Brief regering : Besluitvorming herziening boetebesluiten uitspraak Centrale Raad van Beroep (CRvB)
17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Nr. 580
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2019
Aanleiding
Op 7 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bepaald dat het afwijzen
van herzieningsverzoeken op boetebesluiten evident onredelijk is, voor zover het boetebesluiten
betreft die zijn opgelegd onder het regime van de Wet handhaving en aanscherping sanctiebeleid
SZW-wetgeving (Fraudewet) en het Boetebesluit socialezekerheidswetten, beide in werking
getreden op 1 januari 2013. Dit betreft boetebesluiten over de periode 1 januari 2013
tot en met 12 oktober 2014. Daarbij heeft de CRvB richtlijnen1 gegeven voor de behandeling van herzieningsverzoeken. In deze brief geef ik aan wat
de uitspraak behelst en hoe UWV en SVB daar uitvoering aan zullen geven.
Historie
Op 1 januari 2013 is de Fraudewet in werking getreden. Met de invoering van de Fraudewet
en het bijbehorende boeteregime werd bij overtreding van de inlichtingenplicht overwegend
een boete van 100% van het benadelingsbedrag2, de teveel betaalde uitkering, opgelegd. Op 24 november 2014 is naar aanleiding van
een uitspraak van de CRvB3 het boeteregime van deze wet aangepast. Deze uitspraak van de CRvB stelt dat de hoogte
van de boete in alle gevallen moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding,
de mate van verwijtbaarheid en de (financiële) omstandigheden van betrokkenen. Hierdoor
kon niet langer standaard een boete van 100% worden opgelegd. Uit de uitspraak volgde
dat alleen in gevallen waarin sprake is van opzet bij betrokkene nog een boete van
100% opgelegd kan worden4. Daarnaast oordeelde de CRvB in de uitspraak van 24 november 2014 dat boetes niet
hoger mogen zijn dan de overeenkomstige boetecategorieën in het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak van de CRvB is verwerkt in de gewijzigde Fraudewet en het Boetebesluit
socialezekerheidswetten, die in werking zijn getreden op 1 januari 2017. Tevens is
geoordeeld dat er geen juridische verplichting was om boetes die voor 24 november
2014 waren opgelegd en waar tegen geen rechtsmiddel meer openstond (bezwaar en beroep)
te herzien. Dit is met uw Kamer gedeeld5. Bij boetes die na de uitspraak van 24 november 2014 zijn opgelegd, is reeds rekening
gehouden met het aangepaste boeteregime en zijn boetes conform de richtlijnen van
de CRvB opgelegd. Ook zijn de boetes die op 24 november 2014 in de bezwaar- of beroepfase
zaten, met terugwerkende kracht tot 12 oktober 2014, opnieuw beoordeeld volgens de
nieuwe richtlijnen. Deze boetes vallen zodoende niet onder de uitspraak van de CRvB
van 7 maart 2019 over de herziening waardoor alleen boetes van 1 januari 2013 tot
en met 12 oktober 2014 hoeven te worden herzien.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep
De CRvB concludeert dat het onder bepaalde omstandigheden evident onredelijk is om
verzoeken tot herziening af te wijzen. Daarbij worden twee situaties onderscheiden
met verschillende richtlijnen voor afhandeling:
1. De invordering van de boete was al voltooid op het moment dat het herzieningsverzoek
werd gedaan;
2. De invordering van de boete was nog gaande op het moment dat herzieningsverzoek werd
gedaan.
Invordering boete voltooid
Boetes die ten tijde van het herzieningsverzoek reeds volledig zijn afbetaald hoeven
niet herzien te worden tenzij de totale opgelegde boete hoger was dan wat de strafrechter
onder het strafrecht6 had kunnen opleggen. De boete moet in dat geval verlaagd worden tot het maximum zoals
dit is vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. UWV, SVB en gemeenten moeten de boete
herzien naar deze maximale boete7.
Invordering boete niet voltooid
Indien de boete nog niet volledig is afbetaald, moeten UWV, SVB en gemeenten de herzieningsverzoeken
inhoudelijk beoordelen. De CRvB heeft vuistregels meegegeven voor deze beoordeling.
De boete moet beperkt getoetst worden op de mate van verwijtbaarheid gerelateerd aan
het percentage van het oorspronkelijke boetebedrag. Boetes van 100% van het benadelingsbedrag
zoals deze tussen 1 januari 2013 en 12 oktober 2014 standaard opgelegd werden, worden
aangepast aan de juiste mate van verwijtbaarheid. Daarnaast moeten de maximum boetebedragen
uit artikel 23, lid 4, Wetboek van Strafrecht gerespecteerd worden.
Gevolgen voor de uitvoering
De uitspraak van de CRvB verplicht de uitvoeringsorganisaties herzieningsverzoeken
ten aanzien van boetebesluiten over de periode 1 januari 2013 tot en met 12 oktober
2014 conform de richtlijnen van de CRvB te behandelen. UWV, SVB en gemeenten mogen
herzieningsverzoeken afwachten en hoeven klanten niet actief te benaderen of ambtshalve
te herzien. Ter bevordering van de afwikkeling van de herzieningsverzoeken zullen
UWV en SVB echter cliënten die onder de reikwijdte van de uitspraak vallen, aanschrijven
om een herzieningsverzoek in te dienen. In het volgende Gemeentenieuws van SZW zal
ik gemeenten over de uitspraak en de benadering van cliënten informeren. In het kader
van klantvriendelijkheid en een soepele administratieve afhandeling zullen UWV en
SVB aan klanten een standaardbrief of -formulier zenden om het indienen van een herzieningsverzoek
te vereenvoudigen. Daarbij heb ik besloten de datum van de uitspraak van de CRvB,
7 maart 2019, als peildatum te hanteren voor alle herzieningsverzoeken. Hierdoor wordt
rechtsongelijkheid voorkomen voor cliënten die later aangeschreven worden, daar de
uitvoeringsinstanties nog enige tijd nodig hebben om de zending voor te bereiden en
niet alle cliënten tegelijkertijd kunnen aanschrijven.
Totale aantal boetebesluiten
Een overzicht van het totaal aantal 100% boetes en 150% boetes (bij recidive) in de
periode 1 januari 2013 en 12 oktober 2014 dat ik voor de zomer aan uw Kamer had toegezegd8 is op dit moment nog niet beschikbaar. Ik heb UWV en SVB verzocht mij deze gegevens
te leveren. Zodra ik hierover duidelijkheid heb, zal ik uw Kamer hierover informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid