Brief regering : RIVM-onderzoek mentale gezondheid van jongeren
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 740
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2019
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek van RIVM, Trimbos-instituut
en Amsterdam UMC naar mentale gezondheid bij jongeren, uitgevoerd in opdracht van
VWS. De laatste tijd hebben mij veel signalen bereikt over toenemende stress onder
studenten. Over deze signalen maak ik mij zorgen. Ik had gehoopt dat dit onderzoek
meer inzicht zou geven in welke factoren nu precies stress veroorzaken bij studenten,
maar de factsheet die deze drie gerenommeerde partijen hebben opgesteld geeft hierover
helaas nog geen uitsluitsel. Ik zal daarom het RIVM de opdracht geven voor een vervolgonderzoek:
een grootschalige, kwantitatieve nulmeting naar psychische problematiek onder studenten.
In deze brief zal ik kort schetsen wat de opzet van het huidige onderzoek was. Daarna
zal ik ingaan op de belangrijkste bevindingen en op de opzet van het vervolgonderzoek.
Opzet onderzoek
Het onderzoek heeft de omvang van en ervaringen met psychische problemen bij jongeren,
waaronder studenten, onderzocht. Voor het onderzoek is deels gebruik gemaakt van bestaande
epidemiologische gegevens, zoals cijfers van het CBS over gezondheid, om een vergelijking
te maken tussen de situatie tien jaar geleden en nu. Daarnaast hebben er focusgroepen
plaatsgevonden met jongeren tussen de 15–25 jaar. Hiervoor konden jongeren zichzelf
opgeven. Deze focusgroepen geven geen representatief beeld, maar bieden wel inzicht
in welke factoren mogelijk stress veroorzaken.
Belangrijkste resultaten
– In het algemeen ziet het RIVM dat de psychische ongezondheid in de gehele maatschappij
iets is verhoogd ten opzichte van 10 jaar geleden. Het aantal jongeren (12–25 jaar)
dat psychisch ongezond is steeg de afgelopen 10 jaar van 7% naar 8%. Dat meldde het
CBS vorig jaar al. Uit het verdiepende onderzoek blijkt dat deze stijging vooral zit
bij meisjes tussen de 14 en 17 jaar op havo, vwo en mbo. Ook bij jonge mannen vanaf
22 jaar vond een stijging plaats.
– Bij meisjes op havo, vwo en mbo lijken de psychische problemen op jongere leeftijd
te beginnen dan 10 jaar geleden. Bij jongens is de stijging gelijkmatiger verdeeld
over opleidingsniveaus en leeftijdsgroepen. Rond 25 jaar is er geen verschil in psychische
ongezondheid tussen mannen en vrouwen, daarvoor en daarna wel.
– In de groepen hoog- en middelopgeleiden ligt het hoogtepunt in psychische ongezondheid
rond 20 en 30 jaar. Daarna lijkt het percentage te dalen. Vanaf ongeveer 30 jaar zijn
er juist in de groep laagopgeleiden meer mensen die psychisch ongezond zijn.
– Uit het onderzoek komt naar voren dat de balans tussen draaglast (veroorzaakt door
stress en groepsdruk) en draagkracht (veroorzaakt door veerkracht en sociale ondersteuning)
bepalend is voor de mate van stress en de kans op psychische problemen. Als de draagkracht
vermindert, door bijvoorbeeld een onveilige thuissituatie, dan is de impact van de
draaglast groter, waardoor er een verhoogde kans is op stress, wat zou kunnen leiden
tot psychische problemen.
– Het onderzoek maakt een onderscheid tussen psychische problemen en psychische stoornissen.
Psychische problemen zijn gerelateerd aan bijvoorbeeld verhoogde stress en burn-out
klachten, maar zijn nog geen psychische stoornissen. Bij stoornissen is sprake van
gediagnostiseerde problematiek.
– Behalve draagkracht en draaglast spelen ook externe factoren een rol, die samen de
maatschappelijke context vormen. Externe factoren die invloed kunnen hebben op de
mate van stress zijn onder andere:
• Prestatiedruk vanuit de samenleving, druk van ouders en de hoge verwachtingen van
jongeren zelf (alles moet perfect zijn).
• Sociale media en daarmee samenhangend een gevoel van onveiligheid (alles kan gefilmd
worden, elk bericht kan zo worden doorgestuurd).
• Zorgen om de wereld en een gevoel van machteloosheid.
• Bij studenten worden er ook voorbeelden gegeven van financiële stress en de zorg voor
bijvoorbeeld ouders (mantelzorg).
Vervolg
Het onderzoek van RIVM, Trimbos-instituut en Amsterdam UMC geeft goed inzicht in hoe
stress kan leiden tot psychische problemen bij jongeren. Duidelijk wordt dat er niet
exclusief één factor te noemen is die zorgt voor stress en psychische klachten bij
jongeren en studenten. Het gaat vooral om een opstapeling van factoren zoals prestatiedruk
van ouders en omgeving, het nastreven van «het perfecte plaatje» zoals sociale media
dat presenteren, spanningen thuis en financiële druk.
Zoals gezegd, neem ik deze signalen serieus. Stress en prestatiedruk horen tot op
zekere hoogte bij studeren. Een studie in het hoger onderwijs vraagt veel van jonge
mensen en een beetje druk als motivator is uitstekend. Maar wanneer jongeren door
stress psychische problemen ervaren en vastlopen, vind ik dat echter zeer ongewenst.
Samen met de verschillende betrokken partijen moeten we proberen dat vastlopen zo
veel mogelijk te voorkomen. Als we hier echt iets aan willen doen, is ook volgens
het RIVM meer onderzoek nodig om te achterhalen welke factoren nu precies bij studenten
stress en psychische klachten veroorzaken. Bij het vervolgonderzoek zullen we de studentenbonden,
de koepels en experts betrekken om samen te bepalen wat er precies onderzocht moet
worden en op welke manier. Met het instellen van dit onderzoek geef ik ook gevolg
aan de motie-Özdil1 die de regering verzoekt om een grootschalig kwantitatief onderzoek te verrichten
om de problematiek onder studenten van hogescholen en universiteiten in kaart te brengen.
Nulmeting
Verschillende instellingen zijn al bezig om psychische problematiek onder hun eigen
studentenpopulatie in kaart te brengen. Zij gebruiken hiervoor echter verschillende
vragenlijsten en daarom zijn de resultaten tot op heden niet vergelijkbaar. Voordat
de nulmeting wordt uitgevoerd zal het RIVM daarom met betrokken partijen om de tafel
gaan om overeenstemming te bereiken over terminologie, definities en meetinstrumenten.
Ik vind het belangrijk dat de resultaten van de nulmeting een waardevol, landelijk
en representatief beeld geven van de situatie van studenten in het hoger onderwijs
en dat betrokken partijen bereid zijn de resultaten te onderschrijven. Er zal daarom
vooraf overeenstemming bereikt moeten worden over wat we gaan meten en op welke manier.
Omdat het gaat om een nulmeting, is het belangrijk dat het onderzoek herhaalbaar is
om de situatie in latere jaren te kunnen vergelijken. Om die reden en omdat er vooraf
brede overeenstemming over de onderzoeksmethode bereikt moet worden, wordt het najaar
van 2019 gebruikt om met verschillende betrokkenen om de tafel te gaan en zo te komen
tot een zorgvuldige en degelijke onderzoeksopzet. Het onderzoek zal in 2020 worden
uitgevoerd en de resultaten zullen naar verwachting eind 2020 beschikbaar zijn.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.