Brief regering : Stand van zaken convenant Stint
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 734 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2019
In het Algemeen Overleg (AO) Stint van 16 april 2019 (Kamerstuk 29 398, nr. 702) heb ik met uw Kamer gesproken over het toelatingskader voor de bijzondere bromfiets
en over de mogelijke terugkeer van de nieuwe Stint op de weg. Naar aanleiding van
dat AO heeft uw Kamer mij via enkele moties opgeroepen om zorg te dragen voor een
snelle, maar vooral ook een veilige introductie van de nieuwe Stint op de weg. Met
deze brief informeer ik u hierover waarbij ik met name inga op het proces naar een
mogelijke terugkeer van de Stint op de openbare weg en het convenant met de kinderopvangsector.
1. Toelating van een nieuwe Stint tot de openbare weg
In het licht van de motie van de leden Schonis en Gijs van Dijk1 informeer ik uw Kamer over mijn inspanningen en voor zover hier een taak bij mij
ligt, om het gebruik van de verbeterde Stint mogelijk te maken bij aanvang van het
nieuwe schooljaar.
Zowel het Ministerie als de RDW zijn continu in gesprek met de fabrikant en adviseren
hem over het toelatingsproces. Het meest recente gesprek tussen de fabrikant van de
Stint en de RDW vond plaats op 2 juli 2019 op het Ministerie. Alle partijen werken
er elk vanuit hun rol aan mee om de nieuwe Stint bij aanvang van het nieuwe schooljaar
weer de weg op te krijgen. Tussen de fabrikant, de RDW en het ministerie is afgesproken
de lijnen kort te houden zodat geen tijd onnodig verloren gaat. De fabrikant zal het
ministerie op de hoogte houden wanneer hij verwacht een formele aanvraag in te dienen.
Relevant in dit verband is om te vermelden dat het Openbaar Ministerie (OM) op 4 juli
2019 via een persbericht een toelichting heeft gegeven op de stand van zaken van het
strafrechtelijk onderzoek naar de oorzaak van het ongeluk in Oss. In het strafrechtelijk
onderzoek wordt niet alleen gekeken naar de directe oorzaak van het ongeluk van 20 september
2018, maar wordt de Stint als product ook onderzocht. Het voertuig is uitgebreid onderzocht
door deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Een oorzaak van het
ongeluk is op basis van dit onderzoek vooralsnog niet aan te wijzen.
Aanvullend meld ik uw Kamer dat ik op 1 juli 2019 een brief heb ontvangen van de Inspectie
SZW. Deze brief is bijgevoegd2. In deze brief geeft de Inspectie SZW aan dat zij in opdracht van het Openbaar Ministerie
onderzoek heeft gedaan naar Stints die vergelijkbaar zijn met de Stint die betrokken
was bij het ongeval in Oss. Op basis van de bevindingen van het onderzoek wijst de
Inspectie SZW op kantelgevaar, de maatregelen tegen het kantelen, het zicht vanaf
de bestuurdersplaats en de signalering van dit soort voertuigen. De Inspectie SZW
adviseert deze punten mee te nemen in de risicobeoordeling van voertuigen op basis
van het tussentijdse kader dat geldt voor de aanwijzing van bijzondere bromfietsen.
Ik zal de RDW vragen om bij de beoordeling van voertuigen op basis van het tussentijdse
toelatingskader specifiek aandacht te besteden aan deze punten. Het toelatingskader
biedt daar voldoende ruimte voor.
2. Convenant met de kinderopvangsector
Uw Kamer heeft mij bij motie van de leden Gijs van Dijk en Schonis3 opgeroepen te komen tot een afdwingbaar convenant over het gebruik van de nieuwe
Stint en, indien mogelijk, om door middel van harde afspraken over het veilige gebruik
tijdelijk het maximum aantal zitplaatsen in de nieuwe Stint te verhogen van 8 naar
10. Deze afspraken zijn dat bestuurders van de nieuwe Stint minstens 18 jaar oud zijn,
een rijvaardigheidstraining hebben gevolgd en gebruik maken van veilige routes. Onder
tijdelijk versta ik de periode waarin de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen
(hierna «de Beleidsregel») van kracht is, dus tot het moment van inwerkingtreding
van het definitieve toelatingskader voor bijzondere bromfietsen. Ik span mij in om
snel tot een definitief toelatingskader te komen, maar dit zal niet voor 2020 het
geval zijn. Vanzelfsprekend betrek ik daarbij de uitkomsten van de lopende onderzoeken
van het OM en de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Ik heb diverse malen overleg gehad met vertegenwoordigers van de kinderopvangsector
om te bezien of, en hoe, deze afspraken juridisch afdwingbaar konden worden gemaakt.
Deze constructieve overleggen hebben een set afspraken opgeleverd waarvan de sector
en ik menen dat ze in grote mate aan uw oproep tegemoet komen. De sector neemt daarnaast
de verantwoordelijkheid om, samen met de fabrikant en via de verzekeraars, gebruikers
van de nieuwe Stint te informeren over de voorwaarden die gelden voor het gebruik
van de nieuwe Stint, alsmede over de absolute noodzaak dat deze voorwaarden worden
nageleefd.
Reikwijdte van het convenant
Het convenant, dat als bijlage is toegevoegd4, is een randvoorwaarde om een nieuwe Stint met maximaal tien zitplaatsen op de openbare
weg toe te kunnen laten, in afwijking van de Beleidsregel die uitgaat van ten hoogste
8 zitplaatsen, mits uiteraard wordt voldaan aan de overige eisen uit de Beleidsregel.
Uw Kamer heeft mij bij motie van de leden Gijs van Dijk en Schonis opgeroepen om tijdelijk
tien zitplaatsen toe te staan. Deze motie ziet erop een overgangssituatie voor de
kinderopvangsector mogelijk te maken. Onder meer vanwege het tijdelijke karakter van
deze situatie wil ik niet de beleidsregel aanpassen waarin acht het maximum is. In
plaats daarvan ben ik bereid om, met het sluiten van het convenant, en in afwijking
van de beleidsregel, een nieuwe 10-persoons Stint aan te wijzen indien daartoe een
aanvraag wordt gedaan. Omwille van uniformiteit tussen eventueel verschillende versies
van de nieuwe Stint heb ik met de sector afgesproken dat de afspraken in het convenant
ook gelden voor nieuwe Stints met ten hoogste acht zitplaatsen.
Ik wil benadrukken dat het convenant met de sector alleen vastlegt onder welke voorwaarden
een eventuele Stint voor maximaal 10 personen toegelaten kan worden, zodat deze veilig
gebruikt wordt. Dit staat los van de beoordeling van de aanvraag van de fabrikant
waarover ik het besluit neem.
Toezicht op de uitvoering
Hoewel ik er vanuit ga dat gebruikers van een nieuwe Stint deze met de grootst mogelijke
zorgvuldigheid zullen gebruiken, vind ik het belangrijk, mede door de bovengenoemde
motie, dat een vorm van toezicht wordt georganiseerd. De sector heeft zich bereid
getoond een onafhankelijke commissie in te richten om toezicht te houden op de naleving
van het convenant. Daarbij delen alle partijen het belang van het zo spoedig mogelijk
verkrijgen van duidelijkheid over de mate van naleving van het convenant. Om die reden
is gekozen voor steekproeven die in opdracht van de kinderopvangsector worden uitgevoerd
en waarbij het ministerie alleen geaggregeerde en geanonimiseerde resultaten krijgt.
Die steekproef wordt in opdracht van de sector uitgevoerd door een ter zake deskundig
bureau, het Waarborgfonds Kinderopvang.
Er is een aantal uitgangspunten afgesproken in het convenant in geval van niet-naleving.
Indien uit één van de steekproeven blijkt dat bij 10% van de gecontroleerde kinderopvanglocaties
sprake is van gebruik van de nieuwe Stint dat niet overeenstemt met de afspraken in
het convenant, heb ik de mogelijkheid om het convenant te ontbinden na het in acht
nemen van een herstelperiode van zes weken. Gedurende die herstelperiode zal de eerder
genoemde onafhankelijke commissie de individuele gebruikers die in gebreke zijn, uitdrukkelijk
wijzen op hun verplichtingen en aanspreken op het belang van het nakomen ervan. Als
ontbinding van het convenant aan de orde is, wordt de aanwijzing van een nieuwe Stint
voor ten hoogste tien zitplaatsen ingetrokken, omdat er onvoldoende zekerheid is over
het veilig gebruik ervan, en wordt er teruggevallen op een nieuwe Stint voor ten hoogste
acht zitplaatsen voor zover hierop ook een aanwijzing van toepassing is.
3. Uitvoering motie Remco Dijkstra/Von Martels over maximale breedte
De motie van de leden Remco Dijkstra en Von Martels die mij verzoekt om de breedte
van voertuigen in het toelatingskader te maximeren op 1,15 meter, heb ik in de beleidsregel
opgevolgd.5 In de aangescherpte beleidsregel heb ik de maximale breedte voor bijzondere bromfietsen
voor personen- en goederenvervoer op 1,15 meter gesteld. De maximale breedte voor
individueel vervoer op drie of meer wielen is 1,10 meter, zoals die is voorgesteld
en ook al gold voordat de beleidsregel werd gewijzigd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat