Brief regering : Instelling van het adviescollege Stikstofproblematiek
32 670 Voortgang Natura 2000
Nr. 164 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2019
Met deze brief informeer ik u over de instelling van het adviescollege Stikstofproblematiek.
In het debat met uw Kamer op 20 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 96) over de
gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(hierna: de Afdeling) over PAS is de regering met de motie van het lid Geurts c.s.
(Kamerstuk 32 670, nr. 160) verzocht om de instelling van een adviescommissie te overwegen. Hierover is in de
afgelopen weken ook intensief overleg gevoerd met de medeoverheden. Dit heeft geleid
tot brede steun voor de instelling van een dergelijke commissie
De in het licht van de uitspraak van de Afdeling ontstane situatie is inhoudelijk
en bestuurlijk complex. Voor de advisering over de oplossing daarvan is het wenselijk
een beroep te kunnen doen op onafhankelijke, externe deskundigheid vanuit verschillende
achtergronden: juridisch, ecologisch, economisch en bestuurlijk. Geen van de bestaande
adviescolleges is in deze breedte geëquipeerd voor de vervulling van deze specifieke adviesopdracht.
Tegen die achtergrond is gekozen voor de instelling van een nieuw, eenmalig adviescollege
met een afgebakende opdracht in de zin van de Kaderwet adviescolleges, te weten het
adviescollege Stikstofproblematiek, onder voorzitterschap van de heer J.W. Remkes.
Daarnaast zijn de dames prof. mr. A. Freriks, W.H. Maij MBA, ir. A.G. Nijhof MBA,
E. Post MMC en prof. dr. L. Vet en de heren prof. dr. ir. R. Rabbinge, prof. dr. E.
Dijkgraaf, dr. M. Scholten en drs. G.J. Gerbrandy bereid gevonden om deel te nemen
aan dit college.
Dit adviescollege wordt gevraagd advies uit te brengen over oplossingen voor de kortere
termijn en voor de langere termijn voor de problematiek die is ontstaan in het licht
van de uitspraken van de Afdeling van 29 mei 2019 over het programma aanpak stikstof
2015–2021 en over twee daarmee samenhangende vrijstellingsregelingen voor activiteiten
met een zeer lage stikstofuitstoot en voor het weiden van vee en het gebruik van meststoffen.
De opdracht van het adviescollege valt in twee deelopdrachten uiteen, die zijn gekoppeld
aan de oplossingen voor de kortere termijn en de oplossingen voor de langere termijn.
Voor de kortere termijn gaat het om advisering over de wijze waarop en de voorwaarden
waaronder op korte termijn toestemming kan worden verleend voor ontwikkelingen die
stikstofdepositie veroorzaken op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden
en legalisering kan plaatsvinden van ontwikkelingen die zijn gerealiseerd op basis
van de vrijstellingen die waren verbonden aan het PAS. Ook is het van belang om een
afwegingskader voor deze toestemmingverlening en legalisering en de daarbij aan te
brengen prioritering te ontwikkelen. Dat moet objectieve uitgangspunten bieden op
basis waarvan een afweging tussen de belangen van de verschillende economische sectoren
en andere mogelijke belangen (veiligheid, bereikbaarheid, huisvesting, verduurzaming
et cetera) kan worden gemaakt in het licht van de schaarse ruimte die er is voor stikstofdepositie
veroorzakende ontwikkelingen.
Voor de langere termijn gaat het om een advies over een nieuwe aanpak van de stikstofproblematiek
in relatie tot de verplichting op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn
om op termijn een gunstige staat van instandhouding te realiseren voor de habitats
van soorten en de natuurlijke typen habitats waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn
aangewezen. Deze doelstelling staat onder druk, aangezien door overbelasting met stikstof
veel habitats er slecht aan toe zijn. Bij de formulering van een advies voor een nieuwe
aanpak dienen ook te worden betrokken diverse transitieopgaven waarvoor Nederland
in de komende jaren staat, zoals het klimaatakkoord en de ontwikkeling naar een circulaire
landbouw. De advisering over een nieuwe aanpak kan gaan van een aanpak die voortbouwt
op elementen van het programma aanpak stikstof die wel houdbaar zijn of houdbaar kunnen
worden gemaakt tot geheel andere alternatieven voor die aanpak. Onderscheid is denkbaar
al naar gelang het schaalniveau (lokaal, regionaal, landelijk) en de specifieke sectoren.
Het adviescollege wordt gevraagd bij wijze van quick scan te verkennen of mogelijkerwijs
ook een meer integrale aanpak van schadelijke emissies perspectief kan bieden of juist
tot vertraging van de aanpak van de stikstofproblematiek zou leiden. Van belang is
voorts dat in een nieuwe aanpak ruimte bestaat voor innovatieve ontwikkelingen, ook
als deze zich in de praktijk nog niet geheel hebben bewezen.
In het licht van de zwaarte van de opdracht en de veelzijdigheid van de problematiek
en de aan de orde zijnde belangen, bestaat het adviescollege uit negen leden naast
de voorzitter. Gelet op het grote maatschappelijke belang bij snelle duidelijkheid,
wordt het adviescollege gevraagd haar advies voor de kortere termijn bij voorkeur
reeds te geven binnen twee maanden na benoeming van de voorzitter en de leden. Voor
het advies voor de langere termijn heeft het adviescollege negen maanden extra beschikbaar.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit