Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Brenk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 14 mei 2019, over het bericht ‘Werkgevers investeren te weinig in ouderen’
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 112
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Aanleiding
Het lid Van Brenk (50PLUS) heeft tijdens de Regeling van werkzaamheden van 14 mei
jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 81, item 19) gevraagd om in een brief in te gaan op berichtgeving naar aanleiding van het NETSPAR
onderzoek, Investeren in menselijk kapitaal: een gecombineerd werknemers- en werkgeversperspectief, dat werkgevers te weinig in oudere werknemers investeren.1 Daarnaast heeft zij naar aanleiding van dit NETSPAR onderzoek schriftelijke vragen
gesteld. De beantwoording van de schriftelijke vragen is als bijlage toegevoegd (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 3148). Met deze brief wordt ook tegemoet gekomen aan het gevraagde in de motie van het
lid Van Brenk, over het toegankelijk maken van Leven Lang Ontwikkelen (LLO) voor iedereen
tot de AOW gerechtigde leeftijd.2
Op de arbeidsmarkt doen zich flinke verschuivingen voor in gevraagde kennis en vaardigheden,
onder meer door trends zoals digitalisering, automatisering, technologisering, verduurzaming
en de energie- en klimaattransities. Om goed inzetbaar te blijven op deze dynamische
arbeidsmarkt, is het belangrijk dat mensen – jong en oud – zich blijven ontwikkelen.
Het kabinet wil samen met andere betrokkenen een doorbraak realiseren op het gebied
van LLO en een positieve en sterke leercultuur tot stand brengen.
Onderzoek NETSPAR
Het recente onderzoek van NETSPAR laat zien dat oudere werknemers minder kansen en
bereidheid hebben tot scholing en ontwikkeling dan jonge werknemers. Op basis van
het empirisch onderzoek stellen de onderzoekers dat zowel werkgevers- als werknemersgedrag
verantwoordelijk zijn voor de relatief lage participatie van oudere werknemers in
opleidingen en cursussen: werkgevers zijn minder bereid om in deze groep te investeren,
en de motivatie van werknemers om te investeren in hun ontwikkeling is niet optimaal.
Resultaten onderzoeken LLO en ouderen
De recente rapporten van ROA, SCP en Panteia geven inzicht in de belemmeringen die
verschillende groepen werkenden en niet-werkenden ervaren om zich te blijven ontwikkelen.3 Uit het onderzoek van ROA blijkt dat er weinig verschillen zijn in belemmerende factoren
voor de cursuskeuze tussen werknemers met een zwakke positie op de arbeidsmarkt en
werknemers met een goede positie.4 In het algemeen geldt dat veel mensen zich momenteel alleen bijscholen als er een
acute noodzaak is, bijvoorbeeld bij baanverlies of bij reorganisatie. De belangrijkste
praktische belemmeringen die uit de onderzoeken naar voren komen zijn: het gebrek
aan motivatie, het tekort aan financiële middelen en het gebrek aan tijd.
Het onderzoek van ROA laat zien dat de lagere trainingsdeelname van 55-plussers voornamelijk
het gevolg is van hun lagere bereidheid om een training te volgen dan jongere collega’s.
Daarnaast blijken werkgevers minder bereid te zijn om in de scholing van hun oudere
werknemers te investeren. Zodra werkgevers echter het gevoel krijgen dat oudere medewerkers
gemotiveerd zijn om te leren, dan zijn ze vaker bereid om deze groep scholing aan
te bieden. Een verhoogde cursusbereidheid onder 55-plussers stimuleert de cursusdeelname
dus op twee manieren: ze zijn zelf meer geneigd om scholing te volgen en hun werkgever
is meer bereid om dit te faciliteren.
Onderzoek van SCP toont aan dat oudere werknemers weliswaar de minste scholing volgen,
maar dat zij hun achterstand wel in beginnen te lopen: in 2008 volgde 19% van de 55–64
jarigen scholing, in 2016 was dit 24%. Zie bijlage 2 voor een overzicht van het deelnamecijfer
aan opleidingen en cursussen naar een aantal achtergrondkenmerken, waaronder per leeftijdscategorie5.
Uit de onderzoeken kan dus geconcludeerd worden dat de deelname aan LLO onder oudere
werknemers over de tijd is toegenomen, maar dat er nog ruimte is voor verbetering
door enerzijds de investeringsbereidheid van werkgevers te vergroten en anderzijds
de motivatie van werkenden te verhogen. Volgens het ROA kan de motivatie van de werkenden
aangewakkerd worden op de volgende manieren: de scholing tijdens werktijd aanbieden;
de financiering van de scholing weg te halen bij de 55-plussers zelf; taakroulatie
aan te bieden; coaching aan te bieden; en door informatie te verstrekken over de grotere
bereidheid van werkgevers om cursussen aan te bieden als werkgevers zien dat 55-plussers
voldoende gemotiveerd zijn om te leren. Verder is een goed gesprek tussen de werkgever
en de werknemer over de verdere loopbaanambities bevorderlijk voor LLO. Ten slotte
kan een loopbaancheck helpen om inzichtelijk te maken wat nodig is om duurzaam inzetbaar
te worden of te blijven.
Brede aanpak LLO
Het kabinet zet zich in voor het stimuleren van eigen regie van mensen op hun loopbaan
en het versterken van een positieve leercultuur. Dit betekent een cultuur waarin ontwikkeling
gedurende de loopbaan voor iedereen – jong en oud- een vanzelfsprekendheid is en er
continue aandacht bestaat voor het op peil houden van kennis en vaardigheden. Dit
vraagt om een gezamenlijke en brede aanpak, waar ieder zijn eigen verantwoordelijkheid
heeft. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor scholing gericht op de huidige functie
en dragen bij aan een positieve leercultuur waarin informeel leren een centrale plaats
heeft.6 Tijdens de loopbaan zullen werkenden en werkzoekenden hun vaardigheden op peil moeten
houden en zich blijven ontwikkelen om duurzaam inzetbaar te zijn op de snel veranderende
arbeidsmarkt. De overheid zorgt voor de noodzakelijke randvoorwaarden om een leven
lang ontwikkelen verder te stimuleren en ondersteunen en heeft daarvoor in de brief
van 27 september 2018 een meerjarig actiegericht programma Leven Lang Ontwikkelen
aangekondigd. 7
Het kabinet stimuleert eigen regie van mensen, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen
en hun eigen keuzes kunnen maken. Dit doet het kabinet onder andere door duidelijkheid
te bieden aan private partijen over de fiscale behandeling van private individuele
leer- en ontwikkelbudgetten. In aanvulling daarop komt er ook een publiek leer- en
ontwikkelbudget. Dit zogenoemde STAP-budget komt voor iedereen tot de AOW-gerechtigde
leeftijd beschikbaar.8 Met het STAP-budget wordt LLO toegankelijk gemaakt voor iedereen en kunnen mensen
zelf de keuze maken aan welke vorm van scholing zij willen doen. Met alleen het bieden
van financiële mogelijkheden zijn we er nog niet. Daarom wordt ondersteunend aan het
STAP-budget de mogelijkheid tot een adviesgesprek verder uitgewerkt, juist voor mensen
die relatief weinig bijscholen, zoals ouderen; weinig scholingsmogelijkheden hebben
(o.a. in het mkb, flexwerkers, werkzoekenden zonder baan); of het meeste baat hebben
bij scholing (werkenden in krimpsectoren of -beroepen).
Daarnaast is er aandacht voor het stimuleren van de leercultuur. Op dit moment wordt
nadere uitwerking gegeven aan motie van het lid Wiersma c.s9 en motie van het lid Pieter Heerma c.s.10 Het doel van de motie van het lid Wiersma c.s. is om werkgevers te ondersteunen bij
het stimuleren van de leercultuur in het mkb, inclusief bedrijfsscholen en bij-, op-
en omscholing. Dit om werknemers duurzaam inzetbaar te houden op de snel veranderende
arbeidsmarkt en om het mkb aantrekkelijk te maken voor werkzoekenden. Dit biedt kansen
voor mkb-werkgevers, die gestimuleerd worden te investeren in leercultuur en scholing,
en voor ouderen werkenden, die hun kennis en vaardigheden het beste verbeteren tijdens
het werk. 11
Verder lopen er drie pilots met leerwerkloketten-plus, waarmee we meer inzicht willen
krijgen in de ingrediënten voor een effectieve ondersteuningsstructuur voor leven
lang ontwikkelen. Ook werken we aan een flexibeler en aantrekkelijker opleidingsaanbod,
zodat een opleiding ook goed te combineren is met werk en privéleven.
Verder is er in het pensioenakkoord afgesproken dat sociale partners op sectoraal
niveau afspraken kunnen maken over het faciliteren van langer doorwerken. Het kabinet
stelt hiervoor vanaf 2021 € 800 miljoen beschikbaar om een impuls te geven aan cao-afspraken
over het duurzaam inzetbaar houden van medewerkers, het faciliteren van langer doorwerken
en het faciliteren van deeltijdpensioen en generatiepactregelingen.12 Daarnaast is in het pensioenakkoord afgesproken dat het kabinet – in nauw overleg
met de Stichting van de Arbeid – een meerjarig, integraal investeringsprogramma voor
duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen opzet. Hiervoor is structureel € 10
miljoen per jaar beschikbaar.
Voor een verdere toelichting op de kabinetsaanpak verwijs ik naar de kamerbrief Leven
Lang Ontwikkelen van 27 september 2018 voor een overzicht van de meerjarige aanpak
LLO en de kamerbrief van 3 juni 2019 over de Voortgang individuele leerbudgetten en
enkele onderwerpen rond flexibilisering aanbod.13
Specifieke maatregelen arbeidsparticipatie ouderen
Naast de brede meerjarige LLO-aanpak lopen er nog maatregelen specifiek voor ouderen
vanuit mijn ministerie. Zoals u weet is het actieplan Perspectief voor vijftigplussers grotendeels uitgevoerd; sommige maatregelen lopen nog enige tijd door. Een evaluatie
van dit actieplan wordt in de loop van 2020 aan de Kamer gestuurd.
Als onderdeel van dat actieplan heeft het kabinet, in overleg met de Stichting van
de Arbeid, de tijdelijke subsidieregeling Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers opgesteld. Werkenden van 45 jaar en ouder kunnen een Ontwikkeladvies van een loopbaanadviseur
krijgen, waarbij de kosten volledig vanuit de subsidieregeling worden vergoed. Regie
nemen op de eigen loopbaan en de verantwoordelijkheid van de individuele werknemer
voor zijn/haar eigen duurzame inzetbaarheid, staan centraal. Hiermee wil ik de arbeidsmarktpositie
van oudere werknemers verbeteren en daarmee toekomstige langdurige werkloosheid onder
deze groep voorkomen. De looptijd van de subsidieregeling is verlengd tot 10 januari
2020. De evaluatie van deze regeling is onderdeel van de hiervoor genoemde evaluatie
van het actieplan Perspectief voor vijftigplussers. Naast deze regeling financier
ik ook het project Sociale Partners samen vóór Duurzame Inzetbaarheid (SPDI). In dit
project zetten werkgevers (AWVN) en Werknemers (CNV) zich gezamenlijk in om duurzame
inzetbaarheid bij bedrijven te vergroten d.m.v. adviestrajecten. Het project SPDI
loopt nog door in 2020. De evaluatie daarvan zal naar verwachting in het voorjaar
van 2021 gereed zijn.
Tot slot
Wij werken met elkaar aan een positieve leercultuur, waarbij werkgevers investeren
in scholing en mogelijkheden voor informeel leren op het werk en werkenden en werkzoekenden
zelf regie kunnen nemen op hun eigen loopbaan, zodat scholing en ontwikkeling gedurende
de hele loopbaan voor iedereen vanzelfsprekend wordt. Na de zomer wordt uw Kamer verder
geïnformeerd over de stand van zaken van het LLO-beleid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid