Brief regering : Toezeggingen naar aanleiding van het algemeen overleg vrachtwagenheffing van 6 maart 2019 (Kamerstuk 31305-287)
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2019
Tijdens het AO Vrachtwagenheffing van 6 maart 2019 (Kamerstuk 31 305, nr. 287) heb ik uw Kamer een drietal toezeggingen gedaan. Met deze brief geef ik invulling
aan die toezeggingen. Daarnaast licht ik toe hoe ik met de aangenomen moties ben om
gegaan in relatie tot het conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing.
Internetconsultatie conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing
De internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing start op 26 juni
2019. Hiermee start de internetconsultatie overeenkomstig de motie van het lid Sienot
c.s. (Kamerstuk 29 398, nr. 589), voor de zomer van 2019. In de bijlage treft u, zoals ik heb toegezegd, het conceptvoorstel
ter informatie aan dat voor de internetconsultatie is bedoeld1. De indiening van het wetsvoorstel bij uw Kamer vindt naar verwachting plaats in
de eerste helft van 2020.
In het conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing hebben de elementen uit het beleidskader
(bijlage bij Kamerstuk 31 305, nr. 269) een plek gekregen. Naast onderdelen van de heffing zelf, zijn de verlaging van de
motorrijtuigenbelasting, de afschaffing van de belasting zware motorvoertuigen en
de uitwerking van de besteding van de middelen voor innovatie en verduurzaming in
het conceptwetsvoorstel opgenomen. Op die manier heb ik de verlaging van belastingen
en de middelen voor innovatie en verduurzaming een gelijkwaardige plek gegeven, waartoe
de gewijzigde motie van de leden Remco Dijkstra en Von Martels (Kamerstuk 31 305, nr. 285) verzoekt.
De motie van de leden Van der Graaf en Schonis (Kamerstuk 31 305, nr. 286) verzoekt de regering om verschillende varianten voor tariefdifferentiatie uit te
werken om schoon en duurzaam vrachtvervoer te stimuleren. Differentiatie van de tarieven
kan volgens de vigerende Eurovignet-richtlijn in beginsel op basis van EURO-emissieklasse.
Voor de differentiatie van de tarieven naar EURO-emissieklasse is ervoor gekozen het
tarief voor EURO-VI voertuigen en schoner, de helft te laten zijn van het tarief voor
EURO-0. Dit is de maximale variatie die de vigerende Eurovignetlijn toestaat en sluit
bovendien aan op de voorgestelde differentiatie van de belasting zware motorvoertuigen
(Eurovignet) vanaf 1 januari 2020. De Eurovignetrichtlijn kent geen apart tarief voor
zero emission (elektrisch of waterstof aangedreven voertuigen) en low emission (hybride) voertuigen. Het is op basis van die richtlijn ook niet toegestaan deze
voertuigen vrij te stellen van de vrachtwagenheffing.
Het conceptwetsvoorstel is vanaf 26 juni te vinden op de volgende website: www.internetconsulatie.nl. Iedereen kan reageren op dit voorstel. Parallel hieraan worden de beoogde publieke
uitvoeringsorganisaties gevraagd het conceptwetsvoorstel te toetsen en wordt het voorstel
ter advisering voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk, de Raad voor de
Rechtspraak en de Autoriteit Persoonsgegevens. Na verwerking van de reacties van de
internetconsultatie, de toetsen van de beoogde publieke uitvoeringsorganisaties en
de uitgebrachte adviezen, zal het wetsvoorstel voor advisering naar de Raad van State
worden gestuurd en daarna aan uw Kamer worden aangeboden.
Mogelijkheden fonds voor de terugsluis
Momenteel werk ik samen met de drie brancheorganisaties van de wegvervoerssector,
evofenedex, Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de Vereniging Eigen Rijders
(VERN), een meerjarenprogramma voor de terugsluis uit, ten behoeve van de verduurzaming
en innovatie van de vervoerssector. Hoewel het de inzet is om de maatregelen met voortvarendheid
ten uitvoer te brengen, zijn er nog onzekerheden (zoals marktontwikkelingen voor schone
vrachtwagens) die de jaarlijkse uitputting van de middelen voor de terugsluis kunnen
beïnvloeden.
Met de motie van het lid Schonis c.s. (Kamerstuk 31 305, nr. 282) is verzocht om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel te onderzoeken op welke
wijze de gelden beheerd kunnen worden, zodat deze gelden beschikbaar blijven voor
besteding aan doelen die in overleg met de transportsector worden bepaald. In het
AO Vrachtwagenheffing van 6 maart jl. (Kamerstuk 31 305, nr. 287) heb ik u aangegeven daarbij ook de mogelijkheid van het oprichten van een fonds
te onderzoeken.
Ik heb samen met het Ministerie van Financiën gezocht naar een mogelijkheid om de
budgettaire zekerheid van het beschikbaar blijven van de gelden voor terugsluis te
waarborgen. Dit kan worden gerealiseerd met een fonds op een apart artikel op de beleidsbegroting.
Daarin kunnen de opbrengsten en uitgaven van de vrachtwagenheffing overzichtelijk
op een plek in de begroting worden weergegeven. Met mijn collega van Financiën heb
ik daarbij een onbeperkte eindejaarsmarge afgesproken zodat eventuele niet-uitgeputte
gelden beschikbaar blijven voor besteding aan doelen die in overleg met de wegvervoerssector
worden bepaald. Het instellen van een begrotingsfonds zoals bedoeld in de Comptabiliteitswet
2016 is hiermee niet nodig. Deze oplossing vergt geen wetsaanpassing en is als zodanig
dus niet in het wetsvoorstel voor de vrachtwagenheffing opgenomen. Bestaande voorbeelden
van dergelijke fondsartikelen zijn het Toekomstfonds en ETS bij EZK, het Revolverend
Fonds Energiebesparing bij BZK en het transitiefonds medisch specialisten bij VWS.
Effecten op verkeersveiligheid in België en Duitsland
Tenslotte heb ik toegezegd na te gaan of er gegevens zijn over de effecten van de
vrachtwagenheffing op de verkeersveiligheid vanuit de praktijk in Duitsland en België.
Zowel in België als in Duitsland is onderzoek gedaan naar uitwijkend verkeer als gevolg
van de kilometerheffing vrachtwagens respectievelijk de LKW-Maut. In beide landen
is de omvang van het (mogelijke) uitwijkverkeer in beeld gebracht. Daarbij is ook
gekeken op welke type wegen het uitwijkverkeer plaatsvindt. Er is echter niet specifiek
gekeken naar effecten op verkeersveiligheid.
Voor het wegennet waarop de vrachtwagenheffing gaat gelden wordt als uitgangspunt
gehanteerd dat de vrachtwagenheffing wordt geheven op alle autosnelwegen en wegen
waarop naar verwachting substantiële uitwijk plaats zou vinden als gevolg van een
heffing op de autosnelwegen. Samen met regionale wegbeheerders (provincies, gemeenten
en waterschappen) en vertegenwoordigers van Transport en Logistiek Nederland en evofenedex
is de afgelopen maanden in beeld gebracht waar dit mogelijk aan de orde is. Daarbij
is, net als in België en Duitsland, ook bekeken of wegen geschikt zijn voor de opvang
van extra vrachtverkeer (capaciteit en verkeersveiligheid).
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat