Brief regering : Inzet ESA-conferentie op ministerieel niveau SPACE19+
24 446 Ruimtevaartbeleid
Nr. 65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2019
Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) informeer ik u in deze brief over de Nederlandse
inzet tijdens de ESA-conferentie op ministerieel niveau SPACE19+ op 27 en 28 november 2019. Deze brief richt zich alleen op de aanpassingen ten opzichte
van de in de Nota Ruimtevaartbeleid 20191 beschreven inzet. Deze aanpassingen vloeien voort uit de presentatie van de definitieve
programmavoorstellen van de ESA in juli 2019.
In de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 schetst het kabinet de hoofdlijnen van het ruimtevaart
voor de periode 2020–2022. Naast de inzet voor de Ministeriële Conferentie wordt ook
de samenhang met het nationaal beleid en de Nederlandse inzet in de EU en de VN beschreven.
Het kabinet kiest voor maximalisatie van de maatschappelijke, wetenschappelijke en
economische relevantie van ruimtevaart en het realiseren van Europese autonome en
betaalbare toegang tot en gebruik van de ruimte. Tenslotte wil Nederland ESTEC voor
Nederland behouden en beter verbinden met het Nederlandse ruimtevaartcluster. Het
kabinet heeft bij de voorbereiding van de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 gebruik van
het Pré-advies van het Netherlands Space Office (NSO) gemaakt. Het NSO heeft naar aanleiding van de definitieve programmavoorstellen
van de ESA haar Pré-advies over het ruimtevaartbeleid afgerond. Het definitieve «NSO-advies
voor het ruimtevaartbeleid vanaf 2020» treft u als bijlage bij deze brief2.
In de ESA-raad zijn de onderhandelingen over de definitieve programmavoorstellen van
de ESA nog volop aan de gang. Daarbij geven lidstaten hun voor- en afkeuren van deze
voorstellen aan, waarna de ESA in sommige gevallen in de komende maanden de programmavoorstellen
alsnog zal aanpassen. Tijdens SPACE19+ zullen de lidstaten gezamenlijk definitieve
besluiten over hun inschrijvingen nemen, waarna de ESA het programma voor de jaren
2020–2022 kan uitvoeren. Afhankelijk van deze besluiten kunnen de in deze brief genoemde
bedragen dus nog wijzigen.
De in de Nota Ruimtevaartbeleid 20193 en in deze brief beschreven inzet moet dus worden gezien als een richtsnoer voor
de Nederlandse keuzes tijdens de conferentie. De programmavoorstellen van de ESA in
juli hebben ten opzichte van de in de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 beschreven situatie
op twee gebieden gevolgen voor de Nederlandse inzet:
1. Toegang tot de Ruimte
Het ESA-programma voor Toegang tot de Ruimte is een voorwaarde om Europese autonomie
op dit gebied te borgen. In juli is dit programmavoorstel geconcretiseerd. Zoals aangeven
in de Nota Ruimtevaart 2019 valt dit ESA-programma om twee redenen forser uit dan
gebruikelijk. Ten eerste valt de ondersteuning en industriële afbouw van de Ariane
5 deze keer samen met de ondersteuning en industriële infasering van de Ariane 6 en
VEGA-C. Ten tweede zijn de onderhandelingen met de industrie over een pakket maatregelen
die verdere kostenreducties in 2025 van de Ariane 6 en VEGA-C ondersteunen in beginsel
afgerond. Het betreft hier bijvoorbeeld ontwerpaanpassingen, waarvoor initiële investeringen
nodig zijn die in aanmerking komen voor overheidsbijdragen. Met het oog op wereldwijde
concurrentiekracht op de commerciële markt op de langere termijn zullen in 2020 daarnaast
technologieprogramma’s starten die het gebruik van composieten in en hergebruik van
raketstructuren mogelijk maken. In aansluiting op het advies van NSO neemt de voorgenomen
Nederlandse inzet in dit programma toe van € 26 miljoen naar € 32 miljoen, ofwel een
stijging van € 6 miljoen. Dit bedrag is minimaal noodzakelijk om te voldoen aan de
afspraken in ESA-kader over Toegang tot de Ruimte en om het niveau van de huidige
industriële participatie van Nederlandse bedrijven in dit programma te behouden.
2. Verplichte ESA-programma’s
Voor de twee verplichte ESA-programma’s (Wetenschap en General Budget/Kourou) geldt
dat de lidstaten hier naar rato van hun BNP (NL: 4,64%) aan bijdragen. ESA stelt voor
om beide programma’s te intensiveren. De lidstaten moeten hier unaniem mee instemmen.
In aansluiting op het advies van NSO ondersteunt Nederland dit voorstel van de ESA
omdat de ontwikkeling van de verplichte programma’s al jaren achterloopt bij de optionele
programma’s. Hierdoor zijn achterstanden bij het onderhoud en vernieuwing van gebouwen
en faciliteiten ontstaan, waaronder in ESTEC. Daarnaast is de Nederlandse astronomie
van wereldklasse en sterk betrokken bij het wetenschappelijke programma van de ESA.
Dankzij het geo-return beginsel van de ESA komen deze intensiveringen uiteindelijk
ten goede aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Voor Nederland leiden deze
verhogingen tot extra uitgaven voor General Budget/Kourou van maximaal € 7 miljoen
en extra uitgaven voor het wetenschappelijke programma van maximaal € 3 miljoen. Omdat
alle lidstaten unaniem met deze verhoging moeten instemmen, zullen de onderhandelingen
hierover tijdens de Conferentie worden afgerond.
In totaal leiden de bovengenoemde veranderingen tot extra uitgaven van maximaal € 16
miljoen. Mede op basis van het NSO-advies en het daarin beschreven prioriteitenkader
zal deze extra inzet worden gefinancierd uit een herbestemming van een nog niet gerealiseerde
inschrijving tijdens de Ministeriële Conferentie in 2016 (€ 5 miljoen) en herprioriteringen
binnen de inzet op optionele programma’s (€ 8 miljoen) en de nationale programma’s
voor de ontwikkeling en het gebruik van instrumenten (€ 3 miljoen). Voor de herprioritering
binnen de optionele programma’s geldt dat de lagere inzet op het ESA-exploratieprogramma
zal worden gerealiseerd door de Nederlandse inzet uitsluitend te bestemmen voor onze
verplichtingen in het ISS-programma. In de bijlage wordt het financieel overzicht
van de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 geactualiseerd en de keuzes voor de Nederlandse
inzet tijdens Space19+ in beeld gebracht.
Rekening houdende met het NSO-advies beschouw ik deze inzet voor de ESA Ministeriële
Conferentie SPACE19+ als een verantwoord pakket, waarmee we maximaal recht doen aan
de doelstellingen in de Nota Ruimtevaartbeleid 2019. Na de Conferentie zal ik u over
de uitkomst van SPACE19+ en de gemaakte keuzes informeren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Bijlage: Financieel overzicht Nota Ruimtevaartbeleid 2019 (miljoen €)
1. Richtbedragen ESA-inschrijving 2019
Verplichte ESA-programma's (2020–2022)
Mutatie1
General-budget/Kourou (EZK)
67
7
Wetenschap (OCW)
77
3
Subtotaal
144
10
Optionele ESA-programma's (EZK)
Technologie
28,5
– 1,5
Starters
3
0
Aardobservatie
41
– 2
Satellietdata-toepassingen
13
0
Toegang tot de ruimte
32
6
Exploratie
11
– 4
Veiligheid in- en vanuit de ruimte
2
0
Satellietnavigatie
1
– 0,5
Subtotaal
131,5
– 2,0
Totale Nederlandse inzet Space 19+
275,5
2. EUMETSAT 2020–2022 (I&W)
Bijdrage EUMETSAT
61
0
3. Nationale programma's 2020–2022
Basisinfra open data (EZK)2
3
ESTEC en outreach (EZK, OCW)
2
Stimulering toepassingen (EZK)
4
Wetenschap, incl. instrumenten (OCW)
14
– 3
Nationale technologieontwikkeling (EZK)
4,5
Doorloop 2016–2019
3
Subtotaal
30,5
– 3
4. Defensie (2020–2023)3
12,3
0
Totaal (1 + 2 + 3)
379,3
5
X Noot
1
Mutaties ten opzichte van Nota Ruimtevaartbeleid 2019
X Noot
2
Financiering door een grotere groep publieke gebruikers wordt onderzocht
X Noot
3
Kennisopbouw (€ 5,4 miljoen), Technologie (€ 2,9 miljoen), Missiegedreven onderzoek
(€ 4 miljoen)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat