Brief regering : Vaccinatiegraadrapport 2018 en voortgang 'Verder met vaccineren'
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 393
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Op 19 november jl. presenteerde ik in de brief «Verder met vaccineren» mijn plannen
om de daling van de vaccinatiegraad te keren1. Ik heb toegezegd uw Kamer rond de zomer te informeren over de voortgang en de laatste
ontwikkelingen met betrekking tot de vaccinatiegraad. Daarom ontvangt u bij deze brief
ook het Vaccinatiegraadrapport 2018 van het RIVM2. Daarbij geef ik de actuele stand van zaken weer met betrekking tot meningokokken
W en de mazelen. Ook informeer ik uw Kamer over mijn inzet op het beschikbaar stellen
van de pneumokokkenvaccinatie aan ouderen.
Ontwikkeling vaccinatiegraad
Uit het Vaccinatiegraadrapport 2018 maak ik op dat er een einde lijkt te komen aan
de daling van de vaccinatiegraad. Dit komt overeen met de voorlopige cijfers die ik
op 18 januari 2019 aan uw Kamer heb verzonden3. Hoewel de vaccinatiegraad nog niet terug is op het oude niveau, ben ik blij dat
de daling niet verder heeft doorgezet. Voorlopige cijfers laten zelfs een lichte stijging
in de vaccinatiegraad voor jongere kinderen zien. Bij de BMR (bof, mazelen, rode hond)
zien we dat de vaccinatiegraad voor kinderen geboren in 2017 in maart 2019 ongeveer
1% hoger ligt dan voor geboortecohort 2016 rond dezelfde tijd vorig jaar. Ook bij
de HPV-vaccinatie voor meisjes lijkt dit het geval (3% verhoging in een jaar op basis van voorlopige
cijfers). Dit zijn positieve signalen en dit motiveert mij des te meer om onverminderd
in te zetten op de maatregelen uit mijn brief «Verder met vaccineren».
De regionale ontwikkeling van de vaccinatiegraad kan afwijken van de landelijke ontwikkelingen.
Zo meldt het Vaccinatiegraadrapport dat de internationale doelstelling om voor alle
afzonderlijke vaccinaties te komen tot een regionale vaccinatiegraad van minimaal
80%, door alle GGD-regio’s wordt gehaald, maar niet door alle gemeenten. Voor bijvoorbeeld
de DKTP- en BMR-vaccinatiegraad op tweejarige leeftijd geldt dat deze in dertien van
de 355 gemeenten lager dan 80% is. Ik zie dat gemeenten, mede gezien hun nieuwe verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma sinds 1 januari 2019, alert zijn
op de vaccinatiegraad in hun regio. In verschillende gemeenten wordt ook nagedacht
over maatregelen ten aanzien van de vaccinatiegraad, passend bij de lokale context.
Dit juich ik toe en ik blijf hierover graag met gemeenten in gesprek, zowel op bestuurlijk
lokaal niveau als in de regio’s.
Op 28 maart was ik in Rotterdam Ahoy, bij de grootschalige vaccinatiecampagne voor
meningokokken ACWY. Ik was onder de indruk van de gestructureerde organisatie door
CJG Rijnmond en ik vond het mooi om te zien dat ook gelijk de mogelijkheid werd aangeboden
om andere gemiste vaccinaties in te halen, zoals de HPV-vaccinatie. Op 8 april was
ik op een ledenavond van de Nederlandse Patiënten Vereniging in Kesteren (gemeente
Neder-Betuwe). Deze regio heeft de laagste vaccinatiegraad van Nederland. Het was
daarom goed om te horen hoe het gemeentebestuur zich inzet om de vaccinatiegraad te
verhogen.4 Deze gesprekken en voorbeelden dragen bij aan mijn aanpak betreffende de dalende
vaccinatiegraad, waar ik later in deze brief nader op in ga.
Ontwikkeling infectieziekten
Dat het belangrijk is om aandacht te blijven vragen voor ernstige infectieziekten
en deze nauwlettend te volgen blijkt ook uit het Vaccinatiegraadrapport. Dat stelt
onder andere dat er in 2018 niet meer mensen dan normaal gesproken een ziekte hadden
waartegen via het Rijksvaccinatieprogramma wordt ingeënt. De toename van meningokokken
type W is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast houd ik de situatie met
betrekking tot mazelen goed in de gaten.
Meningokokken W
In 2018 waren er opnieuw meer mensen met meningokokkenziekte W.
Vóór 2015 waren er gemiddeld vier patiënten per jaar met meningokokkenziekte type
W. In 2015, 2016, 2017 en 2018 werden er respectievelijk 9, 50, 80 en 103 patiënten
met meningokokkenziekte type W gerapporteerd. In 2019 werden er tot en met mei 32
patiënten gemeld. Sinds 2015 zijn er 45 patiënten overleden aan meningokokkenziekte
type W (17%); in 2016 overleden er zes patiënten, in 2017 elf patiënten, in 2018 23
patiënten, en in 2019 (tot en met mei) vijf patiënten. Het RIVM publiceert maandelijks
nieuwe cijfers over meningokokken W.
Vanwege de zorgelijke stijging heb ik in juli 2018 besloten tot extra maatregelen,
bovenop de maatregelen die al in 2017 waren genomen. Het RIVM is toen gestart met
de campagne «deel dit niet met je vrienden». Bij deze campagne wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij de belevingswereld van jongeren. In het najaar van 2018 kregen tieners
geboren van 1 mei tot 31 december 2004 een MenACWY vaccinatie aangeboden. Voorjaar
2019 hebben tieners geboren in 2001, 2002, 2003 en tussen 1 januari en 30 april 2004
een uitnodiging ontvangen voor vaccinatie (15 tot 18-jarigen). Dit geldt ook voor
de 13/14-jarigen (geboortejaar 2005). In juni vinden de laatste vaccinatierondes plaats,
daarna volgt nog no-show beleid waarbij jongeren die niet gekomen zijn nogmaals worden
opgeroepen.
Dit betekent dat in totaal circa 875.000 adolescenten zijn opgeroepen voor de vaccinatie.
De voorlopige vaccinatiegraad voor 2018 (ongeveer 129.000 13/14-jarigen geboren van
1 mei t/m 31 december 20014) is landelijk gezien hoog (87%) en varieert naar GGD-regio
van 77% tot 93%. De opkomstcijfers voor de voorjaarscampagne 2019 zijn er nog niet,
maar de verwachting is dat deze wederom hoog zullen zijn.
Het succes van deze campagne is de verdienste van de inzet en betrokkenheid van het
RIVM als campagnecoördinator en van de JGZ-organisaties. In deze brief wil ik dan
ook nogmaals mijn grote waardering uitspreken voor het belangrijke werk dat zij doen.
Stand van zaken mazelen in Nederland
Op 3 april 2019 heb ik de Kamer op haar verzoek geïnformeerd over mazelen in Nederland,
naar aanleiding van een aantal gevallen van mazelen op een kinderdagverblijf in Den
Haag5. Ik gaf toen al aan dat er dit jaar meer mazelenpatiënten gemeld zijn dan in dezelfde
periode in voorgaande jaren. Deze ontwikkeling zet zich door, en het RIVM monitort
dit nauwlettend. Over heel Nederland zijn er in 2019 tot nu toe circa 40 patiënten
gemeld. Voorgaande jaren werden er tien tot twintig patiënten in het hele jaar gemeld.
Natuurlijk houd ik samen met de Minister van Medische Zorg en Sport de situatie nauwlettend
in de gaten.
Zoals ik ook eerder aangaf is de toename van het aantal patiënten een gevolg van mazelenuitbraken
in diverse landen in Europa. Vaak hebben de patiënten de ziekte in het buitenland
opgelopen, en soms besmetten zij in Nederland één of meer onbeschermde personen in
hun omgeving. Het gaat daarbij niet alleen om kinderen, maar ook om volwassenen die
niet beschermd zijn tegen mazelen. De vaccinatie tegen mazelen is vanaf 1976 opgenomen
in het vaccinatieprogramma. Een klein deel van de volwassenen is niet gevaccineerd
en ook niet beschermd door het doormaken van de ziekte op de kinderleeftijd.
Volgens het vaccinatiegraadrapport lijkt de vaccinatiegraad voor mazelen nog voldoende
hoog voor groepsbescherming. Het beschermingsniveau in de gehele bevolking is hoog
doordat er bij eerdere geboortecohorten een hoge vaccinatiegraad is behaald (vaak
meer dan 95%) en de meeste mensen die geboren zijn voor de invoering van vaccinatie
beschermd zijn door natuurlijke infectie. Of er sprake is van groepsbescherming wordt
namelijk niet alleen bepaald door de vaccinatiegraad, maar ook door immuniteit die
verkregen is door natuurlijke infectie. Hierbij speelt mee dat er in 2013/2014 nog
een grote mazelenepidemie in Nederland is geweest onder religieus bezwaarden, waardoor
deze groep – met uitzondering van de jongste kinderen – goed beschermd is. Het RIVM
verwacht nu dan ook geen grote epidemie. Kleinere lokale mazelenuitbraken zijn door
de situatie in verschillende landen wel mogelijk. Daarom is het van groot belang om
kinderen door vaccinatie tegen de ziekte te beschermen en daarmee ook de groepsbescherming
op peil te houden.
Het RIVM heeft in maart alle GGD-en gewezen op de mazelensituatie in Europa en de
daaraan gerelateerde kans op ziektegevallen in Nederland. Daarbij is ook aandacht
besteed aan het advies «Bescherming tegen mazelen in de gezondheidszorg». Het doel
van dit advies is om zowel gezondheidszorgwerkers als hun patiënten te beschermen
tegen mazelen. Dit kan door ervoor te zorgen dat gezondheidszorgmedewerkers volledig
gevaccineerd zijn en door direct maatregelen te nemen als er zich een patiënt meldt
met mazelen. Het RIVM heeft de GGD’en verzocht de huisartsen in hun regio te attenderen
op de mazelensituatie en op het advies «Bescherming tegen mazelen in de gezondheidszorg».
Ook in het kader van de reizigersadvisering wordt extra aandacht besteed aan vaccinatie
tegen mazelen om besmetting op reis te voorkomen. In antwoorden op Kamervragen heeft
de Minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer op 24 mei jl., mede namens mij, nog nader
geïnformeerd.6
Voortgang op maatregelen «Verder met vaccineren»
Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, ben ik voorzichtig positief over de
kant die de vaccinatiegraad opgaat. Doel van mijn inzet is het behalen van gezondheidswinst,
waar dat met vaccineren mogelijk is. De maatregelen die ik in november heb aangekondigd
zijn daar ook op gericht. In deze brief wil ik de voortgang op enkele van deze maatregelen
uitlichten. Hierbij wil ik graag benadrukken dat er veel speelt op het gebied van
vaccinatie. Naast zorgen over de vaccinatiegraad, de uitwerking van de maatregelen
uit mijn eerdere brief en de discussie over het al dan niet verplicht stellen van
vaccinaties, heb ik ook aangekondigd in reactie op Gezondheidsraadadviezen dat er
nieuwe vaccins in het Rijksvaccinatieprogramma worden opgenomen7. Alle betrokkenen doen hun uiterste best om acties snel uit te voeren. De praktijk
kan echter geen oneindige hoeveelheid wijzigingen tegelijkertijd aan. De werkbelasting
binnen de jeugdgezondheidszorg is hoog. De jeugdgezondheidszorg speelt bijvoorbeeld
ook een belangrijke rol in het programma «Kansrijke start». We dienen hiermee rekening
te houden. Daarnaast vragen sommige maatregelen meer uitwerking voordat ze ingevoerd
kunnen worden.
In deze brief wil ik aandacht besteden aan enkele hoofdpunten. Aan het einde van het
jaar zal ik u nader informeren over de voortgang van de verschillende implementatietrajecten
en de andere acties die ik heb aangekondigd in het kader van «Verder met vaccineren».
Vaccinatiealliantie
Samen met ruim tachtig artsen, verpleegkundigen, doktersassistenten, apothekers, verloskundigen,
communicatiedeskundigen, wetenschappers en beleidsmakers heb ik op 26 maart het startsein
gegeven voor de vaccinatiealliantie. Alle deelnemers hebben zich uitgesproken voor
het belang van vaccineren en maken zich hier vanuit hun eigen positie en rol hard
voor. Zo is ouderenbond KBO-PCOB gestart met een alliantie voor volwassenenvaccinatie.
Binnen deze alliantie gaat KBO-PCOB samen met partners verkennen hoe er meer bekendheid
kan worden gegeven aan het belang van vaccineren voor mensen met een kwetsbare gezondheid,
hoe de vaccinatiegraad onder zorgwerkers omhoog kan, hoe volwassenenvaccinatie meer
bekendheid kan krijgen en hoe dit alles bijdraagt aan een betere duurzame inzetbaarheid
van volwassenen en ouderen.
In dit kader worden er verschillende bijeenkomsten georganiseerd en wordt bekeken
welk voorlichtingsmateriaal nodig is. Ik ondersteun dit initiatief van harte.
Ik ben daarnaast ook blij met de vertaalslag naar lokale allianties, zoals de vaccinatiealliantie
van de gemeente Utrecht die op 27 mei van start is gegaan. Zij gaat de komende tijd
met een aantal concrete acties aan de slag, zoals goede en toegankelijke informatievoorziening
voor ouders. Eerste ideeën hierbij zijn het bieden van informatie aan kinderdagverblijven
om het gesprek met ouders te voeren, bijvoorbeeld via informatieavonden. Een ander
idee is om vaccineren al eerder te bespreken, zoals in een zwangerschapscursus. Daarnaast
wil de gemeente professionals beter toerusten om het gesprek met ouders te voeren
en de samenwerking tussen partijen verbeteren.
De gemeente Barneveld nodigt sinds najaar 2018 alle ouders na de geboorte van hun
kind uit voor een vaccinatieconsult op het consultatiebureau. Tussen de 98 en 99%
van de ouders komt naar dit consult en uit de gesprekken met de ouders blijkt dat
er weinig kennis is over de ernst van de infectieziekten en over hoe het zit met de
bijwerkingen van vaccinaties. Hoewel nog niet te zeggen is hoe dit samenhangt met
de vaccinatiegraad, vind ik het goed dat er op deze manier ruimte is om met alle ouders
het gesprek over vaccinatie in alle rust te voeren.
Ook diverse belangenorganisaties zijn betrokken. KWF Kankerbestrijding zet zich in
voor het belang van de HPV-vaccinatie. Deze vaccinatie voorkomt immers vele ziekte-
en sterftegevallen door kanker8. KWF doet dit onder andere door zich in de haar campagne te richten op ouders.
Verschillende deelnemers aan de vaccinatiealliantie hebben tijdens de European Immunisation Week van 24 tot 30 april aandacht gevraagd voor vaccineren. GGD Regio Utrecht organiseerde
een inloopmiddag in Veenendaal, voor mensen met vragen over vaccinatie, en GGD GHOR
Nederland en ActiZ plaatsten dagelijks een interview op de website met een professional
die nauw bij vaccineren betrokken is. Ik juich deze initiatieven toe en ga ervan uit
dat andere deelnemers van de alliantie dit goede voorbeeld zullen volgen. In oktober
organiseer ik een tweede bijeenkomst voor de vaccinatiealliantie. We zullen dan afspraken
maken over vervolgacties. Vanzelfsprekend bespreek ik de opbrengsten, voortgang en
initiatieven ook tussentijds met onder andere GGD GHOR Nederland, Actiz, RIVM en VNG.
Hierbij wordt ook gekeken naar de samenhang tussen de acties, de toekomst van het
vaccinatiestelsel en wat er te verbeteren is. Ook spreek ik in Europees verband over
onze plannen en voornemens.
In de brief «Verder met vaccineren» heb ik aangegeven het belangrijk te vinden om
kennis over de aanpak van de dalende vaccinatiegraad in Europees verband te delen.
Daarom heb ik mijn brief in het Engels laten vertalen en deze gedeeld met andere Europese
landen. Ik ben er trots op dat onze vaccinatiealliantie door de Europese Commissie
als best practice is benoemd bij de bijeenkomst van de Europese Coalition on Vaccination op 4 maart 2019.
Communicatie en aanpak onjuiste informatie
Onder de vlag van de vaccinatiealliantie is een denktank gestart die zich richt op
het aanpakken van onjuiste informatie. De eerste bijeenkomst was op 15 april. Naar
aanleiding daarvan is een aantal uitgangspunten opgesteld. In juli faciliteer ik de
volgende bijeenkomst. De uitgangspunten worden dan besproken en er zal gekeken worden
wie vanuit zijn eigen rol en positie welke bijdrage gaat leveren. Ik wil hier nadrukkelijk
bij benoemen dat deelname aan deze denktank op eigen initiatief is en dat ik hier
voor VWS een faciliterende rol zie. Mijn bemoeienis blijft binnen de uitgangspunten
voor aanpak van desinformatie van de Minister van Binnenlandse Zaken9. In het kader van deze denktank heb ik ook contact met Facebook en Google over hun
rol bij het onder de aandacht brengen van betrouwbare, wetenschappelijke informatie
over vaccinatie. Ik ben daarnaast blij met de maatregelen die ze ondernemen om misleidende
informatie minder prominent te maken op hun platforms.
Daarnaast heeft de Dienst Publiekscommunicatie (DPc) van het Ministerie van Algemene
Zaken meegedacht over de ontwikkeling van een communicatiestrategie. De communicatiestrategie
zou zich moeten richten op een robuust Rijksvaccinatieprogramma en specifiek op de
HPV-vaccinatie. Dit betekent dat we in de communicatie meer de nadruk moeten leggen
op het belang van vaccinatie in relatie tot de veiligheid en bescherming van mensen.
Daarnaast zullen we in de communicatie (nog) meer stelling nemen vóór het belang van
vaccineren. Concreet betekent dit dat bestaande middelen en kanalen conform de adviezen
aangepast zullen worden en dat we nieuwe middelen gaan ontwikkelen. Hierbij zal extra
aandacht zijn voor ervaringsverhalen, conform de motie van de leden Hijink en Kuik10, en voor ouders met zorgen en/of vragen. Samen met communicatieprofessionals maakt
het RIVM een plan om dit handen en voeten te geven.
Vooruitlopend op deze plannen voert het RIVM wijzigingen door in uitnodigingsbrieven,
folders en de RIVM-websites. Inzet daarbij is om meer gebruik te maken van ervaringsverhalen
en om aanvullende voorlichtingsmiddelen te ontwikkelen die zijn gericht op ouders
met vragen of twijfels. Daarnaast heeft het RIVM ingezet op het verbeteren van de
vindbaarheid van zijn website via de zoekmachines. RIVM en VWS zijn op sociale media
extra actief op het thema vaccineren. Daarnaast wil ik dat er een nieuwe, laagdrempelige
website komt met informatie over vaccineren, ervaringsverhalen en actualiteiten. Deze
website moet een platform worden waar relevante informatie over vaccinaties voor jong
en oud vindbaar is. Ik heb gezien dat hier in andere landen, zoals België, goede ervaringen
mee zijn. Na de zomer kan ik u hierover nader informeren. Bij de uitwerking van deze
nieuwe communicatiemiddelen staat voor mij centraal dat er voldoende ruimte is voor
ouders om vragen te stellen en het gesprek aan te gaan.
Ondersteuning van professionals
In mijn brief «Verder met vaccineren» heb ik aangegeven dat ik de rol van professionals
verder wil versterken. Daarom maak ik extra middelen vrij voor aanvullende gesprekstraining
van professionals, om hen beter te ondersteunen bij het goede gesprek met twijfelende
ouders. De beroepsverenigingen van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen geven aan
dat er al veel gebeurt op dit vlak. Zo besteden JGZ-organisaties op verschillende
manieren extra aandacht aan deze gesprekken, door trainingen, door extra inzet van
capaciteit en door te differentiëren naar doelgroep. Daarnaast is de e-learning die RIVM in 2017 heeft gelanceerd over achtergronden van het Rijksvaccinatieprogramma
nog steeds beschikbaar voor jeugdartsen en andere zorgverleners.
In aanvulling hierop hebben JGZ-professionals behoefte aan meer ruimte voor uitwisseling
van kennis en ervaringen en zoeken ze naar meer handvatten om het goede gesprek te
kunnen voeren en ondersteuning in de communicatie. Daarom zal ik wetenschappelijk
onderzoek financieren naar de invloed van verschillende gesprekstechnieken op de bereidwilligheid
tot vaccineren bij ouders. De uitkomsten van dit onderzoek worden waar mogelijk in
de tussentijd meteen verwerkt in de praktijk.
Aanvullende contactmomenten
Alle 16- en 17-jarigen die nog geen BMR en DKTP hebben gehad, en alle 16- en 17-jarige
meisjes die nog geen HPV-vaccinatie hebben gehad, zullen dit najaar een oproep van
het RIVM ontvangen om deze alsnog te halen. Een aantal JGZ-organisaties starten daarnaast
met een pilot om te kijken welke andere manieren er zijn om deze doelgroep actief te benaderen
en hoe dit samenhangt met de respons. Hierbij wordt bekeken wat de behoefte is op
het gebied van communicatie en ondersteuning richting JGZ-organisaties.
Ik heb in mijn brief «Verder met vaccineren» ook toegezegd dat ik spijtoptanten en
immigranten boven de 18 jaar in de gelegenheid wil stellen om vaccinaties in te halen.
Conform toezegging11 heb ik serieus gekeken naar de mogelijkheden hiertoe en naar aanleiding daarvan maken
GGD GHOR Nederland en Actiz een voorstel om met betrokken partijen (RIVM, VNG, GGD
GHOR Nederland, Actiz en VWS) uit te werken. Inzet is om vanaf 2020 van start te gaan
met dit aanbod. Het is nu nog erg lastig in te schatten wat de opkomst zal zijn. Het
is hierbij nadrukkelijk de bedoeling om dit aanbod alleen aan mensen te doen die de
vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma hebben gemist. Dit, om verkeerd gebruik
bijvoorbeeld als reizigersvaccinatie te voorkomen. Met aanlevering van bewijs kan
in overleg besloten worden welke vaccinaties van meerwaarde zijn.
Vaccinatie in de kinderopvang
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik hebben een commissie
ingesteld die een advies zal uitbrengen over vaccinaties in relatie tot de kinderopvang.
Deze Commissie kinderopvang en vaccinatie is in januari van start gegaan en zal haar
advies op 1 juli presenteren. Het rapport wordt na publicatie meteen aan uw Kamer
toegezonden. Na de zomer zullen de Staatssecretaris van SZW en ik inhoudelijk op het
rapport reageren.
Overzicht onderzoeken en adviezen
Ik vind het ook belangrijk om aandacht te blijven houden voor nieuwe ontwikkelingen.
In dit kader heb ik de Gezondheidsraad gevraagd om advies uit te brengen over verschillende
vaccinaties, conform de aan uw Kamer gezonden werkagenda als bijlage bij de brief
«Verder met vaccineren». De Gezondheidsraad heeft recent zijn advies gepresenteerd
over HPV-vaccinatie12 en heeft aangegeven nog dit jaar advies uit te brengen over gordelroos (juli 2019)
en griepvaccinatie voor zwangere vrouwen (december 2019).
Daarnaast heb ik opdracht gegeven tot verschillende onderzoeken, waarover ik uw Kamer
ook zal informeren:
• Commissie kinderopvang en vaccinatie, adviesvraag samen met Staatssecretaris Van Ark
van SZW (advies verwacht in juli 2019)
• Inventarisatie door het RIVM van de ondergrens van afzonderlijke vaccinaties uit het
Rijksvaccinatieprogramma (oplevering najaar 2019)
• Onderzoek naar mogelijkheid en wenselijkheid van het verplicht stellen van griepvaccinatie
onder zorgwerkers (november 2019).
• Onderzoek naar aanvullende maatregelen om de vaccinatiegraad verder te verhogen n.a.v.
motie Veldman c.s. (december 2019, Kamerstuk 32 793, nr. 359).
Aanbieden pneumokokkenvaccinatie aan ouderen
Per brief van 9 oktober jl. informeerde ik uw Kamer over mijn voornemen om pneumokokkenvaccinatie
aan ouderen aan te gaan bieden, mits dit uitvoerbaar en betaalbaar is. De afgelopen
periode heeft daarom een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden. Conform
motie Sazias c.s. rapporteer ik hierbij over de uitkomsten van deze verkenning13. Ik kan u melden dat huisartsen vanaf najaar 2020 de pneumokokkenvaccinatie zullen
aanbieden voor tenminste een periode van drie jaar14. Na 2 jaar volgt een evaluatie en wordt bekeken hoe de vaccinatie voor de langere
termijn aangeboden gaat worden. Ik waardeer het dat de huisartsen zich willen inzetten
voor de collectieve preventie van deze soms kwetsbare 60-plussers. De Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV), Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) en het RIVM gaan de uitvoering
zorgvuldig voorbereiden. Aanbieden zal jaarlijks in dezelfde periode als de griepprik
plaatsvinden aan alle 60-, 65-, 70- en 75-jarigen. Het is aan de huisartsen om de
vaccinatie al dan niet in combinatie met de griepprik aan te bieden. De financiële
dekking is per voorjaarsnota geregeld.
Tot slot
Er is veel gedaan en uit de cijfers blijkt dat we op de goede weg zijn. Zoals ik echter
eerder in deze brief heb aangegeven, valt er nog veel winst te behalen.
Ik zal u op de hoogte houden van de vorderingen en voor het einde van het jaar rapporteren
over de status van de overige maatregelen uit de vaccinatiebrief en over de toezeggingen
en moties uit het plenaire debat over vaccinaties in
Nederland (d.d. 14 februari 2019) en het AO medische preventie (d.d. 18 april 2019).
Conform de motie Veldman is januari 2020 het volgende moment waarop ik u informeer
over de ontwikkeling van de vaccinatiegraad.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport