Brief regering : Uitvoering nader gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema c.s. over het wettelijk mogelijk maken van flexibele onderwijstijden (Kamerstuk 31293-469) en motie van het lid Bisschop over een wettelijke ontheffing van het verplichte aantal schooldagen en vakantieweken (Kamerstuk 31293-467)
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 472
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2019
Donderdag 13 juni 2019 heeft het VSO over het experiment flexibiliseren onderwijstijd
                  basisonderwijs plaatsgevonden (Handelingen II 2018/19, nr. 93). Daarin zijn twee moties
                  ingediend: de motie van het lid Rudmer Heerema c.s.1 en de motie van het lid Bisschop2. Beide moties zijn dinsdag 18 juni door uw Kamer aangenomen (Handelingen II 2018/19,
                  nr. 94, Stemmingen). Met deze brief informeer ik uw Kamer – conform uw verzoek – over
                  hoe ik de motie van het lid Rudmer Heerema c.s. ga uitvoeren en welke tijdlijn daarbij
                  hoort. Tevens informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie van het lid Bisschop.
               
De motie van het lid Rudmer Heerema c.s.
In de motie van het lid Rudmer Heerema c.s. (Kamerstuk 31 293, nr. 469) verzoekt uw Kamer om het wettelijk mogelijk te maken dat scholen die voldoen aan
                  vast te stellen voorwaarden, zoals instemming van de medezeggenschapsraad en waarborgen
                  voor de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en onderwijsfilosofie, af kunnen wijken
                  van de centraal vastgestelde vakanties en de vijfdaagse schoolweek. Uw Kamer verzoekt
                  daarnaast dat de scholen met voldoende onderwijskwaliteit uit het huidige experiment
                  in staat te stellen om vooruitlopend op deze wetswijziging in staat te stellen van
                  deze mogelijkheid gebruik te maken.
               
Wijzigen van de wet
Op 11 juni heb ik uw Kamer de brief «Ruimte voor Regie in het primair onderwijs» gestuurd
                  (Kamerstuk 31 293, nr. 465). Ruimte voor Regie wordt een programma waarin ik ga onderzoeken hoe ik eraan kan
                  bijdragen dat scholen meer regie voelen en nemen in de inrichting en organisatie van
                  hun onderwijstijd. Deze aanpak moet er – in lijn met de ingediende motie – voor zorgen
                  dat er ruimte komt voor scholen, dat scholen deze ruimte kennen en dat zij die op
                  een goede manier benutten met behoud van kwaliteit.
               
Hierbij kies ik voor een aanpak waarin veel ruimte is voor interactie, voor ontdekking
                  en onderzoek, en voor gelegenheid om van elkaar te leren. Een divers palet aan stakeholders
                  en belangengroepen met wensen en ideeën op dit vlak zullen betrokken worden. Het betreft
                  hier dan ook een programma waar we breder kijken dan de vastgestelde vakantie en de
                  vierdaagse schoolweek. Juist ook om een toekomstbestendig stelsel te kunnen garanderen
                  waarin de kwaliteit gegarandeerd is.
               
Ik ben voornemens om de uitvoering van de motie, daar waar het betreft het wijzigen
                  van de wet als onderdeel, in dit programma mee te nemen. Dit geeft de mogelijkheid
                  om de in de motie genoemde voorwaarden, zoals instemming van de medezeggenschapsraad,
                  waarborgen voor de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en onderwijsfilosofie concreter
                  uit te werken. In het programma Ruimte voor Regie kunnen wij de tijd en de betrokken
                  experts benutten om de voorwaarden voor de motie van het lid Rudmer c.s. (Kamerstuk
                  31 293, nr. 469)Heerema helder te krijgen en aan te vullen, om zo te komen tot een gedegen, duurzame
                  en uitvoerbare oplossing. Ik zal uw Kamer voor de zomer van 2020 informeren over de
                  stand van zaken ten aanzien van de gevraagde wetswijziging.
               
Vormgeven van een nieuw experiment met randvoorwaarden en waarborgen
Voor wat betreft het tweede deel van de motie geldt, zoals aangegeven in mijn brief
                  en in de beantwoording van het schriftelijk overleg, dat ik een verlenging van het
                  experiment onwenselijk acht.3 Ook de indiener van deze motie heeft in het VSO op 13 juni ((handelingen II 2018/19,
                  nr. 93) aangegeven «het goed te snappen dat we vanuit juridisch oogpunt moeten stoppen
                  met het experiment». In zijn motie vraagt de indiener dan ook om mogelijkheden voor
                  de scholen uit het huidige experiment om af te mogen (blijven) wijken van de vastgestelde
                  vakanties en vijfdaagse schoolweek onder voorwaarde van instemming van de medezeggenschapsraad
                  en waarborgen voor de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en onderwijsfilosofie.
               
Het komende schooljaar 2019/2020 is voor de scholen uit het experiment de overgangsperiode
                  waarin zij nog door kunnen gaan met flexibele onderwijstijden. Ik kies ervoor om vanaf
                  schooljaar 2020/2021 met een nieuw experiment te starten voor de scholen uit het huidige
                  experiment waarin de voorwaarden en waarborgen uit de motie het uitgangspunt zijn
                  bij het wel of niet mogen afwijken van bestaande wet- en regelgeving. Ik ga met de
                  scholen uit het huidige experiment in gesprek over hoe we de randvoorwaarden en waarborgen
                  uit de motie kunnen vormgeven voor een nieuw experiment. Voor het einde van het jaar
                  informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van deze gesprekken en de voorgenomen vormgeving
                  van een nieuw experiment. Door het vormgeven van het experiment nu te starten, los
                  van Ruimte voor Regie, kan ik deze scholen duidelijkheid geven. Het experiment wordt
                  begeleid door onderzoek dat gericht zal zijn op de gestelde voorwaarden en waarborgen
                  zoals de wijze van financiering vanwege de kansengelijkheid.
               
Het hangt van de precieze formulering van de verschillende voorwaarden en waarborgen
                  af, of en hoe de scholen aan het huidige experiment aan het nieuwe experiment mee
                  kunnen doen. Zo zal de door uw Kamer gevraagde waarborg als kansengelijkheid betekenen
                  dat scholen die willen afwijken van de centraal vastgestelde vakanties en de schoolweek
                  van vijf dagen dit pas kunnen doen wanneer zij deze flexibiliteit van onderwijstijden
                  aanbieden voor álle leerlingen, zonder voorwaarden en ongeacht de vrijwillige ouderbijdrage
                  of andere financiële bijdrage.
               
De motie van het lid Bisschop
De motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 31 293, nr. 467) verzoekt de regering mede op basis van ervaringen van de huidige experimenteerscholen
                  te verkennen in hoeverre met het oog op het bieden van passend onderwijs een wettelijke
                  ontheffing van het verplichte aantal schooldagen en vakantieweken nodig en mogelijk
                  is die met kwalitatieve waarborgen is omgeven.
               
In de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is al een bepaling opgenomen die de mogelijkheid
                  geeft voor ontheffing van onderwijstijd en de vijfdaagse schoolweek vanuit het perspectief
                  van passend onderwijs (artikel 8, 12e lid, WPO). Op basis van deze wettelijke mogelijkheid kan de inspectie op verzoek
                  van het bevoegd gezag ermee instemmen dat om lichamelijke of psychische redenen voor
                  individuele leerlingen wordt afgeweken van de regels over onderwijstijd (artikel 8,
                  9e lid, WPO).
               
In hoeverre in aanvulling op deze mogelijkheid nog nadere ontheffingen nodig zijn,
                  zal onderdeel zijn van de aanpak van het programma Ruimte voor Regie en van de ontwikkeling
                  van de onderwijs-zorgarrangementen. In het programma Ruimte voor Regie zal, zoals
                  hiervoor aangegeven, verkend worden of en welke ruimte, onder andere vanuit het perspectief
                  van passend onderwijs, in het primair onderwijs in aanvulling op de huidige ruimte
                  nog wenselijk en noodzakelijk is.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media