Brief regering : Inzet van sectorplannen voor fundamenteel onderzoek
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 206
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de inzet van € 60 mln. aan eerste geldstroommiddelen
over de universiteiten voor sectorplannen, waarvan € 51,4 mln. naar bèta/techniek
gaat en € 8.6 mln. naar sociale en geesteswetenschappen (vanaf nu SSH). Deze verdeling
is een uitwerking van de inzet van de OCW-middelen voor fundamenteel onderzoek zoals
opgenomen in de Kamerbrief d.d. 9 maart 20181. Hierbij sluit ik aan op het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» (bijlage bij
Kamerstuk 34 700, nr. 34) waarin staat dat er speciale aandacht uit gaat naar technische wetenschappen en
onderzoeksgroepen die te maken hebben met hoge kosten. Dit wordt gesteund door de
motie Bruins/Van der Molen over de prioriteit van het kabinet bij bèta/technische
wetenschappen2. Deze investering in sectorplannen maakt deel uit van een bredere versterking van
de sector bèta/techniek die dit kabinet wil realiseren. Deze versterking staat beschreven
in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie van Rijn.3 Later in deze brief kom ik terug op de samenhang met dit rapport.
Versterking van de onderzoeksbasis
De middelen worden ingezet in het kader van het sectorplan bèta en techniek en het
sectorplan SSH. Een sectorplan heeft als doel om de strategische samenwerking tussen
faculteiten te versterken waarbij een verbinding wordt gelegd tussen onderwijs, onderzoek
en maatschappelijke doelen. Via deze sectorplannen geef ik een krachtige impuls aan
het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en versterk ik de aansluiting tussen hoger
onderwijs en onderzoek in de betrokken sectoren. Ook heeft het als doel om de kennisbasis
te versterken door profilering van universiteiten en een gebalanceerde onderlinge
afstemming van deze profilering. Een helder profiel helpt bij het aantrekken van talentvolle
(buitenlandse) onderzoekers en het aangaan van goede verbindingen met andere nationale
en internationale onderzoeksinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Een versterking van de kennisbasis maakt het daarnaast beter mogelijk om mee te doen
in interdisciplinaire samenwerking, bijvoorbeeld in de Nationale Wetenschapsagenda.
Ik wil met deze investering bijdragen aan het creëren van meer vaste banen voor wetenschappelijk
personeel, om zo het aantal flexibele contracten bij universiteiten te verminderen.
Met de inzet van dit instrument wordt tevens invulling gegeven aan het sectorakkoord
OCW-VSNU4 waarin de aansluiting van onderzoek op onderwijs en impact wordt genoemd.
De sectorbeelden bèta, techniek en SSH
Begin dit jaar hebben de betreffende sectoren onder leiding van kwartiermakers de
heer prof. dr. E.W. (Bert) Meijer en de heer prof. dr. mr. M.A.P. (Mark) Bovens de
sectorbeelden bèta, techniek en SSH aan OCW overhandigd.5 Hierin is aangegeven wat de langetermijnvisie voor onderzoek in deze sectoren is,
hoe men zich wil profileren en waar de investeringen het hardst nodig zijn. Daarnaast
is een voorstel gedaan voor een grove verdeling van de beschikbare middelen over de
disciplines.
De commissies sectorplannen
Afgelopen voorjaar hebben de faculteiten de sectorbeelden vertaald in faculteitsplannen.
Hierin wordt concreet aangegeven hoeveel eerste geldstroommiddelen en posities per
faculteit nodig zijn. Om zowel de sectorbeelden als de faculteitsplannen goed te kunnen
wegen op kwaliteit en ambitie heb ik twee commissies ingesteld, een Commissie sectorplan
Bèta en Techniek onder leiding van de heer prof. dr. ir. C.J. (Hans) van Duijn en
een Commissie sectorplan Social Sciences and Humanities onder leiding van mevrouw
prof. mr. J.E.J. (Corien) Prins. Beide commissies hebben mij voorzien van een zwaarwegend
advies welke ik bij deze aan uw Kamer aanbied6. Ik ben beide commissies zeer erkentelijk voor hun gedegen inzet en de adviezen die
hier het resultaat van zijn.
Deze adviezen zijn opgesteld nog voordat ik het advies van de Commissie Van Rijn in
ontvangst heb genomen over de herziening van de bekostiging van het hoger onderwijs
en onderzoek. Naar aanleiding van het advies van Commissie Van Rijn, heeft het kabinet
besloten om de sectorplanmiddelen die via de tweede geldstroom in competitie zouden
worden verdeeld, over te hevelen naar de eerste geldstroom, waarbij een uitzondering
is gemaakt voor de call die in het kader van het sectorplan SSH reeds is opengesteld.
De commissies sectorplannen zijn bij hun advisering uitgegaan van de situatie waarin
het grootste deel van de middelen via de eerste geldstroom zou worden uitgekeerd.
De voorgestelde verdeling van de middelen heeft alleen betrekking op dit deel. De
Commissie sectorplan bèta en techniek heeft aangegeven dat de reactie op het advies
van Van Rijn geen aanleiding geeft tot een andere verdeling over universiteiten. De
wijze waarop de middelen die worden overgeheveld uit de tweede geldstroom over de
universiteiten worden verdeeld is nog onderwerp van gesprek.
Ik heb besloten de adviezen van de commissies sectorplannen over de verdeling van
de middelen op te volgen. De commissies hebben in hun adviezen rekening gehouden met
de wijze waarop de faculteiten hun wetenschappelijke staf willen versterken en hoe
deze versterking aansluit op de landelijke prioritering zoals genoemd in de sectorbeelden.
Met deze honderden nieuwe wetenschappelijke posities zal de basis van deze wetenschappelijke
disciplines versterkt worden. De volgende disciplines zullen middelen ontvangen: natuurkunde,
scheikunde, wiskunde, informatica en de construerende ingenieurswetenschappen binnen
de techniek vanuit het sectorplan bèta/techniek. Vanuit het sectorplan SSH zal de
basis van de rechtsgeleerdheid worden versterkt. Naast het versterken van de bases
zal het afschaffen van een aantal numerus fixus-opleidingen meer ruimte bieden aan
studenten voor een opleiding in een bèta/ techniekrichting. Daarnaast beogen deze
sectorplannen de diversiteit van de wetenschappelijke staf te vergroten. De commissies
hebben bij de weging van de faculteitsplannen op al deze facetten gelet en zullen
hier ook na het beschikbaar komen van de middelen op blijven letten.
Naast de versterking van de disciplinaire onderzoeksbases zal middels het sectorplan
SSH ook een thematische versterking plaatsvinden van het onderzoek en de infrastructuur
binnen de digitale SSH. Deze versterking leidt ertoe dat de SSH de komende jaren een
bijdrage zullen gaan leveren aan het duiden van een van de grootste maatschappelijke
uitdagingen van dit moment: de digitalisering van de samenleving.
Verdere verloop
Om toe te zien op een goede besteding van de middelen voor deze sectorplannen, heb
ik de commissies gevraagd om na drie jaar een tussentijdse evaluatie uit te voeren
van de activiteiten die de universiteiten met deze middelen uitvoeren en mij daarover
te adviseren.7 Daarna zal ik besluiten of de middelen ongewijzigd aan de faculteiten worden toegekend
voor de tweede periode van drie jaar (vierde tot en met het zesde jaar) of dat inhoudelijk
accenten worden verlegd, waarbij de middelen mogelijk anders worden verdeeld over
de betrokken faculteiten binnen het desbetreffende sectorplan.
Ook zullen de commissies aan het eind van de looptijd van deze plannen, na zes jaar,
een eindevaluatie uitvoeren en mij daarover van advies voorzien. Ik zal dan besluiten
of het structureel indalen van de middelen in de rijksbijdrage gerechtvaardigd is.
Hiervoor zullen de commissies eerst bepalen welke investeringen van faculteiten gezien
worden als vaste aanstellingen en/of structurele investeringen en welke niet.
Samenloop met het advies van de Commissie van Rijn: «Wissels Om»
De sectorplanmiddelen zouden in eerste instantie zowel via de eerste als de tweede
geldstroom worden uitgekeerd, totaal € 70 mln. structureel. Na het advies van de Commissie
Van Rijn en na consultatie van de VSNU en NWO, heeft het kabinet echter besloten deze
middelen allemaal via de eerste geldstroom uit te keren, uitgezonderd de call die
in het kader van het domeinplan Digitale SSH reeds in 2019 is uitgezet. Deze call
zal worden afgewikkeld waarbij ik tevens invulling geef aan motie Bruins8 over voldoende aandacht voor geesteswetenschappen binnen het sectorplan SSH. Ik zal
ervoor zorgen dat de overgehevelde middelen die bestemd waren voor de NWO calls in
bèta en techniek beschikbaar blijven voor het sectorplan bèta en techniek. Daarnaast
zal ik uitvoering geven aan de motie van Van Meenen over
een onderzoek naar de herverdeling van de bèta/techniekmiddelen richting algemene
universiteiten.9 Hierover zal ik uw Kamer in de eerste helft van september informeren. Ook zal ik
ervoor zorgen dat bij de overheveling van de middelen voor SSH uit de tweede geldstroom
er voldoende aandacht blijft voor de geesteswetenschappen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.