Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Kuiken, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 5 juni 2019, over het bericht ’Opnieuw ’levensgevaarlijke patiënt’ uit kliniek Michael P. ontsnapt’
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 475 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Met deze brief reageer ik op het verzoek gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
d.d. 5 juni 2019 om te reageren op het bericht «Opnieuw «levensgevaarlijke patiënt»
uit kliniek Michael P. ontsnapt» (Telegraaf.nl, 5 juni 2019) (Handelingen II 2018/19,
nr. 89, item 6).
Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor het doortastende optreden van de
politie, het OM, de veiligheidsmedewerkers van de NS en de omstanders die betrokkene
hebben herkend op het station in Breda. Door hen kon hij op woensdag 6 juni worden
teruggebracht naar de FPA Roosenburg in Den Dolder.
Woensdag 5 juni 2019 werd mij via mediaberichten bekend dat een patiënt van Fivoor
op zaterdag 1 juni 2019 niet was teruggekeerd van verlof. De betreffende patiënt was
geplaatst in de instelling met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van dit artikel kan de strafrechter gelasten dat iemand voor een termijn
van ten hoogste een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst omdat hij
volledig ontoerekeningsvatbaar is en gevaarlijk is voor zichzelf of voor anderen.
Deze zorg wordt ingekocht door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). DJI zorgt
tevens voor de plaatsing in de instelling. Na de plaatsing wordt de rechtspositie
bepaald door de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wbopz).
Voor het toekennen van verlof aan deze patiënten gelden de voorwaarden die ook voor
psychiatrische patiënten gelden die niet naar aanleiding van een veroordeling door
de strafrechter in de kliniek geplaatst zijn. Het verlof wordt toegekend door de geneesheer-directeur (het Ministerie van Justitie en Veiligheid speelt in deze procedure
geen rol). Voor de beslissing van de geneesheer-directeur geldt dat het gevaar dat
door de stoornis wordt veroorzaakt zodanig verminderd dient te zijn dat verlof verantwoord is. Bij deze patiënt heeft de instelling
geoordeeld dat dit het geval was bij de toekenning van het verlof.
Enkele dagen na zijn onttrekking, nadat een zoektocht naar de patiënt was gestart,
heeft de politie een opsporingsbericht uitgedaan omdat hij op termijn medicatie nodig
had. Het viel niet uit te sluiten dat hij een gevaar zou vormen voor zichzelf of zijn
omgeving.
Onttrekkingen tijdens verlof komen vaker voor. De duur van de afwezigheid varieert, de meeste patiënten keren uit zichzelf (binnen een aantal uren) weer
terug. De instelling moet van iedere ongeoorloofde afwezigheid onverwijld melding doen aan de officier van justitie en de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ).1 De officier van justitie verleent zo nodig medewerking in het belang van het zo spoedig
mogelijk terugbrengen van de patiënt naar het psychiatrisch ziekenhuis. Ook de terugkeer
moet onverwijld worden gemeld aan de officier van justitie en de IGJ. Sancties voor
het niet-terugkeren variëren per geval. Vrijwel altijd wordt het verlof van de patiënt
(tijdelijk) ingetrokken. De IGJ betrekt de incidenten bij haar reguliere toezicht
per instelling. De IGJ beschikt niet over geaggregeerde cijfers op landelijk niveau.
De gang van zaken rondom deze onttrekking uit het psychiatrisch ziekenhuis gaf aanleiding
tot veel vragen, met name op het gebied van de communicatie. Om die reden heb ik de
directie van FPA Roosenburg op 5 juni jl. om tekst en uitleg gevraagd. Dat was een
stevig en constructief gesprek. Tijdens dit gesprek bleek dat de instelling in deze
casus zicht had op de risico’s, maar dat de communicatie beter had gemoeten. We hebben
afgesproken dat zij eerder, helderder en transparanter communiceren, met zowel de
gemeente als mijn ministerie. De onderlinge lijnen moeten korter. De komende drie
maanden is er daarom frequent overleg tussen de instelling en de DJI van mijn ministerie
en tussen de instelling en de gemeente.
Overigens verdwijnt met de inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) en artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) op 1 januari a.s. artikel
37 uit het Wetboek van Strafrecht. In plaats daarvan krijgt de strafrechter de bevoegdheid
om zelf een zorgmachtiging op grond van de Wvggz af te geven. Hij past daarbij zowel de voorwaarden
als de procedure van de Wvggz toe. Dat betekent dat er dan geen sprake meer is van
zorg die door DJI wordt ingekocht. Evenals voor andere ggz-patiënten geldt dat de
patiënt geplaatst wordt bij de zorgaanbieder die in de zorgmachtiging is opgenomen
en waarvan de zorg via de Zorgverzekeringswet wordt betaald.
Personen die straks op deze manier een zorgmachtiging opgelegd krijgen, vallen onder
de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder bij wie zij zijn geplaatst. Voor hen
geldt echter als extra waarborg dat de verplichte opname alleen voortijdig beëindigd
of tijdelijk onderbroken kan worden na mijn toestemming.2 Dit omvat ook het verlenen van verlof. Deze extra waarborg is ingebouwd met het oog
op het vergroten van de maatschappelijke veiligheid.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming