Brief regering : Verslag Basisnet 2018
30 373 Vervoer gevaarlijke stoffen
Nr. 70
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2019
Hierbij bied ik uw Kamer het verslag Basisnet aan, waarin de ontwikkelingen voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water over 2018 worden gepresenteerd1. Het beeld dat uit de rapportage naar voren komt grotendeels overeen met voorgaande
jaren. Voor spoor zijn er nog steeds overschrijdingen van de risicoplafonds; voor
weg is sprake van overschrijdingen op twee wegvakken en voor water zijn er geen bijzonderheden.
Voor externe veiligheid (in allerlei domeinen, zoals chemische bedrijven, tankstations,
buisleidingen, (vaar)wegen en spoorlijnen) hanteren we in Nederland één veiligheidsnorm:
geen kwetsbare objecten, zoals woningen, binnen de PR (plaatsgebonden risico) 10–6
contour. Voor bijvoorbeeld het spoor houdt dit in dat er geen woningen mogen staan
op plaatsen waar het risico op overlijden als gevolg van een ongeluk met een goederentrein
met gevaarlijke stoffen groter is dan 1 op een miljoen per jaar. Aan deze norm wordt
in heel Nederland voldaan. Er is nu dus nergens sprake van een onveilige situatie.
Ik kijk met alle betrokken partijen hoe we om kunnen gaan met enerzijds het toenemend
goederenvervoer over spoor, weg en water en anderzijds de behoefte om veilig binnenstedelijk
te kunnen bouwen.
In deze brief geef ik een nadere toelichting op mijn aanpak om de overschrijdingen
van de risicoplafonds tegen te gaan en daarmee de risico’s verder te verlagen, bijvoorbeeld
door het onderzoeken van mogelijkheden tot een modal shift; het gebruik maken van
andere vervoersmogelijkheden. Ik informeer u tevens over de succesvolle uitvoering
van het convenant over het veiliger rijden van brandbare gassen op het spoor (het
zogeheten convenant warme-bleve vrij rijden). Tot slot ga ik in op de inhoud van het
jaarverslag.
Gezamenlijke zoektocht naar hernieuwde balans in basisnet
De afgelopen maanden was sprake van onrust over de overschrijdingen van de risicoplafonds
van basisnet spoor. Die onrust begrijp ik en daarover heb ik op 13 februari uw Kamer
een brief gestuurd met een uitgebreide toelichting (Kamerstuk 30 373, nr. 69) op mijn aanpak zoals weergegeven in mijn brief van 20 juni 2018 (Kamerstuk 30 373, nr. 68). Die aanpak is gericht op het voorkomen van vervoer (zoals bij chloor), maximaal
gebruik van de Betuweroute en modal shift naar binnenvaart en/of buisleidingen. Het
Rijk, decentrale overheden, vervoerders en verladers hebben daarbij een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het vervoer van goederen over het spoor, waaronder gevaarlijke
stoffen, onder de voorwaarde dat de veiligheid van omwonenden nooit in het geding
mag zijn. Binnen deze voor iedereen geldende randvoorwaarde is het nu zoeken naar
het leggen van de puzzel tussen de verschillende opgaven van binnenstedelijk bouwen
en de ambities tot groei van het spoorgoederenvervoer.
Tijdens het Platform voor de veiligheid rond het spoor op 9 mei 2019 heb ik daarover
in goede sfeer van gedachte gewisseld met bestuurders van decentrale overheden en
vertegenwoordigers van de goederensector en chemische industrie. De vervoerders en
verladers boden tijdens het overleg aan om maximaal transparant te zijn richting gemeenten
over hun afwegingen, de wijze van het vervoer en hoe men de veiligheid in acht neemt.
Zo kan meer in gezamenlijkheid worden bezien hoe het goederenvervoer optimaal verdeeld
kan worden over de verschillende trajecten in Nederland. Het maximaal benutten van
de speciaal voor goederenvervoer ontworpen Betuweroute blijft daarmee het uitgangspunt,
waarbij we ook de komende jaren nog wel rekening moeten houden met omleidingen vanwege
werkzaamheden aan het Derde spoor. Hier heb ik ook bij mijn Duitse collega’s Ferlemann
en Wust over gesproken en we hebben afgesproken dat ProRail en DB Netze nauw contact
hebben over de planning van de werkzaamheden.
Ik heb met de bestuurders uit het zuiden en oosten afgesproken ook afzonderlijk verder
in overleg te treden over de specifieke knelpunten op de Brabantroute en de Bentheimroute.
Tijdens het Platform op 9 mei 2019 heb ik de afspraak gemaakt om voor de zomer van
2020 met betrokken partijen een gedragen beeld van de structurele oplossingen te hebben.
Om tot oplossingen te komen doorlopen betrokken partijen – overheden, vervoerders,
verladers en ProRail – een aantal stappen. Dit start met het inventariseren van knelpunten
in een aantal regionale sessies, waarin verkend wordt waar het vervoer zoals verwacht2 kan gaan botsen met Ruimtelijke Ordeningsplannen en mogelijk tot een verhoogd groepsrisico
leidt. Voor de regio’s / gemeentes met de meeste c.q. grootste knelpunten worden maatregelen
verkend en doorgerekend.
Voortgang maatregelenpakket om overschrijdingen tegen te gaan
Naast dit traject ben ik volop bezig met de maatregelen die ik heb genoemd in de Kamerbrief
van 20 juni 2018 (Kamerstuk 30 373, nr. 68).
Ik zet in dat kader met ProRail in op een stimuleringspakket voor een nog betere benutting
van de Betuweroute. Binnenkort met vervoerders een overleg georganiseerd om te onderzoeken
wat voor verdere stappen mogelijk zijn om dat deel van het vervoer dat nog geen gebruik
maakt van de Betuweroute meer aan te sporen dit wel te doen. Dit kan een prijsprikkel
zijn, maar bijvoorbeeld ook ondersteuning bij het inzetten van andere locomotieven
(niet alle locomotieven zijn geschikt voor de Betuweroute). In de tweede helft van
dit jaar verwacht ik hierover meer duidelijkheid te kunnen geven.
Om overschrijdingen van de risicoplafonds van Basisnet zoveel mogelijk te voorkomen
adviseert ProRail in alle accountgesprekken met goederenvervoerders zoveel mogelijk
gebruik te maken van de Betuweroute (serviceloket). ProRail analyseert tweejaarlijks
het vervoer van gevaarlijke stoffen over de omleidingsroutes van de Betuweroute en
kijkt daarin ook naar de redenen van vervoerders om geen gebruik te maken van de Betuweroute3. Voor 2019 zal opnieuw zo’n analyse worden gemaakt en aan uw Kamer worden aangeboden
bij het Jaarverslag Basisnet over 2019.
Daarnaast wordt in het cluster duurzaamheid van het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer
gewerkt aan de afronding van een voorlichtingsdocument over basisnet specifiek voor
verladers om hen bewust te maken van hun rol en mogelijkheden voor het kiezen van
routes en het verminderen van overschrijdingen van de risicoplafonds.
Eén van de lange termijn maatregelen is het bekijken van de mogelijkheden van een
modal shift van de meest gevaarlijke stoffen. In dat kader is een verkenning uitgevoerd
naar de mogelijkheden voor de ontlasting van de Basisnet knelpunten door het realiseren
van een modal shift van LPG op de Brabantroute (MKBA modal shift Chemelot) naar vervoer
per water en/of naar buisleidingen. In bijgevoegde studie is een aantal oplossingsvarianten
onderzocht zoals optimalisatie en/of uitbreiding van de binnenhaven Stein en de aanleg
van een buisleiding4.
De MKBA is gematigd positief voor het uitbreiden van de binnenhaven. De studie toont
aan dat vooral een nog aan te leggen buisleiding op Belgisch grondgebied het meest
kan bijdragen aan het terugdringen van de overschrijdingen van de risicoplafonds op
de Brabantroute. Daar staan wel hoge investeringskosten tegenover.
Het is in de eerste plaats aan private partijen om te investeren in buisleidingen.
Tegelijkertijd biedt de studie aanknopingspunten om het gesprek aan te gaan met de
betrokken bedrijven en de regio, gelet op het perspectief dat dit kan bieden voor
Chemelot. Ik zal daarom in overleg treden met de betrokken partijen en het vervolgproces
ondersteunen waar dat kan. Ik ben verheugd te zien dat Chemelot-bedrijven via een
verklaring aangegeven hebben zich verder te willen inzetten voor modal shift oplossingen
die kunnen bijdragen aan het verminderen van overschrijdingen van de risicoplafonds
op de Brabantroute (zie bijlage)5. Dit is nogmaals bevestigd tijdens het Platform voor de veiligheid rond het spoor.
Ik verwacht u in het najaar meer te kunnen melden over het vervolgtraject.
Verslag Basisnet 2018
Op de weg was in 2018 sprake van geringe overschrijdingen van het Basisnet Weg op
twee wegvakken. De overschrijding op de omleidingsroute voor de Thomassentunnel in
de A15 bij Rotterdam is het gevolg van een ontwerpfout. Bij het bepalen van het risicoplafond
is niet onderkend dat dit wegvak niet alleen een omleidingsroute is voor de tunnel,
maar ook een lokale ontsluitingsroute en een verbindingsroute van/naar de N57. Daardoor
worden er meer en andere stoffen over dit wegvak vervoerd dan alleen stoffen die niet
door de tunnel mogen. Het voornemen is om dit te corrigeren bij de eerstvolgende update
van de tabel Basisnet Weg.
Onduidelijk is of de overschrijding op de A76 (de weg van België naar Duitsland via
Limburg) tussen Heerlen en de grens met Duitsland structureel of incidenteel is. Daarom
zal het vervoer op aangrenzende wegvakken op de A76 richting grens met België in 2019
worden geteld.
Het spoor kent overschrijdingen van de risicoplafonds – conform de eerder aan uw Kamer
uitgesproken verwachting –, waarbij de problematiek concentreert op de Brabantroute,
de Bentheimroute en de trajecten die daarnaar toe leiden. Het verslag Basisnet 2018
(bijlage I)6 laat op basis van de als bijlage bijgevoegde Monitoringrapportage Basisnet Spoor
2018 zien dat op het traject Boxtel-Venlo de overschrijdingen van de PR-10–6-plafonds,
die in 2017 waren verdwenen, zijn terug gekeerd als gevolg van een toename van het
gebruik van grensovergang Venlo in 2018 vanwege werkzaamheden aan het Duitse deel
van de Betuweroute. Er is geen sprake van kwetsbare objecten binnen deze PR-10–6 plafonds.
Omdat ook in 2019 en volgende jaren de Betuweroute vanwege werkzaamheden regelmatig
niet beschikbaar zal zijn, zal ik in overleg blijven met mijn Duitse collega om gedurende
deze werkzaamheden te blijven zoeken naar de mogelijkheden om de Betuweroute zoveel
mogelijk te benutten.
Het Verslag Basisnet 2018 bevat als bijlage het Verslag over de uitvoering en werking
van het convenant «Warme-BLEVE-vrij samenstellen en rijden van treinen» in 2018. Dit
convenant is op 14 mei 2012 gesloten met verladers, terminal-operators, spoorgoederenvervoerders
en ProRail en heeft als doel het voorkómen van een warme BLEVE7. De kernbepaling van het convenant is dat treinen die over het gemengde net rijden
zo worden samengesteld dat de afstand tussen wagens/containers gevuld met brandbare
gassen en brandbare vloeistoffen voldoende groot is.
Van de 4642 treinen die brandbare gassen vervoerden op het gemengde net, is 99% warme
BLEVE vrij samengesteld. Ik ben blij om te constateren dat dit hoge percentage nu
voor het derde achtereenvolgende jaar is gerealiseerd. Daar komt bij dat 99% van de
treinen gereden zijn door vervoerders die partij zijn bij het convenant. Daarmee is
de dekkingsgraad van het convenant fors toegenomen ten opzichte van 2017 (91%) en
is het convenant zeer succesvol.
Tot slot
Vervoerders, verladers, decentrale overheden en het Rijk staan voor de gezamenlijke
opgave om het vervoer van gevaarlijke stoffen op zo’n manier te verdelen over de verschillende
routes dat de impact op de omgeving en de ruimtelijke ontwikkelingen zo klein mogelijk
is. Dit betekent ook dat als het vervoer niet via route A gaat, het via route B moet.
In andere woorden, een oplossing voor de een, is het probleem voor de ander. We kunnen
daarom alleen in gezamenlijkheid deze puzzel oplossen. Het Platform op 9 mei heeft
mij vertrouwen gegeven in de bereidheid van alle betrokkenen om dit te realiseren.
Door eerst alle (lokale) knelpunten goed in beeld te brengen kunnen we stappen gaan
zetten naar oplossingsrichtingen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-Van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat