Brief regering : Financiering Modernisering Wetboek van Strafvordering
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 531
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2019
In deze brief voldoen wij aan uw verzoek in de procedurevergadering van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid van 24 april 2019 om uw Kamer te informeren op welke wijze
de modernisering Wetboek van Strafvordering zal worden gefinancierd.
Door middel van onze brieven van 26 juni 2019 bent u geïnformeerd over de voortgang
van de ambities van de strafrechtketen (Kamerstuk 27 279, nr. 526). Een belangrijke randvoorwaarde om de prestaties van de keten verder te verbeteren
is dat het Wetboek van Strafvordering wordt gemoderniseerd. Op 9 april 20191 hebben wij u de vijfde voortgangsrapportage modernisering van het Wetboek van Strafvordering
toegezonden, alsmede een update van de Contourennota voor de modernisering van het
Wetboek van Strafvordering.
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is nodig om de prestaties van de strafrechtketen
te optimaliseren en om de slagvaardigheid van het strafrecht te verbeteren. Het Wetboek
biedt in dat verband moderne, toegesneden opsporingsbevoegdheden voor de opsporing
van ondermijnende criminaliteit. Door een betere voorbereiding van de berechting en
door procedures te stroomlijnen, kunnen de doorlooptijden van de afdoening van misdrijven
worden verkort. Verder is het nieuwe wetboek met een volledig techniekonafhankelijke
regeling van het strafprocesrecht klaar voor de komende digitalisering van de strafrechtspleging.
Deze noodzakelijke modernisering leidt tot een aantal structurele effecten en tot
incidentele kosten.
De afgelopen jaren is voor verschillende wetsonderdelen op basis van onder meer impactanalyses
en werklastmetingen een steeds duidelijker beeld ontstaan van de te verwachten structurele
uitvoeringsconsequenties van het nieuwe wetboek. Het resultaat is dat de wijziging
van een aantal bepalingen duidelijk vermindering van werklast bij praktijkorganisaties
brengt, maar dat er ook een aantal bepalingen is dat juist nieuwe werklasten met zich
brengt. In veel gevallen is in samenspraak met de ketenpartijen vastgesteld dat de
wijziging van bepalingen of onderdelen daarvan geen specifieke (structurele) uitvoeringsconsequenties
heeft. Dit is niet vreemd, omdat veel van de artikelen juist zijn aangepast aan de
bestaande praktijk of jurisprudentie. Nu het gehele nieuwe Wetboek van Strafvordering
in concept gereed is, kan het geheel van structurele gevolgen omvattend worden bekeken.
Daarbij zullen ook ketenbrede gevolgen van voorstellen tot stroomlijning en vereenvoudiging
worden betrokken.
We hebben het WODC verzocht om onderzoek te verrichten naar de bijdrage die het nieuwe
Wetboek van Strafvordering levert aan een effectieve opsporing van strafbare feiten
en aan een effectieve berechting. Tevens zal worden gekeken naar de effecten voor
de burger en professionals werkzaam in de strafrechtspraktijk, bijvoorbeeld in de
zin van houvast en de rechtszekerheid, die een actueel en modern nieuw Wetboek van
Strafvordering biedt. De verwachting is dat dit onderzoek medio 2020 kan worden afgerond.
De incidentele kosten zijn uit te splitsen in de kosten van het wetgevingsprogramma
en van het programma dat onderzoek doet naar de consequenties van de keten en in de
kosten van de implementatie-inspanningen.
De kosten van de programma’s betreffen voor het overgrote deel de kosten van medewerkers
die werken aan de wetsvoorstellen, en de medewerkers die samen met praktijkorganisaties
onderzoek doen naar de eenmalige en structurele consequenties. Daarnaast worden kosten
gemaakt voor overleg en voorlichting van praktijkorganisaties over de modernisering.
Denk hierbij aan voorlichtingsbijeenkomsten, congressen, etc. De kosten van deze programma’s
worden gefinancierd uit de reguliere begroting van het departement.
De kosten van de implementatie-inspanningen zullen vooral bij de praktijkorganisaties
binnen de strafrechtketen, zoals politie, bijzondere opsporingsdiensten, KMar, OM,
Rechtspraak en advocatuur, vallen. Het gaat om aanpassingen in werkprocessen en ICT-systemen
als gevolg van de nieuwe onderdelen van het wetsvoorstel maar ook om wijzigingen die
verband houden met de hernummering. Ook zal er sprake zijn van een forse inspanning
op het gebied van opleiding van de professionals werkzaam in de strafrechtspleging.
Zoals wij in de vijfde voortgangsrapportage2 reeds hebben gemeld, hebben wij op dit moment onvoldoende zicht op de kosten van
de implementatie van het nieuwe wetboek.
Wij beschikken thans over een eerste raming van de implementatie-inspanningen die
door de praktijkorganisaties is afgegeven. Om beter en concreter zicht te krijgen
op de kosten die gemoeid zijn met de implementatie, zullen wij op korte termijn een
commissie instellen die, samen met de praktijkorganisaties, een voorstel doet voor
de optimale implementatiestrategie voor de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
en de implementatie-inspanningen volledig en geconcretiseerd in kaart zal brengen,
inclusief de kosten daarvan. Daarbij worden uiteraard de reguliere opleidingsmogelijkheden
en lopende trajecten voor ICT-vernieuwing binnen de praktijkorganisaties betrokken.
Inmiddels is het wetsvoorstel in concept gereed. Omdat het wetsvoorstel niet aangeboden
kan worden aan de Raad van State zonder dat de implementatie-inspanningen die nodig
zijn om het nieuwe Wetboek van Strafvordering in te voeren concreet in kaart zijn
gebracht én er voorzien is in dekking van de kosten die daaruit voortvloeien, is de
aanbieding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering aan de Raad van State uitgesteld
en is de planning van de aanbieding aan uw Kamer aangepast, zoals wij reeds meldden
in de vijfde voortgangsrapportage. Er wordt nu eerst gewerkt aan het nader in kaart
brengen van de implementatie-inspanningen, mogelijke strategieën voor de implementatie
en de financiële gevolgen daarvan en de mogelijkheden van financiering van deze kosten.
Besluit
Samenvattend kan gemeld worden dat er de komende tijd nader onderzoek wordt verricht
om de structurele effecten van de modernisering en precieze kosten van de implementatie
inzichtelijk te maken. Naar verwachting zal dit inzicht er in de loop van 2020 zijn.
Daarnaast is de Innovatiewet Strafvordering begin juni 2019 in consultatie gegeven.
Verder wordt gewerkt aan het concipiëren van de uitvoeringsbesluiten en de Invoeringswet.
Ook deze activiteiten dragen bij aan het zicht krijgen op de eenmalige en structurele
effecten. Conform de rijksbrede begrotingsregels dient het wetsvoorstel te zijn voorzien
van specifieke dekking voor de geraamde kosten die gemoeid zijn met het wetsvoorstel
voordat dit ter beoordeling kan worden aangeboden aan de Raad van State.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming