Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid De Roon, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 25 juni 2019, over het bericht dat terrorismeverdachten $ 10.000 per maand mogen opnemen van bevroren banktegoeden
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 655 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Op 25 juni 2019 heeft uw Kamer gevraagd om een brief naar aanleiding van het nieuwsbericht
                  in de Wallstreet Journal over het feit dat er een uitzondering is toegekend van 10.000 US dollar per maand
                  voor een persoon die op de ISIS/Al-Qaida sanctielijst van de Verenigde Naties (VN)
                  staat (Handelingen II 2018/19, nr. 97, Regeling van Werkzaamheden). Met deze brief
                  – welke in samenhang moet worden gelezen met de antwoorden op de Kamervragen van het
                  lid De Roon (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3394) – wordt aan dit verzoek voldaan.
               
VNVR resolutie 1373 (2001) schept voor VN-lidstaten een internationaal bindende verplichting
                     om het financieren van terrorisme te bestrijden en de tegoeden van personen en organisaties
                     die zich bezighouden met terroristische activiteiten, te bevriezen. Het opleggen van
                     een bevriezingsmaatregel is een preventieve maatregel die niet gericht is op straffen,
                     maar op het inperken van een risico.
                  
Daarom is ook de mogelijkheid van ontheffingen opgenomen om te kunnen voorzien in
                     de kosten voor eerste levensbehoeften, zoals wonen; eten; verzekeringen; medische
                     behandelingen etc. Daarnaast kan er een ontheffing worden aangevraagd voor financiële
                     verplichtingen (zoals contracten) die voor het opleggen van de maatregel zijn aangegaan.
                  
De gronden voor dergelijke uitzonderingen en de richtlijnen van het Sanctiecomité,
                  waarin de 15 leden van de VNVR zitting hebben, zijn vastgelegd in VNVR-resoluties
                  1452 (2002), zoals geamendeerd via VNVR-resoluties 1735 (2006) en 2368 (2017). Een
                  verzoek tot ontheffing dient door betrokkene te worden ingediend bij de VN-lidstaat
                  waar hij/zij onderdaan van is. Als het land voornemens is om de ontheffing toe te
                  kennen, moet dit worden voorgelegd aan het toezichthoudende VN-sanctiecomité.
               
Het is aan de VN-lidstaat die het ontheffingsverzoek indient om overtuigend te motiveren
                  dat de gelden ook daadwerkelijk voldoen aan de in VNVR-resolutie 1452 vastgestelde
                  uitzonderingsgronden. In deze resolutie is overigens geen bepaling opgenomen die beperking
                  instelt ten aanzien van de hoogte van het bedrag. Voor het afwijzen van een dergelijk
                  verzoek van een VN-lidstaat dienen alle 15 leden van het Sanctiecomité in te stemmen.
                  Over het verloop van de discussie binnen het Sanctiecomité kan ik helaas geen mededelingen
                  doen daar de beraadslagingen van het comité vertrouwelijk zijn. Nederland was bovendien
                  ten tijde van de behandeling geen lid meer van de VNVR.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  S.A. Blok
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
