Brief regering : Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet
33 625 Hulp, handel en investeringen
Nr. 280
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING MINISTER
VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Nederland zet al meer dan tien jaar stevig in op wereldwijde voedselzekerheid, conform
beleidsbrieven aan uw Kamer van 2008, 2011 en 2014.1 In deze brief wordt uiteengezet hoe het kabinet het werk op dit thema voortzet binnen
de kaders van het vernieuwde BHOS- en landbouwbeleid. De brief gaat in op de actuele
situatie rond wereldwijde voedselzekerheid, benoemt de kracht van Nederland en stelt
prioriteiten voor een effectieve Nederlandse bijdrage aan een toekomst zonder honger.
De internationale context
Toenemende honger, samenhangende oorzaken
Het aantal chronisch ondervoede mensen nam de laatste jaren toe, tot een aantal van
821 miljoen in 2017, terwijl het aantal volwassenen met obesitas steeg naar 672 miljoen.2 Meer dan 113 miljoen mensen hebben in 2018 te maken gehad met acute honger.3 Landen in Afrika worden onevenredig zwaar getroffen door voedselonzekerheid. Tegelijkertijd
wordt er wereldwijd niet alleen voldoende voedsel geproduceerd, maar gaat daarvan
ook nog eens een derde verloren, in Afrika vooral direct na de oogst. Om deze trend
te keren en over 30 jaar wereldwijd bijna 10 miljard mensen te voeden is een transitie
naar een gezond, eerlijk, klimaatneutraal en circulair voedselsysteem nodig. Een systeem
waarin de netto landbouwproductie gemiddeld zo’n 50% moet stijgen, en in Sub Sahara
Afrika en Zuid Azië zelfs ruim moet verdubbelen.4 Voedsel zal duurzaam en efficiënt geproduceerd en gedistribueerd moeten worden. Diëten
zullen kwalitatief sterk moeten verbeteren. Dat is een kans voor voedselproducenten
en ketenpartijen, maar met de sociale, ecologische en klimatologische grenzen van
voedselproductie in zicht ook een enorme uitdaging. Veelbelovende technologieën (zoals
big data, robotics, nanotechnologie, genomics) zullen daarbij de komende decennia een belangrijke rol spelen.5
Grondoorzaken van ondervoeding zijn nog steeds armoede en uitsluiting. Maar ook conflicten
en klimaatverandering hebben een steeds grotere impact. Daarnaast zijn er veel factoren
die indirect een rol spelen, zoals de positie en rechten van vrouwen, de kwaliteit
van ecosystemen, het recht op landgebruik, de toegang tot productiemiddelen (water,
zaden, meststoffen, kennis, financiële diensten), de toegang tot afzetmarkten, de
toenemende verstedelijking en schaarste aan (schone) brandstof voor de voedselbereiding.
In Sub Sahara Afrika is honger nauw verbonden met het uitblijven van een structurele
transformatie van de landbouwsector, waardoor de productiviteit laag blijft, post-harvest verliezen hoog, en de rurale economie nauwelijks banen creëert voor een groeiende
(jonge) bevolking. In Afrika zullen de komende twintig jaar meer dan vijftien miljoen
banen per jaar moeten worden gecreëerd om nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt werk
te kunnen bieden.6
Consensus over doelen, systeemgerichte actie
De wereld is het in 2015 eens geworden over de 17 grote opgaven voor een duurzame
ontwikkeling. Deze Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn leidraad voor het kabinetsbeleid «Investeren in perspectief».7 SDG 2 streeft naar het uitbannen van honger en ondervoeding, een hoger rendement
voor kleinschalige voedselproducenten en voedselsystemen – op land en op zee – op
een wijze die bijdraagt aan het behoud van ecosystemen, weerbaarheid voor klimaatverandering
versterkt en land- en bodemkwaliteit verbetert. Wereldwijd groeit het besef dat de
onderdelen van SDG 2 (voeding, landbouw en ecologische duurzaamheid) nauw samenhangen
én als geheel verbonden zijn met de andere 16 SDG’s.
De SDG’s zijn ook een agenda voor innovatie en ontwikkeling en bieden het bedrijfsleven
kansen om nieuwe markten aan te boren, op nieuwe manieren te werken, innovatieve vormen
van financiering in te zetten en nieuwe (digitale) technologieën te gebruiken. In
de visie «Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden» heeft het kabinet haar
ambitie geformuleerd om koploper te worden in kringlooplandbouw, als onderdeel van
het bouwen aan een circulaire economie.8 Doel is om kringlopen van grondstoffen en hulpbronnen in 2030 op een zo laag mogelijk
– nationaal of internationaal – schaalniveau te sluiten. Wereldwijd zijn het duurzaam
intensiveren van de productie, het zoveel mogelijk verwaarden van de oogst (inclusief
«reststromen») en het herinvesteren van een deel van de opbrengst in de draagkracht
van het agro-ecosysteem de drie componenten van een efficiënte kringlooplandbouw.
Deze visie wordt voor de Nederlandse situatie uitgewerkt in een realisatieplan waarover
uw Kamer separaat wordt geïnformeerd.
Voor het bereiken van voedselzekerheid is het van belang om naar het hele systeem
van voedselvoorziening te kijken. Een circulair systeem waarbij mensen weten wat gezond
eten is, of het veilig is, waar het vandaan komt en hoe en door wie het geproduceerd
is. Het begint bij de boer(in), met toegang tot land, water, meststoffen, kennis en
financiële diensten. En na de oogst met opslag, verwerking, koeling, transport, toegang
tot markten en een eerlijke prijs. Nu gaat wereldwijd nog een derde van het geproduceerde
voedsel verloren, in zich ontwikkelende landen vooral aan het begin van de keten.
Het verhogen van de inkomens van de armen is een andere kritische factor om mondiale
voedselzekerheid te bereiken, tezamen met inspanningen om hogere inkomens te vertalen
in de consumptie van betere voeding. Hierbij is een dubbele rol weggelegd voor de
landbouw: als leverancier van voedsel en als inkomens-genererende economische sector.
Investeringen in landbouwproductiesystemen die innovatie en duurzame productiviteitsgroei
verbeteren dragen zowel bij aan minder honger als aan economische ontwikkeling.9
De kracht van Nederland
Innovatieve sector
Nederland verkeert door zijn grote kennis op het gebied van landbouw, water en voedselketens,
het innovatieve bedrijfsleven en een uitstekende internationale reputatie in een goede
positie om een bijdrage te leveren aan duurzame voedselzekerheid en daarmee aan SDG
2. Vooral op het gebied van duurzame productie en gezonde voeding (groente, aardappelen,
fruit en zuivel) loopt Nederland voorop. Denk aan duurzame stalsystemen, klimaat-neutrale
kassen, natuur-inclusieve landbouw of zilte teelten, innovaties die via het Nederlandse
landbouwbedrijfsleven steeds beter hun weg naar het buitenland vinden, inclusief naar
ontwikkelende landen. Ook op gebied van agro-financiering behoort Nederlands tot de
koplopers.
Nederland heeft een sterke internationale positie in grondstofketens en daarmee een
belang om de teelt ook in andere delen van de wereld (verder) te verduurzamen, in
samenhang met het versterken van lokale voedselzekerheid en internationale doelen
op gebied van milieu, natuur, gezondheid en arbeidsomstandigheden. De IMVO-convenanten
op gebied van landbouw en voeding dragen daaraan bij.
SeedNL in Ethiopië en Nigeria
De Ministeries van LNV en BZ en de brancheorganisatie Plantum werken aan een publiek-privaat
samenwerkingsverband, genaamd SeedNL. De ambitie van SeedNL is het versterken van
de zaaizaadsector in ontwikkelingslanden en opkomende markten om de productiviteit
van lokale boeren te verhogen en tevens het verbeteren van toegang tot veilig en gezond
voedsel. Op basis van de lokale vraag zal SeedNL bijdragen aan de beschikbaarheid
en betaalbaarheid van goed zaaizaad op de lokale markt. In eerste instantie ligt de
focus op Ethiopië en Nigeria.
Partnerschappen
De Nederlandse overheid streeft ernaar om de Nederlandse kennis en kunde internationaal
zo goed mogelijk te helpen positioneren en met lokale partners te verbinden, zowel
voor de voedselzekerheid ter plekke, als voor het Nederlandse verdienvermogen. De
Ministeries van BZ en LNV, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de ambassades,
inclusief het netwerk van landbouwraden, zetten zich hier samen voor in. Werken aan
inclusieve, transparante partnerschappen, gebaseerd op lokale beleidskaders en instituties,
zijn een Nederlands handelsmerk geworden. Vaak is daarbij ook behoefte aan het verbeteren
van de enabling environment, zoals wet- en regelgeving en toegang tot financiële en andere diensten, zodat bedrijven
en maatschappelijke organisaties beter kunnen opereren en zodoende kunnen bijdragen
aan lokale ontwikkeling.
Aantoonbare impact
De recente IOB Beleidsdoorlichting Voedselzekerheid 2012–2016 constateerde dat de
Nederlandse inzet leidt tot een substantiële verhoging van productie en inkomen in
de landbouw, tot verbetering van het ondernemingsklimaat en tot een betere voeding
van kwetsbare groepen.10 Zie ook de jaarlijkse rapportage van bereikte resultaten per doelgroep.11 Afgezet tegen de doelen van SDG 2 kan geconstateerd worden dat Nederland aanzienlijk
bijdraagt aan het uitbannen van ondervoeding en aan de ontwikkeling van de landbouwsector
in ontwikkelingslanden. De afgelopen jaren is ook de aandacht voor klimaat en biodiversiteit
binnen de inzet op voedselzekerheid toegenomen. Resultaten op gebied van ecologische
duurzaamheid zullen daardoor gaan toenemen.
De agenda voor de komende jaren
Het kabinet verbindt aan bovenstaande de volgende conclusies met betrekking tot de
Nederlandse inzet op voedselzekerheid voor de komende jaren.
Doorgaan met SDG 2
Allereerst blijft SDG 2 leidraad en blijven de drie doelen van het bestaande voedselzekerheidsbeleid
(Kamerstuk 33 625, nr. 147) onverkort van toepassing, te weten12:
1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven
een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen
jonge kinderen over de periode 2016–2030.
2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met
als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit
en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030.
3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met
als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen
hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.
Ook de inzet op het veiligstellen van het recht op land(gebruik), met name voor vrouwen
en jongeren, wordt onverkort voortgezet. Gegarandeerde land(gebruiks)rechten zijn
een cruciale randvoorwaarde voor duurzame landbouwontwikkeling en lokale voedselzekerheid.
Voedselsystemen verduurzamen
Voedselzekerheid realiseren betekent zorgen voor een gezond dieet voor een groeiende
wereldbevolking op basis van duurzame voedselsystemen. Het huidige voedselsysteem
is echter een bedreiging voor zowel mensen als de planeet. Transformatie van dat systeem
is een absolute voorwaarde om de SDG’s en het klimaatakkoord van Parijs te realiseren.
Daartoe zal vooral de wereldwijde consumptie van dierlijke eiwitten drastisch moeten
worden verminderd, wat onverlet laat dat in veel delen van de wereld waar ondervoeding
heerst dierlijke producten juist onmisbaar zijn voor een volwaardig dieet.13 Elke bijdrage aan voedselzekerheid moet bezien worden in samenhang met die uitdaging.
Het kabinet zal daarom inzetten op de belangrijkste dwarsverbanden tussen de doelen
van SDG 2 en de overige SDG’s. Daartoe zullen waar nodig, en binnen de kaders van
de Meerjaren Landen Strategieën, voedselsysteemanalyses worden uitgevoerd die tot
(landen)context-specifieke aanscherping van prioriteiten zullen leiden. Waar mogelijk
zal lokaal gecombineerd worden ingezet op voeding, landbouw, water, natuur en hernieuwbare
energie, bv zonne-energie voor water-efficiënte irrigatie of schone kookoplossingen
die zowel voeding en gezondheid verbeteren als hout besparen. Over de hele linie van
de inzet op voedselzekerheid zullen in ieder geval de volgende drie verbindende accenten
worden gelegd:
• Voeding
Te weinig en/of te eenzijdige voeding leidt tot ondervoeding, micronutriëntengebrek
en obesitas (de samenhangende zogenaamde triple burden van ondervoeding). Dit is vooral voor jonge kinderen onacceptabel, omdat deze kinderen
daardoor schade oplopen die ze hun leven lang met zich mee zullen moeten dragen. Bovendien
is dit een oplosbaar probleem met een hoog sociaal en economisch rendement. Het gaat
daarbij dan zowel om de kwaliteit, als om de veiligheid van voedsel.
Om die redenen zal het kabinet in het voedselzekerheidsbeleid, conform de aanbeveling
van genoemde IOB-evaluatie, de voedsel-onzekere consument en met name ondervoede jonge
kinderen en (aanstaande) jonge moeders, centraal stellen. Concreet betekent dit dat
voedselzekerheidsactiviteiten die op productiviteit en/of ecologische duurzaamheid
zijn gericht zoveel mogelijk aan gezonde en veilige voeding moeten bijdragen. Ook
zal voeding – waar relevant, uitvoerbaar en doelmatig – meegenomen worden in activiteiten
buiten het thema voedselzekerheid. Specifiek met het oog op voedselveiligheid blijft
Nederland bijdragen aan de Codex Alimentarius, een door de VN opgerichte organisatie
die wereldwijde standaarden en richtlijnen opstelt voor veilig voedsel.
• Gender
Hoe sterker de positie van jonge vrouwen, hoe minder ondervoede kinderen.14 Hoe beter de toegang tot land en productiemiddelen voor vrouwen, hoe meer voedsel.15 Hoe meer inkomen voor vrouwen, hoe beter de voeding van kinderen.16 Het behoeft geen betoog meer dat empowerment van vrouwen, naast een doel op zichzelf, een voorwaarde voor een wereld zonder honger
is. De ervaring leert echter dat die wetenschap niet automatisch leidt tot een effectieve
gender-respons in voedselzekerheidsactiviteiten.
Concreet zal elk voedselzekerheidsprogramma hierop worden beoordeeld via een genderanalyse,
met aandacht voor specifieke actie en beoogd resultaatbereik op de gebieden van inclusiviteit,
welzijn en machtsverhoudingen. De regel is dat op een of meerdere niveaus resultaat
moet worden geboekt.
• Werkgelegenheid
Investeren in lokale (voedsel)productie (land- en tuinbouw, veeteelt en visserij)
is een krachtig middel om armoede, honger en ondervoeding te bestrijden en economische
ontwikkeling op gang te brengen. Door duurzame intensivering van de primaire productie
en verwerking in waardeketens kan werkgelegenheid, inkomen en toegevoegde waarde op
het platteland worden gecreëerd. Digitale technologie biedt nieuwe kansen, met name
om werk in de landbouw weer aantrekkelijk te maken voor jonge mensen. Verstedelijking
– vooral de opkomst van rurale kleinstedelijke centra – creëert nieuwe lokale afzetmarkten.
Erkend recht op landgebruik, toegang tot productiemiddelen en financiële diensten,
een vrij en vooral voor vrouwen veilig klimaat voor ondernemen en vrije (lokale/regionale)
handel zijn belangrijke randvoorwaarden, evenals baangericht beroepsonderwijs en training
voor jongeren. Sterke boerenorganisaties en -coöperaties spelen een sleutelrol.
Concreet zal, conform ook een aanbeveling van de IOB-beleidsdoorlichting, voor dit doel onderscheid worden gemaakt tussen verschillende groepen kleine
producenten (de zg. family farms): zij die commercieel kunnen opschalen, zij die buiten de primaire voedselproductie
werk kunnen vinden, en zij die voorlopig alleen op primaire voedselproductie als overlevingsstrategie
zijn aangewezen. Investeringen om de landbouw te ontwikkelen zullen vooral worden
gericht op de eerste groep (en daarbinnen op vrouwen): familiebedrijven en ketenpartijen
die (potentieel) een lokale marktvraag bedienen en/of lokale werkgelegenheid creëren.
Daarmee kunnen op termijn uiteindelijk ook de andere twee groepen worden bereikt,
via het creëren van werkgelegenheid in de agrofoodsector en via spin-off van innovaties naar de sector als geheel.
Om de overstap naar meer duurzame en circulaire voedselsystemen te maken zal het kabinet
inzetten op:
• Innovatie
Naast export van landbouw (gerelateerde) goederen vinden meer en meer ook kennis en
kunde de weg naar het buitenland. De «Dutch Diamond approach» is de metafoor voor de succesvolle samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen,
maatschappelijke organisaties en overheid waarmee Nederland de basis heeft gelegd
voor de succesvolle ontwikkeling van de Nederlandse landbouw- en voedselsector sinds
de Tweede Wereldoorlog. Die benadering is internationaal een voorbeeld geworden. Toepassing
van deze benadering in de praktijk van de kleinschalige landbouw in ontwikkelingslanden
vereist intensieve uitwisseling met lokale kennis en ervaring. Een goed voorbeeld
is de digitalisering in de landbouw. Digitale diensten worden op maat gesneden en
zijn een katalysator voor een hogere productiviteit, een beter inkomen, klimaatbestendigheid
en het bereiken van jongeren.
Informatiedienst «Garbal» – de TomTom voor herders in Mali
De gevolgen van klimaatverandering en onveiligheid beïnvloeden de mobiliteit van nomaden
in de Sahel. Veehouders trekken naar gebieden met voldoende water en vegetatie en
bij voorkeur worden landbouwgronden vermeden omdat dit vaak tot conflicten met boeren
leidt. SNV en haar partners hebben in het G4AW project STAMP (Sustainable Technology Adaptation for Mali's Pastoralists) de Garbal informatiedienst ontwikkeld. Satellieten winnen land-dekkende informatie
in over water en vegetatie. Een herder belt naar een call centrum om een routeadvies
in te winnen naar goede graasgebieden, waarbij landbouwzones vermeden worden. Ook
kan de herder marktinformatie opvragen.
• Klimaatadaptatie
Voedselsystemen zijn alleen duurzaam als de ecosystemen waar ze mee samenhangen intact
blijven. Die ecosystemen staan plaatselijk onder grote druk als gevolg van omzetting
voor menselijk gebruik, vervuiling en uitputting, leidend tot een ongekend hoog tempo
van uitsterven van soorten.17 Wereldwijd zijn inmiddels de ecologische grenzen in zicht, met alle risico’s van
dien.18 Klimaatverandering voegt daar onomkeerbare risico’s voor ecosystemen en mensen aan
toe. Hogere temperaturen, verandering van seizoenen, extremere weersomstandigheden,
veranderende regenval (meer, minder, minder regelmatig), zeespiegelstijging en warmere
oceanen leiden tot lagere landbouwopbrengsten, verminderde bodemvruchtbaarheid, versterkte
bodemerosie, verzilting en veranderingen in plant- en dierziektes. Lokaal zijn de
effecten daarvan al geruime tijd voelbaar en zichtbaar, vooral in de kleinschalige
voedsellandbouw in kwetsbare gebieden. Zonder aanpassing aan een veranderend klimaat
zullen de productiviteit en inkomsten van boeren teruglopen en zal de voedselzekerheidssituatie
in veel van deze gebieden onhoudbaar worden.
Concreet zal elke investering in ontwikkeling van de voedsellandbouw gebaseerd moeten
worden op zowel de huidige als de te verwachten klimatologische omstandigheden. Zeker
in geval van onzekerheid over die laatste is het zaak om hoe dan ook te investeren
in het vergroten van de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van kleinschalige
voedselproducenten. Die inzet zal zich richten op no-regret opties, zoals betere (voorziening van) weersinformatie (via moderne ICT), ontwikkeling
van nieuwe technologieën en innovaties die risico’s verkleinen en kansen vergroten
(bijvoorbeeld droogte-, ziekte- of zoutresistente gewassen en landbouwverzekeringen)
en verspreiding van klimaatslimme praktijken die zich in het veld al bewezen hebben
(bijvoorbeeld aanplant van bomen en bodembedekkers, verbeterd waterbeheer in de landbouw,
toepassing van water-efficiënte technieken, verbeterde afwatering, diversificatie).
In internationaal verband zal Nederland een leidende rol blijven spelen binnen de
Global Alliance for Climate Smart Agriculture en dit thema ook agenderen binnen het Global Center on Adaptation en de Global Commission on Adaptation.
• Voedselverliezen
Wereldwijd gaat een derde van het geproduceerde voedsel verloren. In zich ontwikkelende
landen is dat vooral aan het begin van de keten, door verliezen na de oogst. Het terugdringen
van het voedselverlies in de armste landen van de wereld draagt aanzienlijk bij aan
het verbeteren van de voedselzekerheid en het verminderen van de honger en verhoogt
ook het inkomen van de producenten. Bovendien wordt zo onnodige druk op de natuurlijke
hulpbronnen weggenomen, minder energie verspild en worden broeikasgas emissies vermeden.
Het kabinet beschouwt het als een kans voor het Nederlands bedrijfsleven om bij te
dragen aan deze noodzakelijke omslag in de wereldwijde landbouwsector. Inspanningen
op het gebied van innovatie, scholing en kennisverspreiding ten behoeve van de transitie
naar kringlooplandbouw zullen het terugdringen van voedselverliezen integraal meenemen.
Food Smart Facility
In nauwe samenwerking werken Nederland, Rabobank, Wereldbank, IFAD, FAO en de Rockefeller
Foundation aan het ontwikkelen van een Global Framework voor voedselverliezen. Onderdeel
daarvan zijn «country heat maps». Deze laten de verliezen binnen de belangrijkste voedselketens per land zien en
kunnen zo een handelings- en investeringsperspectief bieden.
Specifieke aandachtsgebieden
Naast bovenstaande integrale thema’s zal het kabinet specifieke aandacht besteden
aan twee sectoren die vaak wat minder in beeld komen, maar uitermate cruciaal zijn
voor duurzame voedselsystemen: uitgangsmateriaal en visserij.
• Uitgangsmateriaal
Beschikbaarheid van goed en divers plantaardig en dierlijk uitgangsmateriaal (zaden,
rassen), voor zowel de teelt als voor verdere veredeling, is cruciaal voor de voedselproductie.
Het in stand houden van de agrobiodiversiteit en het duurzaam gebruik van genetische
hulpbronnen zijn een absolute voorwaarde voor wereldwijde voedselzekerheid, vooral
op langere termijn en met een veranderend klimaat.
Concreet werkt Nederland daarom in een aantal landen aan het versterken van de zaaizaadsector,
zodat boeren ter plekke toegang hebben tot kwalitatief goed uitgangsmateriaal. In
multilateraal verband draagt Nederland bij aan behoud en verbetering van genetisch
materiaal voor de mondiale voedselproductie en zet zich in het kader van de International Treaty for Plant Genetic Resources for Food and Agriculture in voor een wereldwijd systeem voor duurzame en verantwoorde toegang en «benefit
sharing» van genetische bronnen.
• Oceanen en visserij
Sinds 1961 is de jaarlijkse wereldwijde groei van de visconsumptie twee keer zo hoog
als de bevolkingsgroei. De sector is verantwoordelijk voor de voeding en de werkgelegenheid
van miljoenen mensen in ontwikkelingslanden. De visserij is echter niet zonder problemen:
33 procent van de mondiale visreserves is overbevist.
Binnen de VN wordt gewerkt aan het duurzaam gebruik van de oceanen en in het bijzonder
mariene biodiversiteit. Nederland ondersteunt ook het Blue Growth Initiative van de FAO. Dit initiatief staat voor een multi-sectorale aanpak van het beheer van
aquatische hulpbronnen, gericht op een ecologisch duurzaam gebruik van oceanen, binnenwateren
en wetlands dat tegelijkertijd sociale en economische voordelen oplevert.
Focus op de meest kwetsbare regio’s
In lijn met de beleidsnota «Investeren in perspectief» en vanuit het inzicht dat honger
zich steeds meer concentreert in gebieden die conflictgevoelig en ecologisch kwetsbaar
zijn, zal het zwaartepunt van de inzet, ook voor voedselzekerheid, verschuiven naar
de focusregio’s Sahel, Hoorn van Afrika en MENA. Er zal preventief worden geïnvesteerd
in de weerbaarheid van voedselsystemen en in handhaving en wederopbouw daarvan in geval van crisissituaties,
met oog voor regionale handelsrelaties. Dat is geen kwestie van quick wins. Impact realiseren in deze fragiele gebieden vereist zorgvuldig programmeren, leren
en aanpassen, en een langdurige aanwezigheid. Overigens blijft Nederland ook inzetten
in andere landen waar significante verbetering van voedselsystemen mogelijk is en
een bijdrage aan het behalen van SDG 2 kan worden geleverd.
Coördinatie en middelen
Coördinatie van internationaal beleid en actie op gebied van voedselzekerheid (SDG
2) is verspreid over diverse arena’s, binnen de VN-instituten (FAO, WFP, IFAD, CFS,
UNICEF) en daarbuiten (multi-stakeholder coalities en platforms zoals bijvoorbeeld
de Scaling Up Nutrition Movement, het World Economic Forum Food Systems Initiative, de Global Alliance for Climate Smart Agriculture, de Consultative Group for International Agricultural Researchen de recente Food Systems Dialogues). De slagkracht van dit versnipperde landschap staat onvoldoende in verhouding tot
de alarmerende trends wereldwijd in voedselproductie (vervuiling, uitputting, verzilting,
klimaatverandering, ontbossing, dead zones op zee) en voeding (honger, gebrek aan micronutriënten, obesitas). Er gaan dan ook
steeds meer stemmen op om, op basis van wetenschappelijke consensus, tot een meer
gestroomlijnde en daadkrachtiger structuur voor het behalen van de doelen van SDG
2 te komen. Nederland deelt deze zorg en zal zich actief inspannen om zijn invloed
op deze discussie te vergroten, bouwend op onze internationaal erkende positie en
meerwaarde in de samenwerking met mondiale partners.
Ook binnen Nederland kan de coördinatie beter. Nederland heeft onderwijs en onderzoek
op wereldwijd topniveau en kan veel toegevoegde waarde, innovatiekracht en kennis
leveren. Zowel in ontwikkelingslanden via samenwerking met lokale instellingen, als
via onderwijs in Nederland door bijvoorbeeld training van internationale landbouwonderzoekers
in Wageningen. Een gezamenlijke Nederlandse inzet op voedselzekerheid kan internationaal
verschil maken. Recent wordt met dat doel gewerkt aan het koepelinitiatief «Netherlands Food Partnership» waarin bestaande organisaties en netwerken hun kennis en kunde bundelen en mobiliseren
en zodoende de Nederlandse inzet op wereldwijde voedselzekerheid een stap verder brengen.
De voor voedselzekerheid gereserveerde ODA-middelen vormen de kern van de financiële
inzet voor het in deze brief geschetste beleid. Maar ook andere (inclusief niet-ODA)
budgetten leveren een steeds grotere bijdrage, zoals op gebied van (landbouw)onderzoek
en onderwijs. Nederland streeft, in samenwerking internationale partners, naar een
evenwichtige verdeling van impact over de resultaatsgebieden van SDG 2 (voeding, voedselproductie
en ecologische duurzaamheid), met nadrukkelijk aandacht voor de samenhang tussen die
doelen en de in deze brief genoemde accenten.
Tot slot
Het kabinet realiseert zich dat de in deze brief beschreven inzet hoge eisen stelt
aan de uitvoeringscapaciteit van partnerorganisaties, binnen en buiten Nederland.
Er zijn immers geen vaste recepten of rechte lijnen die leiden naar wereldwijde voedselzekerheid.
Dagelijks zien we nieuwe complicaties en crises opdoemen, maar ook steeds weer nieuwe
oplossingen en kansen. In dat dynamische speelveld komt het aan op een goede balans
tussen slagkracht en aanpassingsvermogen, tussen opschalen wat werkt en inspelen op
nieuwe uitdagingen. Samenwerking met partners die uitblinken in die combinatie is
de beste garantie voor een optimale Nederlandse bijdrage aan een wereld zonder honger
en ondervoeding.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A. M. Kaag
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit