Brief regering : Nadere informatie over de wijze waarop afstemming met het bedrijfsleven heeft plaatsgehad over de uitwerking van Wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties
35 022 Wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties
Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2019
In het plenair debat op dinsdag 22 mei 2019 over de wijziging van de Woningwet in
verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan
gasverbrandingsinstallaties (Kamerstuk 35 022) heb ik toegezegd u, voorafgaand aan de stemmingen over het wetsvoorstel, nader te
zullen informeren over de wijze waarop afstemming met het bedrijfsleven heeft plaatsgehad
over de uitwerking van dit wettelijk stelsel (Handelingen II 2018/19, nr. 85).
Deze toezegging heb ik gedaan in relatie tot het instrument van de MKB-toets dat sinds
1 mei 2019 rijksbreed wordt toegepast op nieuwe wetgevingsdossiers met substantiële
regeldrukgevolgen voor het MKB. Een MKB-toets houdt in dat door een panelgesprek met
individuele MKB-ondernemers inzicht wordt verkregen in de regeldruk als gevolg van
voorgenomen wet- en regelgeving. In specifieke situaties kan de MKB-toets op een andere
wijze dan via het panelgesprek worden uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld in een situatie
waarin het om sectorspecifieke wetgeving gaat en het departement over een alternatief
beschikt voor de panelbijeenkomst, zoals een regulier overleg met daarin vertegenwoordigers
uit de sector.1
De voorliggende wijziging van de Woningwet en de nadere uitwerking daarvan in de wijziging
van het Bouwbesluit 2012 (en het Besluit bouwwerken leefomgeving), die van 8 maart
2019 tot en met 8 april 2019 in internetconsultatie is geweest, dateren van ruim voor
die tijd. Een MKB-toets zoals deze vanaf 1 mei 2019 geldt heeft daarom niet plaatsgevonden.
Zoals ik echter in voornoemd debat heb aangegeven, heeft de afgelopen jaren intensieve
afstemming plaatsgevonden met de verschillende vertegenwoordigers uit de sector over
de nadere uitwerking van het stelsel van certificering en is een van de uitgangspunten
bij de uitwerking dat het stelsel voor zowel grote als kleine bedrijven alsmede voor
ZZP-ers goed uitvoerbaar moet zijn. Daarmee is materieel aan de doelen van de MKB-toets
voldaan.
In de kabinetsreactie op het rapport en de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid (OvV) van 17 juni 20162 heeft de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst al aangegeven in overleg te
zijn over het voorgenomen wettelijk stelsel met de installatiesector, consumenten
en gebouweigenaren. Sindsdien heeft op meerdere momenten afstemming over de uitwerking
van het stelsel plaatsgehad met de partijen in de sector. In mijn brief van 18 december
20173 heb ik in dit verband ook gewezen op de in de sector aanwezige kennis op het gebied
van de benodigde vakbekwaamheid en de voorstellen voor bijscholing die op dat moment
al door de sector in overleg met hun leden werden uitgewerkt.
Naast de overleggen met de branchevereniging Techniek Nederland, heeft afstemming
plaatsgevonden in het Overleg Platform Bouwregelgeving (OPB) en de Juridische Technische
Commissie Bouwregelgeving (JTC), waarin naast Techniek Nederland onder andere ook
MKB-Nederland en Bouwend Nederland vertegenwoordigd zijn.
Zoals met de MKB-toets wordt beoogd, is bij de uitwerking van het stelsel ook met
individuele -door brancheorganisatie Techniek Nederland benaderde- ondernemers gesproken
over de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van het stelsel in de praktijk. Zo is in juni
2018 samen met Techniek Nederland een bijeenkomst georganiseerd met deelnemers van
installatiebedrijven (grootbedrijven, MKB en ZZP-ers) en is dit voorjaar een tweetal
bijeenkomsten georganiseerd met medewerkers van certificerende instellingen, schemabeheerders
en Techniek Nederland over de uitvoering van het stelsel.
Belangrijk gesprekspunt met en binnen de sector daarbij is geweest op welke wijze
de kosten voor installatiebedrijven kunnen worden beperkt, bijvoorbeeld door het zoveel
mogelijk door de sector «ontzorgen» van kleine(re) bedrijven.
Of een installatiebedrijf de kosten in verband met dit stelsel geheel of gedeeltelijk
doorberekent aan de consument en andere eigenaren van gasverbrandingsinstallaties,
zal afhankelijk zijn van de mate waarin het bedrijf deze kosten in haar prijsstelling
verwerkt en het aantal opdrachten dat het bedrijf uitvoert.
Ook is gesproken over waar de knelpunten zitten en hoe de regeldruk zoveel mogelijk
beperkt of voorkomen kan worden. Bij deze gesprekken zijn de regeldrukeffecten betrokken
zoals ik die door Sira Consulting heb laten berekenen. Deze regeldrukeffecten hebben
betrekking op zowel installatiebedrijven als op consumenten en de overheid en zijn
uitvoerig toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Het rapport
van Sira Consulting is beschikbaar op www.rijksoverheid.nl.
Voorts zal nog nader overleg worden gevoerd met brancheorganisaties én ondernemers
over de op te stellen ministeriële regeling, waarin onder andere de minimaal vereiste
vakbekwaamheidseisen zullen worden opgenomen.
De hiervoor uiteengezette wijze waarop het wettelijk stelsel wordt uitgewerkt, sluit
naar mijn mening naadloos aan bij de doelstellingen en werkwijze zoals beoogd met
de MKB-toets en voldoet hieraan materieel gezien ook al. Het is daarom naar mijn mening
niet zinvol om een soortgelijk proces van consultatie opnieuw te doorlopen. Een dergelijke
extra consultatieronde zal bovendien ook leiden tot vertraging. Het stelsel kan dan
niet per 1 januari 2020 in werking treden, maar pas per 1 juli 2020. Ik vind dat ongewenst.
Zoals ik in het debat heb aangegeven is het van groot belang dat de veiligheid van
gasverbrandingsinstallaties na uitgevoerde werkzaamheden nu zo snel mogelijk op een
goede wijze wordt geborgd, zodat nieuwe incidenten met koolmonoxide kunnen worden
voorkomen.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel heb ik aangegeven dat het stelsel
zo beperkt mogelijk zal worden vormgegeven. Hiermee worden de kosten en lasten van
het stelsel zoveel mogelijk beperkt.
De nadere uitwerking van het stelsel is opgenomen in de binnenkort bij uw Kamer voor
te hangen wijziging van het Bouwbesluit 2012. Binnen de (minimum)vereisten die worden
gesteld heeft de sector alle ruimte om invulling te geven aan het stelsel op een wijze
die goed past bij de uitvoering in de praktijk en het type bedrijven dat daarin actief
is.
In het kader van de voorhang van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 ga ik graag
met u in gesprek over de uitwerking van het stelsel.
Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties