Zo is vorig jaar
een procesbeschrijving beklagzaken opgesteld. Ook wordt op dit moment het interne
proces onderzocht. Zoals ook opgemerkt door de Raad en het College heeft de directie
van de JICN toegezegd dat zij gaat werken aan een protocol voor de afhandeling van
klaagschriften, inclusief termijnen. Derhalve zie ik op dit moment geen aanleiding
tot het aanpassen van de Wet beginselen gevangeniswezen BES.
Ten aanzien van de tweede en derde aanbevelingen deel ik de mening van mijn voorganger
dat deze aanbevelingen op dit moment geen prioriteit hebben. Ten eerste omdat op dit
moment de situatie vergelijkbaar is met die van de andere landen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk. Daarnaast heb ik ook geen signalen ontvangen dat klachten
gemist worden of zaken niet correct behandeld worden. Ook herhaal ik mijn standpunt,
zoals ook aangehaald in het rapport van de Raad en het College, dat uit de praktijk
blijkt dat er vooralsnog geen behoefte is aan een beroepsmogelijkheid. Samen met de
JICN blijf ik bezien dat klachten op een correcte wijze worden afgehandeld.
Ten aanzien van de vierde aanbeveling heeft mijn voorganger laten weten dat deze aanbeveling
zou worden bezien in het licht van financiële en capacitaire mogelijkheden. Alhoewel
formatieve ruimte voor deze vacature is geregeld, is het de CvT tot op heden niet
gelukt deze vacature te vervullen. Om die reden is ook de tweejaarlijkse rapportage
nog niet opgesteld. Zodra de ambtelijke ondersteuning van de CvT volledig is ingevuld,
zal dit ter hand worden genomen waarmee de vijfde aanbeveling gestand kan worden gedaan.
Borg in samenspraak met het Rijksvastgoedbedrijf (hierna: RVB) de dienstverlening
ten aanzien van de systemen in de JICN
De Raad geeft aan dat het belangrijk is dat in geval van een storing in de systemen
van de JICN alles snel weer draait. Om de zekerheid te hebben dat dit gebeurt, adviseert
de Raad afspraken hierover met het RVB te borgen. Vooropgesteld is de ervaring dat
het RVB adequaat reageert op storingen en dat deze dan ook snel worden verholpen.
Het borgen van de afspraken over deze dienstverlening vindt plaats in projectteams
waar het RVB, DJI en de JICN zitting in hebben. In de teams wordt het uit te voeren
onderhoud aan de systemen door het RVB besproken en vindt monitoring op de uitvoering
plaats. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de JICN dat klein onderhoud en vervanging
(simpele onderdelen) door het technisch beheer van de locatie zelf kan worden opgepakt.
Deze aanpak voorkomt bij simpele storingen langere wachttijden en geeft JICN de mogelijkheid
zelf adequaat te reageren. Deze vorm van samenwerking is geborgd in een stroomschema.
Zorg voor goede afstemming tussen DIZ-DJI en JICN over de procedure voor de totstandkoming
van ministeriële beschikkingen v.i.
De Raad adviseert dat betere afstemming moet plaatsvinden tussen de Divisie Individuele
Zaken (DIZ) van DJI en de JICN als het gaat om de totstandkoming van v.i.-beslissingen.
Dit moet er voor zorgen dat vi-beschikkingen op tijd worden gegeven. Gebleken is dat
bij tijdig ingediende adviesaanvragen vrijwel altijd tijdig een beschikking wordt
afgegeven. Twee maanden wordt hierbij gezien als redelijke termijn en sluit aan bij
de bepalingen in het Reclasseringsbesluit 1953 BES. Deze afspraken zijn vastgelegd
in een gezamenlijk opgestelde werkinstructie. Inmiddels wordt deze termijn gehanteerd
door de betrokken partijen.
Tot slot doet de Raad en het College de aanbeveling om het mandaat te regelen ten
aanzien van het nemen van v.i.-beslissingen. Vooruitlopend op de wijziging van Wetboek
van Strafrecht BES (waarin de mogelijkheid is gecreëerd dat de Hoofddirecteur DJI
namens mij de beslissingen kan gaan nemen) is op 24 april jl. een tijdelijk mandaatbesluit
in werking getreden zodat individuele vi-beslissingen door de Directeur-Generaal Straffen
en Beschermen kunnen worden genomen. Op basis van hiervan kan de aanbeveling van de
Raad en het College worden opgepakt.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming