Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een kabinetsreactie naar aanleiding van de berichtgeving over het samenvoegen van alle inspecties tot één Nationale Inspectie
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 251
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2019
Bij brief van 10 april 2019 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij een
kabinetsreactie gevraagd naar aanleiding van de berichtgeving over het samenvoegen
van alle inspecties tot één Nationale Inspectie. Met deze brief voldoe ik aan dat
verzoek.
Op 8 april jl. is prof. mr. Pieter van Vollenhoven door de NOS geïnterviewd over zijn
nieuwe boek «Oproep van een waakhond». De heer Van Vollenhoven bepleit in het boek
en het interview het opgaan van de tien bestaande overheidsinspecties in één Nationale
Veiligheidsinspectie. Daarnaast pleit hij voor een nadrukkelijke scheiding tussen
veiligheidsonderzoek en strafrechtelijk onderzoek, met als doel om het leren van fouten
te stimuleren. De heer Van Vollenhoven maakt zich bovendien zorgen over de onafhankelijkheid
van de rijksinspecties ten opzichte van hun departement.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld*, is het uitgangspunt van het kabinet, dat de zorg voor veiligheid een kerntaak van
de overheid is, maar dat de primaire verantwoordelijkheid daarvoor bij de bedrijven
en instellingen zelf ligt. Alleen indien initiatieven van het bedrijfsleven tot zelfregulering
voldoende bijdragen aan de borging van publieke belangen, kan er voor de rijksoverheid
aanleiding zijn om een stap terug te doen. De zorg voor een evenwichtige balans tussen
zelfregulering en overheidstoezicht blijft een belangrijk aandachtspunt. Zelfregulering
kan het overheidstoezicht niet zomaar vervangen.
Voor wat betreft de organisatie en het functioneren van de rijksinspecties zijn er
de afgelopen jaren enkele structurele keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn:
• clustering van rijksinspecties, dichtbij hun beleidskern en werkveld;
• versterking en uniformering van de onafhankelijke positionering van rijksinspecties
ten opzichte van hun beleidsdepartement;
• het werken als ware één rijksinspectie, door verregaande samenwerking tussen rijksinspecties.
Het kabinet is het met de heer Van Vollenhoven eens dat kunnen leren van fouten een
belangrijk element is van de gewenste veiligheidscultuur bij bedrijven en instellingen.
Zij zijn zelf dan ook verantwoordelijk voor een veiligheidscultuur waarbij leren voorop
staat. De rijksinspecties zien hier ook op toe en dit is een vast onderwerp van gesprek
met de besturen van bedrijven en instellingen.
Daarnaast is het bij incidentonderzoek ook nu al zo dat informatie die aan de rijksinspecties
gegeven wordt in het kader van de bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden, niet gebruikt
kan worden in strafrechtelijk onderzoek.
Het kabinet en de toezichthouders blijven zich daarnaast inzetten voor de verdere
ontwikkeling en innovatie van het rijkstoezicht. Zo wordt thans samengewerkt via het
Programma innovatie toezicht. Daarnaast is er op operationeel niveau op verschillende
plekken sprake van intensieve samenwerking, zoals bij Schiphol en de Rotterdamse haven
en ten aanzien van fraudeaanpak.
Het kabinet blijft voorts inzetten op de verbetering van de slagvaardigheid en de
effectiviteit van het toezicht. Het kabinet hecht eraan om wat de organisatie en werkwijze
van de rijksinspecties betreft, op de ingeslagen weg voort te gaan, zodat lopende
verander- en verbetertrajecten hun beslag kunnen krijgen. De velden waarin de diverse
inspecties werken kennen een grote diversiteit. Het opgaan van de inspecties in één
nationale inspectie zou niet alleen bijzonder ingewikkeld zijn, het zou geen voordelen
opleveren boven het samenwerken «als ware men één rijksinspectie». Bovendien zou het
bundelen afbreuk doen aan het kabinetsbeleid om inspecties – onverminderd hun onafhankelijkheid
– te positioneren «dichtbij hun beleidskern en werkveld».
Wat betreft de onafhankelijkheid van de rijksinspecties, zij ten slotte gewezen op
de borging daarvan door middel van de «Aanwijzingen inzake de rijksinspecties»2. Door deze Aanwijzingen hebben de Ministers die verantwoordelijk zijn voor een rijksinspectie
zich gebonden aan onafhankelijk toezicht.
De Ministers kunnen algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan de rijksinspecties.
De algemene aanwijzingen worden gepubliceerd in de Staatscourant, de bijzondere aanwijzingen
worden, na vaststelling, onverwijld aan de Staten-Generaal gezonden. Een bijzondere
aanwijzing mag bovendien niet gegeven worden ten aanzien van het weerhouden van een
rijksinspectie om een specifiek onderzoek te verrichten of af te ronden, ten aanzien
van de wijze waarop een rijksinspectie een specifiek onderzoek verricht, of ten aanzien
van de bevindingen, oordelen en adviezen van een rijksinspectie.
Met deze regulering ten aanzien van de rijksinspecties is de onafhankelijkheid van
het toezicht adequaat gewaarborgd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties