Brief regering : Eerste wijziging Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3)
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 233
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2019
Het landelijk afvalbeheerplan (LAP), waarin het beleid voor het beheer van afvalstoffen
in Nederland is opgenomen, is één van de instrumenten om de doelen van het Rijksbrede
Programma CE te realiseren. Om in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de circulaire
economie is het van belang het LAP regelmatig te actualiseren. Daarom heb ik de Kamer
op 14 december 2018 (Kamerstuk 30 872, nr. 223) geïnformeerd over de eerste wijziging van LAP3.
Daarnaast heeft een ieder van 18 december 2018 tot en met 28 januari 2019 de mogelijkheid
gehad om in te spreken op de voorgestelde wijziging. Van deze mogelijkheid hebben
15 partijen gebruik gemaakt, met name brancheorganisaties en medeoverheden. De 15
partijen die hebben ingesproken hebben gezamenlijk 88 reacties ingediend. De inspraakreacties
zijn samengevat en beantwoord in een nota van antwoord. Overeenkomstig artikel 10.13
in samenhang met artikel 10.11, eerste lid, van de Wet milieubeheer zend ik u hierbij
deze nota van antwoord toe1.
In de bijlage bij deze brief geef ik een samenvatting van de belangrijkste onderwerpen
waarop is ingesproken en mijn reactie daarop. In bijlage 3 bij de nota van antwoord
staan alle ingekomen reacties weergegeven, voorzien van mijn antwoord op de inspraak.
In de gevallen waar het LAP naar aanleiding van de ingekomen inspraak is aangepast
is dat aangegeven in de beantwoording.
Tot slot informeer ik u over het feit dat ik genoodzaakt ben om op basis van jurisprudentie
het LAP ambtshalve te wijzigen met betrekking tot nuttige toepassing van afvalstoffen
in de diepe ondergrond. De bestuursrechter van de Raad van State oordeelt in een recente
uitspraak dat bij uitvoer van bepaalde gevaarlijke afvalstoffen naar ondergrondse
mijnen nog steeds sprake kan zijn van nuttige toepassing. De aanvullende criteria
van «geschikt voor» en «niet-gevaarlijk» die op basis van een uitspraak van het Europees
Hof in het LAP zouden worden opgenomen, acht de rechter alleen van toepassing op opvulling
van mijnen en groeves aan de oppervlakte. Deze uitleg heb ik overgenomen in het LAP.
Parallel aan deze toezending aan uw Kamer zend ik een gelijkluidende brief aan de
Eerste Kamer der Staten-Generaal. Ook vindt parallel aan deze toezending publicatie
in de Staatscourant plaats. Vier weken na de dag van publicatie zal de eerste wijziging
LAP3 in werking treden. Vanaf dat moment zullen de aangepaste teksten van LAP3 te
vinden zijn op www.lap3.nl.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
BIJLAGE: BELANGRIJKSTE ONDERWERPEN VAN DE INSPRAAK
De belangrijkste onderwerpen waarop inspraak is geweest, en mijn reactie daarop:
Duidelijkheid over bevoegdheden afvalstoffen in de Omgevingswet
Met de wijziging van het LAP voeg ik ook een hoofdstuk in over de komst van de Omgevingswet
in relatie tot het LAP. Reacties op dit onderdeel betreffen vrijwel allemaal geen
inspraak op teksten van het LAP maar meer zorgen die worden geuit over de bevoegdheidsverdeling
rond verbranden van afvalstoffen en op- of in de bodem brengen van afvalstoffen. Deze
bevoegdheidsverdeling wordt echter niet in het LAP geregeld. Uit de inspraak blijkt
echter wel dat hierover zorgen bestaan. Juist daarom heb ik ook een hoofdstuk aan
de Omgevingswet gewijd om decentrale overheden een kader te bieden hoe met deze nieuwe
bevoegdheden om te gaan.
Nieuwe minimumstandaard voor verwerking van ingezamelde luiers
Momenteel loopt een ketenproject rond de verwerking/recycling van ingezamelde luiers
en incontinentiemateriaal. Mogelijke aanwezige medicijnresten en pathogenen zijn daarbij
een aandachtspunt bij de recycling van onderdelen van de luiers. In de voorgestelde
nieuwe minimumstandaard voor luiers werd een link gelegd met een referentiedocument
dat door het RIVM wordt opgesteld en waarin handvatten worden gegeven hoe met deze
problematiek om te gaan. Dit document is op dit moment nog niet gereed waardoor diverse
insprekers stellen dat ik daarmee een minimumstandaard introduceer waarvan de gevolgen
inhoudelijk nog niet duidelijk zijn. Naar aanleiding hiervan stel ik het leggen van
een link met dit referentiedocument in de minimumstandaard uit. Dit zal echter later
dit jaar bij de tweede wijziging van het LAP alsnog meegenomen worden.
Herformulering minimumstandaard voor AVI-bodemas i.r.t. de Green Deal
In de inspraak werden zorgen geuit dat de voorgestelde wijzigingen van de minimumstandaard
niet langer conform de afspraken van de Green Deal AEC-bodemassen zou zijn. Dit is
uiteraard gecorrigeerd zodat voor alle partijen duidelijk blijft dat de afspraken
van de Green Deal onverkort van kracht blijven.
Omgaan met een te storten residu van de verwerking van dakafval
In inspraak op dit onderwerp wordt met name gevraagd om meer concreet in het LAP op
te nemen wanneer een ontheffing voor storten mag worden verleend. In de beantwoording
hiervan geef ik aan op welke onderdelen een lokale afweging moet worden gemaakt om
te beoordelen of in een specifiek geval alles is gedaan om storten tot een minimum
te beperken, zodat ook voor bevoegde gezagen duidelijk is wat wel en niet van hen
verwacht wordt.
Recycling in relatie tot zeer zorgwekkende stoffen
De reacties op dit onderdeel zijn vooral uitingen van zorgen dat het ZZS beleid niet
conform het Europese recht zou zijn en dat de uitvoering van het beleid bij en door
afvalverwerkende bedrijven niet eenvoudig is.
Dat laatste onderschrijf ik zeker en ik ben dan ook in gesprek met uitvoerende partijen
hoe dit beleid verder handen en voeten te geven.
Op basis van bestaande nationale en internationale regelgeving mag verwerking van
afvalstoffen met ZZS geen gevaar opleveren voor de menselijke gezondheid en geen nadelige
gevolgen hebben voor het milieu. Alleen in dat geval is sprake van doelmatig afvalbeheer.
Het beperken van deze risico’s is immers een fundamentele doelstelling van de afvalwetgeving,
zoals verwoord in de kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra) en de Wet milieubeheer (Wm).
Dat het ZZS-beleid dus niet in lijn zou zijn met het Europees recht onderschrijf ik
dus niet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat