Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de policy brief 'Nu de koers is bepaald. Ex ante evaluatie ontwerp-Nationale Omgevingsvisie'
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 augustus 2019
Op 4 juli 2019 heeft uw Kamer mijn reactie gevraagd op de brief van het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) van 20 juni 2019 over de policy brief «Nu de koers is bepaald.
Ex ante evaluatie ontwerp-Nationale Omgevingsvisie». Graag voldoe ik aan dit verzoek
(Kamerstuk 34 682, nr. 27).
Policy brief PBL
Het PBL schetst de ontwerp-Nationale Omgevingsvisie (NOVI) als een beloftevol begin
van een groeitraject naar omgevingsbeleid dat uiteindelijk de hoge integrale intenties
van de Omgevingswet gestalte moet geven. Het planbureau constateert dat het kabinet
met de ontwerp-NOVI positie kiest in de spanningsvelden tussen integraal en sectoraal
en tussen centraal en decentraal, en daarbij terecht veel beleidsruimte laat aan sectorale
en gebiedsgerichte trajecten. De ontwerp-NOVI, aldus het PBL, bevat een ambitieus
toekomstperspectief, een belangrijke voorwaarde om de samenleving te mobiliseren.
De ontwerp-NOVI gaat echter wat betreft het PBL nog niet ver genoeg in de integratie
van verschillende domeinen. Het PBL acht het nodig in de grote transities keuzes te
maken die domein- of sectoroverstijgend zijn. De NOVI moet daarin meer positie kiezen
en keuzes maken.
Het PBL heeft de ontwerp-NOVI beoordeeld aan de hand van een set evaluatiecriteria,
welke het ontleent aan de Omgevingswet en de memorie van toelichting. Om te komen
tot een NOVI die volledig beantwoordt aan de intenties van de Omgevingswet doet het
PBL aanbevelingen voor de komende etappes in het spoor van de NOVI.
Voor de definitieve NOVI liggen volgens het PBL de belangrijkste aandachtspunten in
het verder betrekken en het agenderen:
• de maatschappij verder betrekken met het toekomstperspectief als vertrekpunt;
• nationale samenhangende keuzes agenderen;
• heldere kaders meegeven aan het vervolgtraject (visies, programma’s, omgevingsagenda’s,
NOVI-gebieden);
• hervorming van instrumenten agenderen.
De actualisering van de NOVI (2020/2021) biedt in de ogen van het PBL de kans om voor
het ingaan van de Omgevingswet in 2021 de behoefte aan meer samenhang te vervullen.
De belangrijkste aandachtspunten daarvoor liggen in het maken van keuzes:
• belangrijke samenhangende nationale keuzes maken;
• de resultaten van de uit- en doorwerkingstrajecten onderling afstemmen, en vastleggen
in de NOVI;
• scenario’s opstellen, onzekerheden verkennen, en beleid adaptief maken.
Reactie
Met het PBL ben ik het eens dat de ontwerp-NOVI gezien moet worden als onderdeel van
een groeiproces. Het verheugt mij dat het PBL de ontwerp-NOVI daarin een goede eerste
stap noemt. De aanbevelingen die het PBL doet zal ik naast andere reacties betrekken
in het vervolg van dat proces, net als dat is gedaan met eerdere tussentijdse aanbevelingen
van het planbureau. Zo heeft het kabinet al bij het opstellen van de startnota voor
de NOVI uitgebreid gebruik gemaakt van de PBL-verkenning naar omgevingsopgaven.
De vaststelling van de NOVI is voorzien in februari 2020. Net als in het totstandkomingsproces
zal het kabinet ook in het proces naar de vaststelling de dialoog met maatschappelijke
partijen blijven voeren. Dat gebeurt zowel in het formele proces van terinzagelegging
als door het in gesprek blijven met andere overheden, stakeholders, deskundigen en
maatschappelijke partijen bij het ontwikkelen van de uitvoeringsagenda die bij de
vastgestelde NOVI zal worden gevoegd en bij het voorbereiden van de uitvoering van
de NOVI in programma’s, omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden.
Met het PBL ben ik het eens dat nationale visie de basis moet zijn voor samenhangende
keuzes. Met de toekomstvisie in hoofdstuk 2 van de ontwerp-NOVI en de keuzes in hoofdstuk
4 zet het kabinet een belangrijke stap. Met de ontwerp-NOVI agendeert het kabinet,
stelt het prioriteiten, kiest het en geeft richting, maar laat bewust ook ruimte voor
maatschappelijk en politiek debat, voor nadere uitwerking en maatwerk, en voor eigen
verantwoordelijkheden en keuzen van anderen dan de rijksoverheid. Het agenderen en
maken van nationale keuzes is niet iets dat alleen is voorbehouden aan de vaststelling
of de actualisering van de NOVI zelf. Het permanente proces van interdepartementale
en interbestuurlijke samenwerking op de inhoud is uiteindelijk bepalend voor de mate
waarin met de NOVI volledig invulling wordt gegeven aan de Omgevingswet. De NOVI is
daarmee voor mij niet alleen een product, maar eerder en vooral een proces waarin
keuzes zorgvuldig en over de volle breedte van de leefomgeving worden gemaakt.
Aan de terecht door het PBL gevraagde kaders voor de verdere uitwerking van de NOVI
zal in de vastgestelde NOVI en de daarbij behorende uitvoeringsagenda vorm worden
gegeven. Omgevingsagenda’s en de aanpak van NOVI-gebieden zullen belangrijke elementen
zijn in de samenhangende verdere uitwerking.
Hervorming van instrumenten in de brede zin die het PBL aanbeveelt kan mede vanuit
de NOVI en de uitwerkingen daarvan worden overwogen. Omgevingsdoelen, hoe belangrijk
ook, zijn echter niet de enige doelen van Rijksbeleid en kunnen dus niet allesbepalend
zijn. Bredere beschouwingen zijn nodig1.
Onzekerheden zijn waar het gaat over de toekomst onvermijdelijk, het planbureau vraagt
daar aandacht voor en in mijn ogen is adaptief beleid hierop het best mogelijke antwoord.
Het cyclische NOVI-proces, zoals de ontwerp-NOVI dat schetst, wordt daarop ook ingericht.
Het kabinet gaat tweejaarlijks monitoren, vierjaarlijks evalueren en daarbij kunnen
we bezien of het beleid nog past bij de opgaven die er liggen. Daarbij moet een juiste
balans gevonden worden tussen adaptief beleid en zekerheid voor de maatschappij. Die
balans zal in de praktijk van het omgevingsbeleid moeten worden gezocht in voortgaand
gesprek met maatschappij en politiek.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties