Brief regering : Techniekpact: extra inzet op Hybride docenten & Leven Lang Ontwikkelen
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 377 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2019
Ondernemers vinden het moeilijk om voldoende, goed geschoold personeel te vinden.
Tijdens mijn gesprekken met ondernemers noemen zij dit geregeld als hun grootste knelpunt.
Met name bèta-technisch1 opgeleide mensen – van alle opleidingsniveaus – zijn schaars. Om die reden heeft
het kabinet het Techniekpact voortgezet. Het doet mij deugd dat de Tweede Kamer het
belang van voldoende bèta-technici deelt en vraagt om te zoeken naar nieuwe manieren
om de tekorten terug te dringen.
Via deze brief reageer ik onder meer op de moties van de leden Bruins, Veldman en
Moorlag.2
De voortgangsrapportage en monitor Techniekpact geven deels antwoord op de moties.3 Ten tijde van het versturen van de Techniekpact-stukken naar de Tweede Kamer waren
de aanvullende acties die ik in deze brief vermeld nog niet volledig in kaart gebracht.
In het Techniekpact staan verschillende acties die bijdragen aan het terugdringen
van de tekorten aan technici. Hierdoor wordt ook gewerkt aan het oplossen van maatschappelijke
opgaven, zoals de klimaattransitie en digitalisering. Het Techniekpact gaat namelijk
over meer dan het tekort aan technici: het gaat over het brede belang van bèta, technische
en technologische kennis voor iedereen.
Tegelijkertijd is duidelijk dat er op sommige onderdelen extra aandacht nodig is,
met name op het gebied van hybride docenten en leven lang ontwikkelen (LLO). Daar
gaat deze brief, vanuit het perspectief van de ondernemer, nader op in. Voor de andere
twee thema’s die in de motie Bruins worden genoemd, gastlessen en publiek-privaat
samenwerken, zijn vooralsnog geen belemmeringen gebleken waar de overheid aan zet
is.4
Hybride docenten
Hybride docentschap kent verschillende verschijningsvormen. Hybride docenten zijn,
afhankelijk van de definitie, werkzaam in alle onderwijsvormen, van basisschool tot
universiteit. Hybride docenten kennen verschillende contractvormen: twee aanstellingen,
in dienst als ZZP’er of op detacheringsbasis.5 In deze brief wordt met hybride docenten gedoeld op mensen die vanuit technische
beroepen een deel van hun tijd als bèta, technisch of technologisch docent in het
beroepsonderwijs (mbo én hbo) werken.
Het tekort aan docenten is één van de redenen dat het onderwijs de inzet van hybride
docenten omarmt. Daarnaast wordt hybride docentschap gezien als een verrijking van
de carrière, voor zowel mensen uit het onderwijs als het bedrijfsleven. Ook versterkt
de inzet van hybride docenten de relatie tussen het onderwijs en het bedrijfsleven.
Met dit deel van de brief beantwoord ik de moties van de leden Bruins en Veldman (Kamerstuk
32 637, nr. 347). Aangezien de oplossing voor de financiële belemmering nog wordt onderzocht (zie
hieronder) is de motie van het lid Bruins (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 50) via deze brief nog niet geheel beantwoord, hier kom ik later in 2019 op terug.
Welke problemen en oplossingen zijn er?
Regionaal zijn er verschillende initiatieven met hybride docenten gestart. Een voorbeeld
is het initiatief van de STC-Group, dat als doel had om tien hybride vakdocenten te
werven in de logistieke en maritieme sector.6 De technische O&O-fondsen A+O Metalektro en OTIB hebben daarnaast de handen ineen
geslagen om hybride techniekopleiders te stimuleren. De scholingskosten worden door
de O&O-fondsen vergoed. Hierdoor zijn nu enkele tientallen mensen opgeleid. Belangrijkste
aandachtspunten volgens de O&O-fondsen zijn: informatie, communicatie en maatwerk.7 Ook zijn er veel individuele bedrijven die één of twee medewerkers voor enkele uren
in de week beschikbaar stellen.
Uit de initiatieven blijkt de potentie, maar blijken evenzeer de belemmeringen. Het
helpt verklaren hoe het kan dat uit onderzoek blijkt dat 40 procent van de werkenden
interesse zou hebben om ook les te gaan geven naast hun werk, terwijl slechts een
klein deel dit ook daadwerkelijk doet.8
Zo zijn er belemmeringen van culturele en organisatorische aard. Het initiatief om
deze weg te nemen ligt in beginsel bij bedrijven en onderwijsinstellingen zelf. Het
gaat bijvoorbeeld om problemen met het inroosteren van mensen wiens hoofdbaan niet
in het onderwijs is. Sommige werkgevers zien het hybride docentschap pas als optie
als ze mensen moeten ontslaan. Dit, terwijl blijkt dat als werkgevers hybride docentschap
als een volwaardig onderdeel zien van LLO het een stuk beter is.
De eisen waaraan moet worden voldaan om les te mogen geven, vormen voor een deel van
de werkgevers en werknemers een belemmering.9 Het gaat dan met name om de duur van een traject om lesbevoegd te worden. Maatwerk
is mogelijk, maar dit wordt nog onvoldoende toegepast. In het mbo bijvoorbeeld, heeft
de STC-group met Fontys afspraken gemaakt over een verkort traject voor hybride docenten
om te komen tot een Pedagogisch Didactisch Getuigschrift (pdg). Hiermee is het gelukt
om het traject dat voorheen achttien maanden duurde in het kortste geval nu terug
te brengen tot tien maanden. Aan alle wettelijke eisen wordt voldaan.
Een ander knelpunt zijn de financiële lasten die gemoeid gaan met hybride docenten.
Medewerkers hebben soms problemen om twee werkgevers te hebben. Zij geven er dan de
voorkeur aan gedetacheerd te worden naar een onderwijsinstelling in plaats van dat
ze twee aanstellingen hebben. Scholen zetten hiervoor hun beschikbare budgetten in,
bijvoorbeeld de bekostiging die ze ontvangen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW).
De uitdaging zit vooral in «extra» kosten, zoals btw, scholing en in sommige gevallen
compenseren van salarisverschillen tussen onderwijs en bedrijfsleven. In veel gevallen
is er geen O&O-fonds dat de kosten dekt en zelfs als het O&O-fonds dat wel doet, dan
blijkt regelmatig dat mkb-ondernemers hun productiecapaciteit niet kunnen missen.
Mkb-ondernemers blijven hierdoor achter ten opzichte van grotere bedrijven, waar het
gaat om hybride docenten, terwijl een groot deel van afgestudeerde mbo- en hbo-studenten
uiteindelijk bij een mkb-ondernemer zal gaan werken. Het draait vooral om de vraag: wie bedrijven compenseert voor
de tijd dat een werknemer niet productief kan zijn voor het bedrijf, omdat hij of
zij lesgeeft. EZK is nu nader aan het onderzoeken welke rol de overheid hierin kan
spelen. Hierover zal ik u op een later moment informeren.
In het geval dat de hybride docent een aanstelling heeft bij een onderwijsinstelling
kan er aanspraak gemaakt worden op een tegemoetkoming van OCW voor de kosten van het
behalen van het pdg. Het budget dat beschikbaar is voor docenten in de bèta en techniek
is per 2019 structureel met 4 miljoen euro verhoogd, waardoor er meer zijinstromers
aanspraak op kunnen maken.10
Belangrijkste aandachtspunt voor hybride docenten is de ondersteunings- en matchingsstructuur.
Het ontbreekt nu vaak aan duidelijke informatie: over bijvoorbeeld de mogelijkheden
met een bepaalde vooropleiding, de inhoud en de kosten van de lerarenopleiding. Ook
mist men in veel gevallen een structuur die geïnteresseerde ondernemers, werkenden
en scholen bij elkaar brengt. Hierdoor is er sprake van een mismatch tussen vraag
en aanbod.
Hoewel er her en der wel initiatieven worden ondernomen is het partijen tot nu toe
niet gelukt om de benodigde structuur op te zetten. Ik zie het stimuleren van een
structuur, waarbinnen informatie wordt verzameld en gedeeld en vraag en aanbod worden
gekoppeld, op dit moment als een taak voor de rijksoverheid. Ik verwacht dat met een
dergelijke structuur ook de potentie van het brede mkb beter kan worden benut.
Daarom ga ik een programma opzetten dat regionale matching en landelijke kennisdeling
gaat stimuleren en verbinden. Hierbij wordt gebouwd op wat er regionaal bestaat aan
incidentele pilots.
Binnen het programma wordt ervoor gezorgd dat alle kennis over hybride docenten beschikbaar
en actief onder de aandacht wordt gebracht bij ondernemers, werkenden en onderwijsinstellingen.
In ieder geval gaat het om juridische kennis over contracten en verantwoordelijkheden,
stappenplannen, opleidingsinformatie en goede voorbeelden. Het programma zorgt ervoor
dat regionaal niet opnieuw het wiel hoeft te worden uitgevonden. Ook wordt de bestaande
regionale structuur (zoals Techniekpact, Katapult, de regionale aanpak lerarentekort,
etc.) aangehaakt om te voorkomen dat er meerdere structuren naast elkaar ontstaan.
Tot slot gaat het programma regionaal vraag (ondernemers die werknemers willen stimuleren
en werknemers zelf) en aanbod (onderwijsinstellingen die deze werknemers als docent
willen inzetten) aan elkaar koppelen.
Ik zal dit experiment tot eind 2020 steunen. In de uitwerking van het programma zal
ik samen optrekken met OCW en daarbij bestaande initiatieven en lopende trajecten
met elkaar verbinden. Zoals het convenant «Aan de slag voor de klas» en andere (regionale)
initiatieven in het kader van de aanpak lerarentekort. Later dit jaar zal het Kabinet
u informeren over concrete uitwerking. Ik verwacht dat het programma na 2020 op eigen
benen kan staan. De voortgang en resultaten van het project zullen gemonitord worden
waardoor het op basis van de gegevens aangepast kan worden.
Leven Lang Ontwikkelen (LLO)
LLO is belangrijk voor werkenden, werkgevers en de maatschappij als geheel. De arbeidsmarkt
verandert, onder meer door technologische innovaties, digitalisering en de energie-
en klimaattransitie. Er is sprake van krapte in sectoren, tegelijkertijd komt een
deel van de werkzoekenden niet aan een baan. Door LLO in het algemeen kunnen mensen
zich tijdig voorbereiden op de veranderingen binnen hun werk en duurzaam inzetbaar
blijven op de steeds dynamischere arbeidsmarkt en in de samenleving. Vanuit het perspectief
van ondernemers draagt LLO bij aan productievere werknemers. Het zorgt ervoor dat
de kennis en vaardigheden goed aansluiten bij de banen van nu en in de toekomst. Een
beroepsbevolking die LLO als de gewoonste zaak van de wereld beschouwt, leidt ook
tot minder ziektekosten, minder werkloosheidsuitkeringen, minder criminaliteit en
hogere belastinginkomsten.11
Met dit deel van de brief beantwoord ik de moties van de leden Bruins en Moorlag.
Voor technische ondernemers is LLO nog om een andere reden heel belangrijk: zelfs
als iedereen die een bèta-technische studie doet, in een bèta-technisch beroep gaat
werken, dan nog zouden er tekorten zijn.12 Ik hecht er dan ook graag belang aan dat ondernemers inzetten op om-, bij- en herscholing.
Het kabinet heeft meerdere acties ondernomen op het gebied van LLO, ook in het kader
van het Techniekpact. De belemmeringen waar ondernemers tegenaan lopen zijn eerder
in kaart gebracht.13 Naar aanleiding van de motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 32 637, nr. 345) is er aanvullend overlegd met de sociale partners. Voor de problematiek op de korte
termijn lopen er acties vanuit het Techniekpact, zoals MKB!dee en de zij-instroomtrajecten
die UWV afgelopen jaar heeft opgezet met meerdere werkgevers en O&O-fondsen.14
Daarnaast heb ik samen met MKB-Nederland een verkenning gestart naar mogelijkheden
om een MKB-traineeprogramma op te zetten in het hbo. Als vervolg hierop zal MKB-Nederland
in samenwerking met branches, EZK en andere relevante partners het project «de MKB
route in het hbo» starten. Hierbij zullen onder andere LLO, het Associate Degree en de Bachelor meegenomen worden. Jong talent kan op deze manier kennismaken met
het mkb en de bedrijven maken kennis met de nieuwste inzichten op het gebied van innovatie
en technologische ontwikkelingen. Het biedt eveneens de mogelijkheid aan werkenden
om nieuwe kennis en ervaring op te doen, als bijvoorbeeld hun baan onder druk staat,
zonder daarvoor langdurig opnieuw de schoolbanken in te hoeven.
Recent hebben werkgeversvereniging AWVN, adviesbedrijf Deloitte en uitkeringsinstantie
UWV een onderzoek uitgebracht naar «Verborgen Matches».
De organisaties stellen dat er tienduizenden «verborgen matches» zijn die plaats kunnen
vinden door data beter te gebruiken. Door te kijken naar vaardigheden en competenties
van (werkloze) personen en eventueel via om- en bijscholing ze geschikt te maken voor
vacatures waar zij in eerste instantie niet op zouden solliciteren.15 Ik wil betrokken partijen aansporen om te experimenteren met hoe slimmer gebruik
kan worden gemaakt van data over functievereisten, zodat vraag en aanbod beter op
elkaar aansluiten en we ook onbenut arbeidspotentieel aanboren.
Bij LLO is een ondernemende houding bij werknemers de basis, maar evenzo is het van
belang dat werkgevers zelf hun kennis en vaardigheden op peil houden. Daarom krijgt
het onderwerp speciale aandacht in het O2LAB dat ik in het kader van het MKB-Actieplan
in samenwerking met het Comité voor Ondernemerschap ben gestart. Het O2LAB-programma
heeft als doel om ondernemendheid en ondernemerschap te versterken onder meer via
het ondernemerschapsonderwijs (O2) te stimuleren.
Het belang van goed geschoolde (vak)mensen is groot. Het is goed voor de ondernemer
en zijn of haar bedrijf, de werknemers en de Nederlandse economie. Met deze en de
al bestaande acties uit het Techniekpact, de LLO-aanpak en de regio’s wordt hier een
belangrijke bijdrage aan geleverd. Dat gebeurt niet alleen vanuit de rijksoverheid,
maar in samenwerking met ondernemers, werkenden, onderwijsinstellingen, regionale
overheden en andere partijen. Alleen door samen te werken zijn we in staat om het
hoofd te bieden aan de uitdagingen van de toekomst. Of het nou draait om het oplossen
van vraagstukken op het gebied van vergrijzing, de klimaat- en energietransitie of
digitalisering: het begint bij voldoende, goed opgeleide mensen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat