Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake klacht over behandeling brief met betrekking tot vragen over vso door ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31 497 Passend onderwijs
Nr. 312 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2019
Bij boven aangehaalde brief heeft u mij verzocht te reageren op een mail van een burger
                  over twee brieven van mijn ministerie. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
               
Allereerst wil ik ingaan op de procedure. Op de brief van 26 januari 2019 waarin mevrouw
                  een twintigtal vragen heeft gesteld over het voortgezet speciaal onderwijs is bij
                  brief van 25 maart door mijn ambtenaren gereageerd. In die brief is niet tot in detail
                  ingegaan op de vragen, maar is aangegeven dat de brief is doorgestuurd naar de beleidsdirectie,
                  zodat de inhoud meegenomen kan worden in de ontwikkelingen rond onderwijs-zorg voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking. Ook is mevrouw verwezen
                  naar het online vertelpunt passend onderwijs, dat ruimte bood voor opmerkingen over
                  passend onderwijs.
               
Mevrouw heeft op 26 maart gereageerd op deze brief en vervolgens is daar weer door
                  mijn ambtenaren op gereageerd met een brief van 1 april. Daarin is aangegeven dat
                  het Ministerie van OCW de wettelijke kaders bepaalt die nodig zijn om onderwijs te
                  verzorgen, maar dat het aan de scholen zelf is hoe zij dat doen. De inspectie van
                  het onderwijs ziet toe op de kwaliteit daarvan.
               
Dit volgt uit het uitgangspunt van ons onderwijsstelsel dat scholen zelf de ruimte
                  hebben om keuzes te maken die passen bij de lokale context, binnen de wettelijke kaders.
                  Desalniettemin zal ik in algemene bewoordingen ingaan op de door mevrouw aangedragen
                  punten.
               
Toelaatbaarheidsverklaring vso 18+
Daar kan ik duidelijk over zijn. Zoals regelmatig aangegeven mogen leerlingen in het
                  vso blijven tot het einde van het schooljaar waarin zij 20 worden. Dat is echter geen
                  absolute leeftijdsgrens. Een leerling mag het vso eerder verlaten of met een ontheffing
                  van de Inspectie van het Onderwijs langer blijven. Wat mij betreft, geldt dat per
                  leerling de zorgvuldige afweging moet worden gemaakt wat het beste bij zijn of haar
                  ontwikkeling past: een voortgezet verblijf in het onderwijs of de overstap naar een
                  vervolgbestemming, zoals dagbesteding. Die afweging dient te zijn gebaseerd op het
                  ontwikkelingsperspectief van de leerling dat in overeenstemming met de ouders is vastgesteld.
               
Sommige samenwerkingsverbanden hebben de regel dat toelaatbaarheidsverklaringen aflopen
                  op een vaste leeftijd, op 16 of 18 jaar. Dat is niet erg als dat niet betekent dat
                  alle leerlingen op die leeftijd moeten uitstromen. Wel kan het als moment gebruikt
                  worden om te kijken wat het beste vervolg voor de individuele leerling binnen het
                  onderwijs of daarbuiten is. Er zijn signalen dat dit niet altijd op de juiste wijze
                  wordt ingevuld.
               
In dat verband wijs ik ook de motie van de leden Westerveld en Van den Hul die onlangs
                  in uw Kamer is aangenomen (Kamerstuk 31 497, nr. 288) en waaraan ik uitvoering ga geven. Ik ga met de samenwerkingsverbanden afspraken
                  maken om op basis van het ontwikkelingsperspectief van leerlingen individuele afwegingen
                  te maken over de eindleeftijd waarop zij de school verlaten. Voor de ene leerling
                  zal dat 16 zijn, voor een andere 18 en voor een andere 20.
               
Ontwikkelingsperspectief leerlingen (v)so
Scholen voor (v)so moeten voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief opstellen,
                  waarin de verwachte uitstroombestemming is opgenomen. Bij het bepalen van die uitstroombestemming
                  worden de bevorderende en de belemmerende factoren meegenomen. Het grootste deel van
                  de leerlingen past in één van de drie uitstroombestemmingen, namelijk vervolgonderwijs,
                  arbeidsmarktgericht of ontwikkelingsgerichte dan wel arbeidsmatige dagbesteding. Het
                  vso kent gerelateerd aan die uitstroombestemmingen drie uitstroomprofielen en elke
                  leerling zal in één van die profielen geplaatst moeten worden. In het handelingsdeel
                  van het ontwikkelingsperspectief wordt in overleg met de ouders de voor de leerling
                  benodigde ondersteuning en de onderwijsdoelen vastgelegd. Het is in individuele gevallen
                  ook mogelijk af te wijken van de kerndoelen als duidelijk wordt welk onderwijsaanbod
                  daarvoor in de plaats komt. Dat wordt dan eveneens in het ontwikkelingsperspectief
                  opgenomen.
               
Versterking van de redzaamheid
In het vso ligt het accent niet alleen op het leren in formele zin, maar ook op de
                  voorbereiding op wonen, werken en vrije tijd. Het versterken van de redzaamheid op
                  al die terreinen is daarvan een onderdeel. De kerndoelen vso zml/mg geven richting
                  aan het onderwijsaanbod, maar zeggen niets over het niveau. Scholen hebben veel vrije
                  ruimte om het onderwijsaanbod vorm te geven. Veel scholen maken daarbij gebruik van
                  de door de CED-groep ontwikkelde leerlijnen.
               
Zorg overdracht
De school is gehouden een passend onderwijsaanbod te bieden met daarbij de benodigde
                  begeleiding en ondersteuning. Voor de vragen van mevrouw over zorg en onderwijs verwijs
                  ik naar de brief van 23 november 2018 (Kamerstukken 31 497 en 31 839, nr. 282) die daarover naar uw Kamer is gestuurd en de maatregelen die hierin worden aangekondigd
                  in het algemeen en in het bijzonder maatregel 1. Betere financiering voor zorg in
                  onderwijstijd voor kinderen met een complexe problematiek, maatregel 8. Arrangementen
                  voor kinderen die niet naar volledig onderwijs kunnen groeien en maatregel 10. Heldere
                  informatie over medisch handelen. Nog voor de zomer ontvangt u een brief over de voortgang
                  van deze maatregelen. Ook verwijs ik graag naar de brief van 15 februari 2019 (Kamerstuk
                  31 497, nr. 293) over financiering van zorg in onderwijstijd.
               
Aanwezigheid hulpmiddelen op vso
Hulpmiddelen binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs komen voor rekening van de
                  school. Het is schoolbeleid hoe dit verder verloopt. Er worden geen voorzieningen
                  verstrekt (met uitzondering van een tolk en dat komt wellicht 1 keer in de paar jaar
                  voor) door het UWV.
               
Ik heb getracht met deze brief meer duidelijkheid te verschaffen, ik kan echter geen
                  uitspraken doen over de invulling van de wettelijke bepalingen door de school. Daar ziet – zoals aan het begin van deze brief al genoemd –
                  de inspectie van het onderwijs op toe.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media