Brief regering : Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18-19 juli te Helsinki
32 317 JBZ-Raad
Nr. 566 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
               STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2019
Hierbij bieden wij u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  de geannoteerde agenda aan van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken op 18 en 19 juli 2019 te Helsinki.
               
Daarnaast informeert de Minister van Justitie en Veiligheid u graag over de stand
                  van zaken betreft de samenwerking tussen het Europees Openbaar Ministerie en OLAF.
               
Tijdens het Algemeen overleg met uw Kamer op 5 december jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 536) heb ik u toegezegd u te informeren over de samenwerking tussen OLAF en het EOM wanneer
                  zich hier relevante ontwikkelingen voordoen. Ik verwijs in dit verband allereerst
                  graag naar mijn brief ter aanbieding van de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van
                  7-8 februari jl.1 Op 16 april jl. heeft het Europees parlement een resolutie aangenomen met het oog
                  op de vaststelling van zijn standpunt in eerste lezing.2 Coreper heeft op 12 juni jl. ingestemd met het door het Roemeense Voorzitterschap
                  voorgestelde mandaat voor Raad tijdens de triloog.3 Het is niet duidelijk wie er namens het Europees parlement als rapporteur zal optreden,
                  of het Europees parlement in zijn nieuwe samenstelling onverkort zal inzetten op dezelfde
                  punten als in deze resolutie zijn opgenomen en wanneer de triloog concreet aanvang
                  zal kunnen nemen.
               
Het inkomende Finse Voorzitterschap zal daarover in overleg treden met het Europees
                  parlement tijdens de zomerperiode.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming
                  S. DekkerDe Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken, 18–19 juli 2019 te Helsinki
               
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
1. Werksessie I – De toekomst van EU interne veiligheid
               
Het Fins voorzitterschap zet, zoals het tijdens de laatste JBZ-Raad aankondigde, de
                     discussie in de JBZ-Raad voort over de vervolgstappen die de EU in het interne veiligheidsdomein
                     moet zetten. Het Roemeens voorzittershap had enkele thematische discussies georganiseerd,
                     waaronder die over de toekomst van de EU rechtshandhaving.
                  
Over de uitkomsten van die discussies en de Nederlandse inzet bent u met het verslag
                     over de Raadsvergadering in juni geïnformeerd. Op 20 en 21 juni jl. stelde de Europese
                     Raad zijn strategische agenda voor de periode 2019–2024 vast4. Het Fins voorzitterschap zal daarop voortbouwen om strategische vervolgstappen op
                     JBZ terrein verder uit te werken.
                  
Wat betreft interne veiligheid zet het Fins voorzitterschap sterk in op een omvattende
                     integrale aanpak en het effectief gebruik maken van bestaande instrumenten. De veiligheidssamenwerking
                     moet volgens het voorzitterschap versterkt en verdiept worden, gebaseerd op bevindingen
                     over het functioneren van bestaande instrumenten, waarbij wordt gewerkt aan efficiënte
                     implementatie van bestaande doelen. Tevens wil het voorzitterschap de discussie over
                     kunstmatige intelligentie, robotisering en digitalisering stimuleren, inclusief de
                     wijze waarop deze ontwikkelingen door met veiligheid belaste organisaties benut kunnen
                     worden en omgekeerd het hoofd kunnen worden geboden.
                  
Ook zal het speciale aandacht geven aan hybride en cyber dreigingen waarbij het de
                     wens van het voorzitterschap is een goede organisatiestructuur te hebben om dreigingen
                     tegen te kunnen gaan. Op het gebied van cybersecurity richt het zich op het vraagstuk
                     van 5G en het delen van kennis en vaardigheden. Inzake informatiedeling ligt de uitdaging
                     primair op de implementatie van recent aangenomen wetgeving, waaronder op het vlak
                     van interoperabiliteit en de verstrekking van hoogwaardige informatie door autoriteiten.
                     Ook zal volgens het Fins voorzitterschap verder samengewerkt moeten worden om tot
                     meer geüniformeerde standaarden inzake analyseactiviteiten te komen en risicoanalyses
                     op systematische wijze op alle niveaus in het kader van het grensbeheer te realiseren.
                     Het voorzitterschap staat ook een duidelijke multidisciplinaire en ketengerichte aanpak
                     voor om veiligheidsuitdagingen aan te gaan. Dat strekt zich ook uit tot civiele bescherming.
                     Verder wordt de noodzaak van een «follow-the-money» aanpak op zowel beleidsmatig en
                     operationeel niveau benadrukt en beoogt het voorzitterschap een doelmatige aanpak
                     van trainingen van rechtshandhavingspersoneel. Daarnaast onderstreept het voorzitterschap
                     de wisselwerking tussen EU interne en EU externe veiligheidsinitiatieven, inclusief
                     de samenwerking tussen EU agentschappen, civielmilitaire missies en lidstaten. Tot
                     slot identificeert het voorzitterschap ook aanknopingspunten in voorzieningen die
                     lidstaten bilateraal hebben afgesproken voor versterkte operationele samenwerking,
                     technische middelen en ziet het de noodzaak de EU beleidscyclus ter bestrijding van
                     georganiseerde criminaliteit verder te versterken.
                  
Nederland verwelkomt voortzetting van deze strategische discussie en ziet in de hiervoor
                  geschetste benadering van het Fins voorzitterschap belangrijke overeenkomsten met
                  haar eigen inzet waaronder het vaststellen van een meer uitgebreide strategische oriëntatie,
                  handhaving van de bestaande doelen, zoals ook de Europese Raad recentelijk bevestigde,
                  en goede implementatie en gebruik van bestaande instrumenten. Het zorgdragen van een
                  omvattende aanpak en gebruik van technologieën en innovaties evenals een financiële
                  aanpak van veiligheidsrisico’s en het verder versterken van een multidisciplinaire
                  en ketengerichte aanpak op verschillende veiligheidsvraagstukken zijn belangrijke
                  doelen die Nederland ook nastreeft. Breder zal Nederland langs de lijnen van haar
                  inzet op EU interne veiligheid, waarover ik uw Kamer op 3 mei 2019 heb geïnformeerd5, handelen. Ook zal daarbij rekening worden gehouden met de noodzaak dat de benodigde
                  personeelsmatige capaciteit en financiële middelen beschikbaar moeten zijn en dat
                  deze op EU niveau en in lidstaten schaars zijn. Afhankelijk van de concrete vraagstukken
                  die het Fins voorzitterschap in zijn discussiepaper voor de informele JBZ-Raad aan
                  de orde zal stellen, zal Nederland binnen die kaders en de vigerende standpunten stelling
                  nemen.
               
2. Werksessie II – De toekomst van migratiebeleid
               
Via opeenvolgende discussies over het gewenste toekomstige asiel- en migratiebeleid
                  van de EU, wil het Fins voorzitterschap, mede op basis van eerdere discussies onder
                  het Roemeens Voorzitterschap, stap voor stap richting geven aan de uitwerking van
                  de strategische agenda van de Europese Raad voor de periode 2019–20246.3 Het Fins voorzitterschap streeft ernaar om van het huidige momentum gebruik te
                  maken om door middel van brede en toekomstgerichte discussies de focus en prioriteiten
                  voor de volgende jaren vast te stellen. Door te verduidelijken waarover nog geen overeenstemming
                  bestaat onder de Europese lidstaten en wat de gemeenschappelijke standpunten zijn
                  op centrale thema’s probeert het voorzitterschap de stand van zaken inzichtelijk te
                  maken. Een vervolgstap is om te bepalen hoe de Europese instanties hun inspanningen
                  hieromtrent zouden moeten inzetten.
               
Tijdens deze informele JBZ-Raad zal op basis van een door het voorzitterschap verspreid
                     discussiedocument een aftrap worden gegeven. Daarin presenteert het voorzitterschap
                     ook de wijze waarop zij het komende halfjaar stappen wil zetten op de verschillende
                     onderdelen van de alomvattende Europese asiel- en migratieaanpak.
                  
Als prioritair thema wordt door het Fins voorzitterschap als eerst het belang van
                     de alomvattende aanpak langs de gehele migratieroute benadrukt. Daarbij worden onder
                     meer de coördinatie op externe activiteiten, samenwerking met derde landen, voldoende
                     financiële middelen via het MFK en mogelijkheden voor hervestiging en legale routes
                     benoemd. Daarnaast zal het Fins voorzitterschap inzetten op het verbeteren van terugkeer
                     via bestaande maatregelen en inventariseren naar de noodzaak voor nieuwe maatregelen
                     om terugkeer te bevorderen. Ook zal de herziening Gemeenschappelijk Europees Asiel
                     Systeem prioriteit blijven, met een nadruk op de nog openstaande onderwerpen, waaronder:
                     verantwoordelijkheid, solidariteit, monitoring door een Europees Asielagentschap,
                     veilige landen, het gebruik van de grensprocedure en Dublin.
                  
Uw Kamer is bekend met de Nederlandse inzet zoals verwoord in de Staat van de Unie
                  en het met de Kamer gedeelde non-paper over dit onderwerp (A renewed European Agenda on Migration)7. De aangegeven prioritaire thema’s van het Fins Voorzitterschap komen grotendeels
                  overeen met de prioriteiten van Nederland, zoals Schengen, Asiel, MFK en governance,
                  en bieden voldoende aanknopingspunten om de Nederlandse inzet hieromtrent uit te dragen.
               
Nederland onderstreept het belang van de integrale aanpak langs de gehele migratieroute,
                  zoals ook verwoord in de integrale migratieagenda van dit kabinet. Naast de aanpak
                  van grondoorzaken voor illegale migratie, het verbeteren van de opvang bescherming
                  van vluchtelingen in de regio, het versterken van grensbeheer en de aanpak van mensenhandel- en smokkel, volgt uit de agenda eveneens het belang van betere terugkeersamenwerking.
                  Dit is een prioriteit van Nederland. Daarbij is het zaak dat de Unie in haar contacten
                  met belangrijke landen van herkomst en transit zich over de volle breedte van de bilaterale
                  betrekkingen inspant.
               
3. Werklunch – Kunstmatige Intelligentie
               
Momenteel is nog geen document beschikbaar ten behoeve van bespreking tijdens de werklunch
                  over kunstmatige intelligentie (AI). De verwachting is dat door het Fins voorzitterschap
                  een presentatie zal worden gegeven over de inzet van AI door de politie.
               
Nederland onderschrijft de mensgerichte aanpak bij AI, zoals verwoord in het Europees
                     gecoördineerd actieplan AI en verder uitgewerkt in de Mededeling Vertrouwen kweken
                     in mensgerichte kunstmatige intelligentie8.5 Juist bij de inzet door politiediensten is een stevige rechtsbescherming van groot
                     belang. Nederland onderschrijft het belang van zorgvuldige afweging van alle juridische,
                     ethische en veiligheidsaspecten bij het ontwerp en de toepassing van AI. Voor Nederland
                     moet hierbij ruimte blijven voor het uitvoeren van experimenten en het innoveren met
                     AI. De Nederlandse politie heeft samen met enkele universiteiten een AI-Politielab
                     opgericht waarin naast de kansen ook de rechtsbescherming en de waarborgen onderzocht
                     worden, zoals uitlegbaarheid,
                  
transparantie en ethische aspecten.
Op EU-niveau wordt op dit moment gewerkt aan een AI-strategie voor rechtshandhaving
                  en migratie. Nederland neemt daaraan deel volgens hierboven beschreven uitgangspunten.
                  Hierbij wordt onder meer gekeken naar de vraag op welke terreinen van AI de meeste
                  winst geboekt kan worden door samen te werken.
               
4. Werksessie III – Hybride dreigingen
               
Momenteel is nog geen document beschikbaar ten behoeve van bespreking tijdens de werksessie
                     over hybride dreigingen. De verwachting is dat de bespreking van dit agendapunt zich
                     richt op het gezamenlijk doorlopen van een scenario met een hybride dreiging.
                  
Hybride dreigingen worden door Nederland gedefinieerd als een conflict tussen staten,
                     grotendeels onder het juridische niveau van openlijk gewapend conflict met geïntegreerd
                     gebruik van middelen om strategische doelstellingen te bereiken. De aanpak rondom
                     het tegengaan van statelijke dreigingen bestaat uit een aantal generieke maatregelen.
                     Het kabinet heeft uw Kamer hier op 18 april jl. over geïnformeerd met de Kamerbrief
                     «Tegengaan Statelijke Dreigingen»9.6 In de kern zijn de belangrijkste elementen van de aanpak:
                  
– De Nederlandse overheid staat een maatschappij-brede aanpak voor, alle relevante partners
                           worden betrokken bij het beschermen van nationale veiligheidsbelangen.
                        
– Een flexibele, adaptieve en geïntegreerde aanpak die inspeelt op de ontwikkelingen
                           zodat risico’s sneller zijn te detecteren en mitigeren.
                        
– De aanpak heeft een landen neutraal karakter, maatwerk en proportionaliteit in concrete
                           gevallen is leidend.
                        
– De aanpak wijzigt de bestaande rolverdelingen niet, maar zet bevoegdheden en beschikbare
                           informatie beter op elkaar afgestemd en gecoördineerd in.
                        
Gezien de dreiging, de te beschermen belangen en de recente casuïstiek ligt het accent
                     van de aanpak de komende periode op de thema’s (1) ongewenste buitenlandse inmenging
                     gericht op diaspora, (2) beschermen van democratische processen en instituties en
                     (3) economische veiligheid.
                  
Nederland zet zich in voor goede samenwerking in EU- en NAVO-verband, als ook tussen
                     EU en NAVO, op het gebied van situationeel bewustzijn, weerbaarheid en respons.
                  
Binnen de EU richt Nederland zich op verbeterde samenwerking tussen de verschillende
                     EU instellingen om onderwerpen met de noodzakelijke samenhang te adresseren.
                  
Daarnaast zet Nederland in op benutting van het «European Centre of Excellence on
                     Countering Hybrid Threats» als netwerkorganisatie en platform voor expertiseontwikkeling.
                     Nederland is hier sinds 2018 bij aangesloten.
                  
II. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
1. Werksessie I – De toekomst van Justitie: versterken van rechtsstatelijkheid
               
Tijdens de informele JBZ-Raad is een gedachtewisseling voorzien over de versterking
                     van de rechtsstatelijkheid in de EU. Het Fins voorzitterschap gaat in het discussiestuk
                     over rechtsstatelijkheid in de EU in op de onafhankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie
                     van nationale justitiële stelsels en het belang van een eerlijk proces. De rechtsstaat
                     is een van de fundamentele waarden van de EU (vastgelegd in artikel 2 VEU). De versterking
                     van de rechtsstatelijkheid zal naast bespreking in de Raad Algemene Zaken (RAZ, bijvoorbeeld
                     de artikel 7-procedure en de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog) en door het gebruikmaken
                     van verschillende EU instrumenten (Hof-zaken, Coöperatie- en Verificatie Mechanisme)
                     nu ook in de JBZ-Raad ter hand worden genomen. Nederland stelt in dat verband voor
                     om te waarborgen dat rechtsstatelijkheid ook de komende jaren nadrukkelijk op de Europese
                     agenda van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) blijft, om de JBZ-Raad
                     op dit punt meer te benutten en algemene ontwikkelingen en concrete onderwerpen op
                     (justitieel-) rechtsstatelijk terrein ook in de JBZ-Raad te bespreken. Het zijn immers
                     de JBZ-ministers die door wetgeving, kaders voor rechterlijke benoemingen en judiciële
                     hervormingen en de bespreking van de naleving en bevordering van de fundamentele rechten
                     binnen de EU de voorwaarden voor versterking, behoud of aantasting van de rechtsstaat
                     scheppen en in de gaten houden.
                  
De Minister van Justitie en Veiligheid bespreekt in dit verband reeds met gelijkgestemde
                     collega’s zowel bilateraal als in groepsverband hoe dit binnen JBZ-verband zinvol
                     en versterkend kan worden vorm gegeven.
                  
Als instrumenten ter versterking van de rechtsstatelijkheid worden in het discussiestuk
                     van Fins Voorzitterschap genoemd het Europese gerechtelijke training netwerk (EJTN),
                     EU-financiering (door middel van het Justitie Programma), het EU Justitie Scorebord
                     (EJS) en de gevestigde beginselen van het recht op een eerlijk proces en de procedurele
                     rechten in strafzaken. Daarna stelt het Fins voorzitterschap een viertal vragen. De
                     eerste vraag betreft hoe Justitieministers kunnen bijdragen aan de versterking van
                     de rechtsstaat in de EU op het gebied van justitie en of ministers rechtsstatelijkheid
                     met regelmatige intervallen willen bespreken in de JBZ-Raad. Nederland is van mening
                     dat voor rechtstatelijke ontwikkelingen en nationale mechanismen de JBZ-ministers
                     een grote verantwoordelijkheid dragen. Het is essentieel dat de Justitieministers
                     aanspreekbaar zijn nationaal en in EU-verband op de onafhankelijke en onpartijdige
                     rechtsstelsels en daarmee voor de rechtsstaat. Op dit moment vindt er geen structurele
                     discussie plaats in de JBZ-Raad over thema’s die raken aan de rechtsstatelijkheid
                     en de verantwoordelijkheid van ministers van justitie en binnenlandse zaken daarvoor.
                     Het kabinet is van mening dat rechtsstatelijkheid naast in de bestaande fora zoals
                     de RAZ nadrukkelijk ook op de agenda van de JBZ-Raad een plek moet krijgen en wel
                     met regelmatige intervallen. De tweede vraag gaat in op wat de hoofdonderwerpen voor
                     debat in de JBZ-Raad zouden zijn, bijvoorbeeld recente jurisprudentie van het Hof
                     van Justitie van de EU op het gebied van justitiële samenwerking (bijvoorbeeld ten
                     aanzien van het Europees Aanhoudingsbevel, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht,
                     gevangenisomstandigheden), corruptie en beste praktijken bij gerechtelijke hervormingen.
                     Nederland kan zich geheel vinden in deze voorstellen en vindt ieder van deze voorbeelden
                     ter zake. Geregelde thematische discussies in de JBZ-Raad over ontwikkelingen op EU-
                     en nationaal niveau, met inbegrip van de uitspraken van het EUHof van Justitie zijn
                     nodig. Nederland is van mening dat het bevorderen van wederzijds vertrouwen in civiele
                     en strafzaken vereist dat de JBZ-Raad met regelmatige intervallen belangrijke issues
                     zal bespreken. Door ervaringen met gerechtelijke hervormingen te bespreken, kunnen
                     ook de zorgen over ontwikkelingen in EU-lidstaten worden vermeld.
                  
Aan onderwerpen als digitalisering en kunstmatige intelligentie zowel als onafhankelijkheid
                     van de rechter en fundamentele rechten valt verder te denken. Bij de vervolgvraag
                     welke instrumenten op justitiegebied voor het bevorderen van een gezamenlijke gerechtelijke
                     cultuur het effectiefst zijn en of die verder moeten worden ontwikkeld en zo ja hoe,
                     zou Nederland willen opmerken dat het EJTN en projecten in het kader van het Justitie
                     Programma waardevol zijn, maar dat het voorkomen van inbreuken op de rechtsstaat,
                     en in voorkomend geval het handhaven van het EU recht, belangrijker zijn. Het EU Justitie
                     Scorebord is een belangrijk instrument dat beter zou kunnen worden benut door discussie
                     op enkele indicatoren te focussen. Het EJS dient voorts te worden uitgebreid met strafrecht.
                     Op de slotvraag welke beste praktijken iedere lidstaat zou willen delen met de andere
                     lidstaten op het gebied van rechtsstatelijkheid op justitiegebied, zou Nederland kunnen
                     noemen de nieuwsbrief van de Gerechtscoördinator van Hof Amsterdam inzake het Europees
                     Recht die zich richt op de ontsluiting van Europese jurisprudentie, waarvoor zij een
                     Europese prijs ontvingen.
                  
Van het Fins Voorzitterschap is begrepen dat het dit halfjaar bij de komende JBZ-Raden
                  op 7-8 oktober en 2-3 december2019 aan het onderwerp rechtsstatelijkheid opnieuw aandacht
                  zal besteden. De verwachting is daarbij dat het voorzitterschap raadsconclusies zal
                  voorstellen ter versterking van de rechtsstatelijkheid en wel door voor de komende
                  jaren tot een bespreking met regelmatige intervallen in de JBZ-Raad te besluiten,
                  hetgeen Nederlandse steun heeft.
               
2. Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking: strafrechtelijke samenwerking,
                  detentie en alternatieven
               
Tijdens de informele JBZ-Raad is een gedachtewisseling voorzien over de toekomst van
                  strafrechtelijke samenwerking, en dan in het bijzonder detentie en alternatieven daarvan.
                  Het Fins voorzitterschap bouwt daarmee voort op het voorzitterschapsrapport inzake
                  de toekomst van wederzijdse erkenning in strafzaken dat is besproken tijdens de JBZ-raad
                  van 6 en 7 juni 2019.10
Het Finse voorzitterschap overweegt in het voorliggende document dat reeds meermaals
                  is erkend dat benutting van alternatieve straffen een bijdrage kan leveren aan versterking
                  van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. Om die reden, zo betoogt het voorzitterschap,
                  behoeft benutting van de mogelijkheid van alternatieve straffen nadere analyse en
                  aandacht. Daartoe stelt het voorzitterschap drie vragen. Ten eerste vraagt het voorzitterschap
                  welke rol alternatieve straffen spelen in het strafrechtelijke beleid van de lidstaten
                  en welke beste praktijken lidstaten zouden willen delen met de andere lidstaten. Ten
                  tweede vraagt het voorzitterschap in hoeverre de betrokkenheid van de lidstaten, de
                  Europese Commissie en de Raad van Europa bij zou kunnen dragen aan het versterken
                  van de strafrechtelijke samenwerking. In aanvulling daarop vraagt het voorzitterschap
                  of lidstaten een rol zien voor alternatieve straffen, als mogelijke gedeeltelijke
                  oplossing voor overbevolking van gevangenissen. Ten derde vraagt het voorzitterschap
                  welke rol de EU zou kunnen spelen in de ondersteuning van lidstaten ten aanzien van
                  overbevolking in gevangenissen, waarbij alternatieven voor detentie en niet-wetgevende
                  maatregelen zouden kunnen worden overwogen.
               
In Nederland worden alternatieve straffen, bijvoorbeeld voorwaardelijke straffen,
                     maatregelen voor veelplegers of mensen met psychische problemen en werkstraffen, op
                     grote schaal toegepast. Het belangrijkste voordeel van deze sancties is de mogelijkheid
                     om maatwerk te kunnen leveren. Het biedt meer opties om gedrag te veranderen.
                  
Daardoor kunnen deze sancties de daders vaak helpen om beter op de goede weg te komen
                     dan gevangenneming. Voor de maatschappij zijn de voordelen een lagere recidive en
                     lagere kosten. Steeds vaker hebben opgelegde sancties in Nederland een voorwaardelijk
                     karakter. Dit kan worden verklaard door de Nederlandse focus op een gepersonaliseerde
                     aanpak met als doel risicovermindering. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
                     financiert de zorg in gevangenissen en zorgt voor forensische zorg buiten de gevangenissen.
                     Een grote uitdaging is het realiseren van continuïteit tussen forensische en reguliere
                     geestelijke gezondheidszorg.
                  
Nederland overweegt daarnaast dat gemeenschappelijke inspanningen van de lidstaten,
                  de Europese Commissie en de Raad van Europa altijd kunnen bijdragen om hindernissen
                  bij de justitiële samenwerking weg te nemen. Als alternatieve sancties kunnen bijdragen
                  aan wederzijdse erkenning en verminderen van overbevolking van gevangenissen, dan
                  moet deze weg zeker worden verkend. De EU zou tot slot behulpzaam kunnen zijn bij
                  het zorgdragen voor een goede toepassing van instrumenten voor strafrechtelijke samenwerking,
                  door bijvoorbeeld in te zetten op training van professionals, evaluatie en het uitwisselen
                  van bewezen werkwijzen. Het faciliteren van de uitwisseling van bewezen werkwijzen
                  zou ook kunnen zien op het punt van overbevolking in gevangenissen, alternatieven
                  voor detentie en niet-wetgevende maatregelen. Een behoefte aan nieuwe wetgeving op
                  het terrein van het gevangeniswezen of alternatieven voor detentie, in aanvulling
                  op het bestaande acquis, is er niet.
               
3. Werklunch – EU Civielrecht en multilateralisme
               
Tijdens de werklunch van de informele JBZ-Raad over EU civielrecht en multilateralisme
                  is een gedachtewisseling voorzien over hoe de invloed van de EU in multilaterale verbanden
                  kan worden vergroot, met name in relatie tot de Haagse Conferentie11. Het Fins voorzitterschap is voornemens de Secretaris-Generaal van de Haagse Conferentie
                  uit te nodigen als gastspreker.
               
De insteek van de werklunch is een gedachtewisseling ten behoeve van invulling op
                  het terrein van EU civiel- en handelsrecht de komende jaren. Hiertoe legt het Fins
                  voorzitterschap een drietal vragen voor aan de lidstaten. Ten eerste in hoeverre lidstaten
                  vanuit het oogpunt van de nieuwe Strategische Agenda van de ER voor 2019–202412 instemmen met de gedachte dat een multilaterale aanpak van civiel- en handelsrecht
                  de voorkeursoptie is voor de versterking van de wereldwijde invloed van de EU op dit
                  terrein. Ten tweede welke verdere stappen de EU zou kunnen nemen, in het belang van
                  de EU burgers en het bedrijfsleven, om een wereldwijd multilateraal kader voor civiel-
                  en handelsrecht te stimuleren. Ten derde hoe de EU de capaciteitsopbouw van ontwikkelingslanden
                  kan stimuleren, met het oog op het sluiten van verdragsrechtelijke relaties met die
                  landen op het terrein van civielrecht.
               
Het standpunt dat de EU inneemt in multilaterale verbanden wordt voor onderwerpen
                  waarvoor de EU bevoegd is, vooraf steeds gecoördineerd in de Raad. Nederland neemt
                  daarin actief deel.
               
Nederland onderschrijft het belang van wereldwijde verdragen en multilateralisme op
                  het terrein van civiel- en handelsrecht. Deze hebben soms de voorkeur boven een intern
                  Europese regeling. Nederland ziet ook de toegevoegde waarde van een rol voor een gezamenlijk
                  optreden binnen de EU in dat verband. Zo zijn eerder deze maand de onderhandelingen
                  afgerond door de Haagse Conferentie over een wereldwijd verdrag op het terrein van
                  erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in civiele en handelszaken
                  en is de verdragstekst in het Vredespaleis in Den Haag ondertekend door de deelnemende
                  partijen, waaronder de EU. Nederland vindt de deelname van de EU bij dergelijke verdragen
                  van groot belang en is voorstander van (snelle) ratificatie van het genoemde verdrag
                  door de EU. Verder pleit Nederland in Europees verband voor regelgeving met betrekking
                  tot de erkenning en tenuitvoerlegging van uit derde landen afkomstige uitspraken in
                  faillissementszaken. Ook in Uncitral en Unidroit13 10 komen regelmatig onderwerpen aan de orde die van belang zijn voor de lidstaten.
                  Nederland vindt het de moeite waard te onderzoeken hoe Nederland bij dit soort onderwerpen
                  zo effectief mogelijk invloed kan aanwenden, rechtstreeks en in EU-verband.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming - 
              
                  Medeindiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.