Brief regering : Behandeling van een melding van bedreiging door het Team Bedreigde Politici (TBP)
29 628 Politie
Nr. 888 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Tijdens het mondelinge Vragenuur van dinsdag 16 april 2019 over de digitale doodsbedreigingen
aan het adres van het lid Wilders (PVV), heb ik uw Kamer een brief toegezegd over
de werkwijze van het Openbaar Ministerie bij het vaststellen van een opsporingsindicatie
in het geval van digitale bedreigingen (Handelingen II 2018/19, nr. 75, item 3). Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Wanneer een politicus een bedreiging meldt, wordt deze melding in behandeling genomen
door het Team Bedreigde Politici (hierna: TBP) van de politie-eenheid Den Haag. In
geval van een digitale bedreiging past het TBP de volgende werkwijze toe. In de eerste
plaats stelt het TBP de volgende gegevens veilig: het bronbericht van de aangever
met datum en tijd, het (bedreigende) bericht met datum en tijd; de accountgegevens/profiel
van de bedreiger en in geval van Twitter de pagina van de bedreiger. Vervolgens stuurt
het TBP de melding van de bedreiging door naar het Openbaar Ministerie. De bedreiging
wordt inhoudelijk beoordeeld door de vaste parketsecretaris en de officier van justitie
die verbonden zijn aan het TBP. Daarnaast wordt de bedreiging beoordeeld door de kwaliteitsofficier.
Zij beoordelen of het een strafbare bedreiging betreft in de zin van artikel 285 van
het Wetboek van Strafrecht. Wanneer de bedreiging wordt beoordeeld als een strafbare
bedreiging, wordt door het TBP in beginsel een aangifte opgenomen.
Na het opnemen van een aangifte zal het TBP nader onderzoek verrichten naar de verzender
van de bedreiging om te komen tot de identiteit van de verdachte. Het TBP zal trachten
te achterhalen welke gebruikersgegevens zijn opgegeven bij het aanmaken van het account
(welk e-mailadres en telefoonnummer aan het account zijn gekoppeld), welk IP-adres
is gebruikt bij het aanmaken van het account, welk IP-adres is gebruikt bij het plaatsen
van het bedreigende bericht en welke IP-adressen het laatst bij dit account zijn gebruikt.
Sociale media
Digitale bedreigingen gericht aan politici worden veelal gedaan via sociale media
zoals Twitter, Instagram of Facebook.
Het TBP doet na het binnenkomen van een melding van een bedreiging via sociale media
direct onderzoek naar het account van de gebruiker. Wanneer het TBP naar aanleiding
van het onderzoek naar het account met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
kan vaststellen dat de accounthouder zich in een land buiten de Europese Unie bevindt,
is de kans om uiteindelijk een concrete verdachte te kunnen identificeren en tot een
succesvolle vervolging te kunnen overgaan buitengewoon klein. Een van de redenen hiervoor
is dat niet altijd sprake is van een bilateraal of multilateraal rechtshulpverdrag
en de mogelijkheden tot het verkrijgen van rechtshulp en de kans op het succesvol
opvragen van informatie zeer beperkt zijn. Dit leidt ertoe dat in die gevallen veelal
wordt afgezien van nader onderzoek.
Als nader onderzoek volgt dan is in bijna alle gevallen eerst informatie nodig van
de verschillende sociale media om een verdachte te kunnen identificeren. Hierbij kan
gebruik gemaakt worden van een verzoek om informatie al dan niet door middel van een
internationaal rechtshulpverzoek. In het geval het TBP de gevraagde informatie van
Twitter, Facebook of Instagram ontvangt, is er vaak nader onderzoek nodig naar bijvoorbeeld
de tenaamgestelde(n) van de verkregen IP-adressen, van het telefoonnummer of nader
onderzoek naar het opgegeven e-mailadres. Wanneer de informatie leidt naar een land
dat zich buiten de Europese Unie bevindt, zijn als gezegd de mogelijkheden tot het
verkrijgen van rechtshulp en de kans op het succesvol opvragen van informatie veelal
zeer beperkt.
Verdachte in beeld
In de gevallen waarin is gebleken dat de zender van het bericht zich hoogstwaarschijnlijk
in Nederland bevindt zal nader onderzoek plaatsvinden naar de identiteit van de verdachte
en zal de verdachte worden gehoord. Bij voldoende bewijs zal in beginsel tot vervolging
worden overgegaan.
Indien de verdachte zich niet in Nederland maar in een land in de Europese Unie bevindt
zal het TBP in de regel de zaak aan dat land overdragen en verzoeken het opsporingsonderzoek
en de vervolging over te nemen. Indien de verdachte zich bevindt in een land buiten
de Europese Unie maar waarmee wel een bilateraal of multilateraal rechtshulpverdrag
bestaat, zullen het TBP en het Openbaar Ministerie naar bevind van zaken handelen.
In het geval de verdachte zich in een land bevindt waarmee geen bilateraal of multilateraal
rechtshulpverdrag bestaat, kan de afdeling Internationale Aangelegenheden en Rechtshulp
in Strafzaken van mijn ministerie het Openbaar Ministerie adviseren over de bestaande
rechtshulprelatie met het betreffende land. Indien het niet aannemelijk is dat door
het betrokken land uitvoering zal worden gegeven aan een rechtshulpverzoek, kan dit
een reden zijn om geen nader onderzoek te doen en de zaak niet over te dragen. In
dergelijke gevallen zal het Openbaar Ministerie degene die de aangifte heeft gedaan
per brief informeren over de afdoening van de aangifte en daarbij uitleg geven over
de reden van afdoening.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid