Brief regering : Integrale beleidsreactie DNA en tweede monitorrapportage Hoekstra e.a.
31 415 DNA-onderzoek in strafzaken
32 399 Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische
stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg)
Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2019
1. Inleiding
Op 13 november 2018 heb ik u het rapport van de procureur-generaal bij de Hoge Raad
«Uitvoering Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door het OM» aangeboden1. Bij brief van 19 maart jongstleden2 bood ik u de rapporten aan van de evaluatie van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
(hierna: Wet DNA-V) en van de regeling over het DNA-verwantschapsonderzoek in het
Wetboek van Strafvordering. Op 17 april jongstleden3 informeerde ik u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het tweede monitorrapport dat de heer Hoekstra
op mijn verzoek uitbracht. In deze brieven heb ik uw Kamer gemeld in juni met een
integrale beleidsreactie te komen op deze en andere rapporten, adviezen en moties,
die op het onderwerp «DNA-onderzoek» betrekking hebben.
In het vervolg op voornoemde brieven stuur ik uw Kamer hierbij, mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de integrale beleidsreactie op de verschillende rapporten. Zoals de tweede monitorrapportage
van de heer Hoekstra een aanvulling is op zijn Tussenrapport4, is deze beleidsreactie voor een substantieel deel een aanvulling op de reactie op
dat rapport5 en op de reactie op de eindrapportage van het Schakelteam Personen met Verward Gedrag,
die uw Kamer op 26 september 2018 ontving van de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport6.
Vanwege het grote aantal thema’s en daaraan verbonden maatregelen is waar mogelijk
ervoor gekozen om een uitgebreide toelichting ten aanzien van de verschillende onderwerpen
in een bijlage neer te leggen. Voor de volledigheid som ik in chronologische volgorde
de rapporten, moties, toezeggingen en adviezen op, waarop deze integrale beleidsreactie
ziet:
1. de mondelinge vraag van het Kamerlid de heer Van Oosten met betrekking tot het opmaken
van DNA-profielen van alle bij het Nederlands Forensisch Instituut aanwezige bloedmonsters
om zo meer «hits» te genereren van 3 oktober 2017 en 11 september 2018;7
2. de motie van het Kamerlid de heer Van der Staaij c.s. van 4 juli 2018 over het verzoek
om alles in gereedheid te brengen voor de totstandkoming van een wetsvoorstel dat
conservatoire afname van celmateriaal mogelijk maakt van de gehele doelgroep van inverzekeringgestelden;8
3. de toezegging om in het kader van mijn reactie op de evaluatie van de regeling van
het DNA-verwantschapsonderzoek tevens in te gaan op de eventuele mogelijkheden om
celmateriaal af te nemen bij niet-verdachten, die niet vrijwillig hun celmateriaal
ten behoeve van een (grootschalig) DNA-(verwantschaps)onderzoek willen afstaan;9
4. het rapport van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, «Uitvoering Wet DNA-onderzoek
bij veroordeelden door het openbaar ministerie» van oktober 2018;
5. het rapport van Ateno met de titel «Lepelen met een vork. Evaluatie van de Wet DNA-onderzoek
bij veroordeelden» van 7 maart 2019;
6. het rapport van Pro Facto, getiteld «Evaluatie regeling DNA-verwantschapsonderzoek»
van maart 2019;
7. de tweede monitorrapportage van de heer Hoekstra van 17 april 2019; en
8. het vervolgonderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar de afname van celmateriaal
bij veroordeelden in penitentiaire inrichtingen van 6 juni 2019.
Voordat ik inhoudelijk reageer op de diverse rapporten en aanbevelingen wil ik nogmaals
benadrukken dat ik vaart wil houden in de realisatie van alle maatregelen.
Paragraaf 2 ziet op DNA-onderzoek, paragraaf 3 op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke
beslissingen en paragraaf 4 gaat in op de aanpak van personen met verward gedrag.
De slotparagraaf behandelt de resterende thema’s.
2. DNA-onderzoek
Een belangrijk onderwerp in de besprekingen met uw Kamer rondom de uitvoering van
de Wet DNA-V is de wens geweest om conservatoire afname van celmateriaal mogelijk
te maken. Die wens kan ik nu honoreren. Met het uitkomen van het evaluatierapport
van de Wet DNA-V, de uitwerking van de verschillende scenario’s voor conservatoire
afname van celmateriaal en een uitvoerige toets op de juridische houdbaarheid is een
sterke basis gelegd voor een wijziging van de Wet DNA-V die conservatoire afname van
celmateriaal mogelijk maakt. Mijn voorkeur gaat uit naar een wijziging die een optimale
effectiviteit van de Wet DNA-V mogelijk maakt. Dat betekent ook een zo foutloos mogelijke
uitvoering van de Wet DNA-V. Daarvoor is het noodzakelijk een uitgebreide haalbaarheidsstudie
uit te voeren naar de noodzakelijke inrichting van opslag, beheer, transport en vernietiging
van het conservatoir afgenomen celmateriaal, de hiervoor noodzakelijke ketenbrede
ICT-ondersteuning, de consequenties voor gegevensbescherming en de geautomatiseerde
berichtgeving in de strafrechtketen. Deze wordt nu voorbereid. Daarnaast heeft de
voorbereiding van een besluit over de wijziging van de Wet DNA-V met betrekking tot
conservatoire afname van celmateriaal geleid tot de vraag of het mogelijk is om tot
een nieuwe wettelijke verplichting te komen op grond waarvan van een specifieke categorie
verdachten altijd het celmateriaal wordt afgenomen en direct het daaruit verkregen
DNA-profiel wordt opgemaakt en in de DNA-databank wordt vergeleken. Het antwoord op
die vraag hangt af van het objectief kunnen aantonen van een maatschappelijke noodzaak
daartoe in het licht van met name artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook hiertoe heb ik opdracht gegeven.
In bijlage 1 ga ik hier uitvoerig op in, evenals op de overige voorstellen met betrekking
tot de Wet DNA-V en de regeling in het Wetboek van Strafvordering over afname van
celmateriaal bij verdachten uit het evaluatierapport van de Wet DNA-V, het rapport
van de procureur-generaal bij de Hoge Raad en het vervolgonderzoek van de Inspectie
Justitie en Veiligheid naar de afname van celmateriaal bij veroordeelden in penitentiaire
inrichtingen10. Daarbij geef ik de reactie weer van het openbaar ministerie (hierna: OM) op de aanbevelingen
van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, onderbouw ik waarom ik de suggestie uit
het evaluatierapport van de Wet DNA-V om in de regeling in het Wetboek van Strafvordering
over afname van celmateriaal bij verdachten het onderzoeksbelang te laten vervallen,
niet overneem en reageer ik op de aanbevelingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Verder ga ik in deze bijlage in op de voorstellen uit de evaluatie van de regeling
in het Wetboek van Strafvordering voor DNA-verwantschapsonderzoek en op afname van celmateriaal bij niet-verdachten. Tenslotte geef ik aan
waarom het niet mogelijk is om van de zogenaamde «bloedmonsters» bij het NFI DNA-profielen
te laten opmaken om die vervolgens te kunnen vergelijken met DNA-profielen in de DNA-databank.
3. Tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van straffen adviseerde de Inspectie Justitie
en Veiligheid in juni 2018 nog om de politiemedewerkers van de basisteams op een duidelijke
manier over de maatregel «24/7» en het gebruik van de app «MEOS» (Mobiel effectiever
op straat) te informeren en instrueren. In vervolg op deze aanbeveling draagt de politie
ervoor zorg dat de instructie over het gebruik van MEOS en de functionaliteit van
de maatregel 24/7 bij de basisteams goed onder de aandacht blijft. De heer Hoekstra
concludeert recent in zijn rapport dat de uitvoering van de tenuitvoerlegging van
de strafrechtelijke beslissingen redelijk op orde is. Hij noemt hierbij geen concrete
aanbevelingen of aandachtspunten. Met de nodige aandacht en bewustwording van de politie
voor gebruik van MEOS en deze functionaliteit, is ook deze maatregel gerealiseerd.
Graag breng ik u ook op de hoogte van de voortgang ten aanzien van de diverse maatregelen
die door het OM in het Verbeterprogramma Maatschappelijke Veiligheid11 zijn opgenomen naar aanleiding van het rapport van de Onderzoekscommissie strafrechtelijke
beslissingen openbaar ministerie onder leiding van de heer Hoekstra12 en het debat in de Tweede Kamer op 1 juli 2015.13 Hiertoe treft u als bijlage 2 bij deze brief aan een integrale ketenbrede voortgangsrapportage14. Tevens is hierin opgenomen de stand van zaken van de maatregelen, die daarna zijn
opgepakt in vervolg op onder andere de aanbevelingen van diverse toezichthouders en
de heer Hoekstra.
4. Aanpak personen met verward gedrag
Naast het voorgaande houdt de aanpak van en de zorg voor de groep personen met verward
gedrag mijn volledige aandacht. Het monitorrapport van de heer Hoekstra richt zich
op een klein deel van de groep mensen met verward gedrag, namelijk die mensen met
psychiatrische stoornissen die zeer agressief, overlastgevend en gevaarlijk gedrag
vertonen. Dit is ook de groep waar ik mij grote zorgen over maak. Op basis van duidelijke,
soms indringende signalen over deze specifieke groep van onder meer de zorg- en veiligheidshuizen
(verder ZVHH-en) en andere professionals uit het veld wordt duidelijk dat we er nog
lang niet zijn. Vanuit het kabinet wordt met grote urgentie ingezet op het in kaart
brengen én houden van de groep personen met een (ernstige) psychiatrische aandoening,
waarbij tevens sprake is van een hoog veiligheidsrisico. Deze personen moeten we op
regionaal niveau in beeld krijgen en houden. In een enkele regio heeft men al zicht
op deze groep, maar om van iedere regio een goed actueel beeld te krijgen heb ik Bureau
AEF gevraagd om binnen een maand een quickscan uit te voeren. Het doel van dit onderzoek
is aan de ene kant het in kaart brengen van de omvang, aard en samenstelling van de
groep personen met een ernstig psychiatrische aandoening en/of chronisch middelengebruik
en/of een verstandelijke beperking, die een hoog risico hebben op gevaarlijk, agressief
en ontwrichtend gedrag. Aan de andere kant wordt onderzocht hoe de diverse ZVHH-en
deze groep personen in beeld hebben en monitoren, en in welke mate daar al een persoonsgerichte
aanpak voor is ingezet.
Het gaat om personen die geen strafrechtelijke titel (meer) hebben, geen behandeling,
begeleiding of (begeleide) huisvesting willen, maar dit juist wel nodig hebben. Deze
groep lijkt verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de overlast, risicovolle
situaties en komt in de ZVHH-en met enige regelmaat in beeld. Kortstondige bespreking
in het ZVHH is niet afdoende om de problemen aan te pakken en risico’s te verminderen.
In aanvulling op de regionale ondersteuningsstructuur, zoals voorzien bij opvolging
van het Schakelteam personen met verward gedrag, wordt daarom een actiegerichte aanpak
ontwikkeld voor deze groep. Doel is zicht te krijgen op de Top X van personen met
ernstig verward gedrag en een hoog maatschappelijk veiligheidsrisico in de verschillende
regio’s. Op grond van deze regionale Top X-lijsten dient een gedegen risicotaxatie
te worden uitgevoerd, waarop gerichte acties en monitoring kunnen worden ingezet zo
lang het risico aanwezig is. Er wordt in 2019 een gezamenlijk risicotaxatie-instrument
ontwikkeld dat toepasbaar is voor zowel het zorg- als veiligheidsdomein. Een goede
informatie-uitwisseling tussen partners uit de verschillende domeinen is daarbij cruciaal
en heeft de hoogste prioriteit.
Door middel van een integrale persoonsgerichte aanpak wordt invulling gegeven aan
betere samenwerking tussen veiligheid, zorg en het sociaal domein voor deze complexe
groep. Aan de hand van een nadere analyse van de «top X-lijsten» en betere coördinatie
wordt meer zicht op deze groep verkregen en worden individuele plannen van aanpak
opgesteld. Het is cruciaal dat deze groep goed gemonitord blijft en dat de zorg snel
kan worden op- en afgeschaald, al naar gelang de individuele situatie.
ZVHH-en in acht regio’s ontwikkelen sinds vorig jaar een aanpak, zoals u ten aanzien
van Rotterdam-Rijnmond ook in het tweede monitorrapport van de heer Hoekstra heeft
kunnen lezen. Vormen van succesvolle persoonsgerichte aanpak, die vanuit JenV reeds
in verschillende regio’s en in samenwerking met de ZVHH-en zijn ontwikkeld, maar ook
kennis en bestaande netwerken worden beschikbaar gesteld aan andere regio’s. Inmiddels
is er al contact met enkele andere regio’s met het verzoek om ondersteund te worden
bij het ontwikkelen en realiseren van een goede aanpak. Deze actiegerichte en concrete
aanpak heeft inmiddels de steun van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlands
Gemeenten.
In bijlage 6 bij deze brief ga ik nader in op de aanbevelingen van de heer Hoekstra
op het terrein van risicotaxatie en informatiedeling.
Daarnaast zal de ketenveldnorm voor de levensloopfunctie en beveiligde zorg voor deze
groep behulpzaam zijn om personen te kunnen volgen, waarvan wordt verwacht dat zij
een risico kunnen vormen in hun gedrag vanwege hun psychiatrische stoornis. Een andere
belangrijke functie van deze veldnorm is dat betrokkenen de zorg krijgen die zij nodig
hebben. Dit varieert van zorg in een beveiligde setting tot huisvesting en werk en
inkomen. Op dit moment lopen er vier pilots om ervaring op te doen en daarmee de veldnorm
gereed te maken voor een landelijke implementatie in 2020.
Zoals toegezegd, zal de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw
Kamer voor de zomer nader informeren over de stand van zaken ten aanzien van de ondersteuning
van de persoonsgerichte aanpak. Over de stand in het land van deze brede aanpak van
het vervolg op het Schakelteam wordt uw Kamer eind 2019 geïnformeerd.
5. Tot slot
Met deze integrale beleidsreactie informeer ik u over de uitvoering van vele maatregelen
die zijn genomen naar aanleiding van het rapport van de Commissie Hoekstra. De diverse
rapportages geven aan dat sinds de zomer van 2015 veel is gebeurd om de tekortkomingen
weg te nemen waar de commissie zo nadrukkelijk op heeft gewezen. Nog steeds mag niet
vergeten worden dat de aanleiding tot deze maatregelen de moord is op twee mensen,
te weten mw. E. Borst-Eilers en Lois, de zus van Bart van U. Hun nabestaanden dragen
nog dagelijks de trieste gevolgen van het verlies van hun dierbaren. Het gaat uiteindelijk
om het maatschappelijk effect dat niet alleen de Minister voor Rechtsbescherming,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik, maar ook de betrokken
organisaties nog steeds met urgentie en daadkracht willen bereiken. Dat effect is
een samenleving waarin ieder persoon, ook als hij (tijdelijk) verward gedrag vertoont,
op het juiste moment en in passende mate de aandacht krijgt die in zijn situatie nodig
is om problemen tijdig te signaleren, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen.
Ik ben de procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Inspectie Justitie en Veiligheid
zeer erkentelijk voor het werk dat zij als toezichthouder hebben gedaan. In het bijzonder
wil ik de heer Hoekstra bedanken die met de tweede monitorrapportage zijn opdracht
heeft afgerond. Hun blik op de uitvoering van de maatregelen is van grote waarde.
De situatie zoals in de rapporten beschreven laat zien dat er sinds het eerste rapport
van de Commissie Hoekstra veel is gebeurd en dat er op bepaalde, specifieke onderdelen
nog verbetering mogelijk en noodzakelijk is.
Met deze integrale beleidsreactie sluit ik een periode af van intensieve beoordeling
van de werking van wettelijke regelingen en uitvoeringspraktijken. Ik ben ervan overtuigd
dat de betrokken organisaties met het vele werk dat de afgelopen jaren is geleverd
aan verbetering van de uitvoeringspraktijken, een weg zijn ingeslagen die de kans
op nieuwe incidenten heeft verkleind. Ik denk dat we met de in deze integrale beleidsreactie
beschreven aanpak een verdere verbetering van de maatschappelijke veiligheid in Nederland
kunnen realiseren en gaan hiermee gemotiveerd verder aan de slag. Uw Kamer zal hierover
vanzelfsprekend langs de geëigende weg worden geïnformeerd
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.