Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van het lid Koerhuis over de toekomst van gemeentelijk grondbeleid voor woning- en bedrijvenbouw
35 177 Initiatiefnota van het lid Koerhuis over de toekomst van gemeentelijk grondbeleid voor woning- en bedrijvenbouw
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2019
Met deze brief reageer ik op de toegezonden nota van Kamerlid Koerhuis (Kamerstuk
35 177, nr. 2) en wil ik hem bedanken voor dit initiatief. Ik onderschrijf het doel van de nota
om gemeenten meer ruimte te geven voor woning- en bedrijvenbouw en tegelijkertijd
te voorkomen dat er grote financiële risico’s ontstaan. Zoals uit de nota naar voren
komt staan met name gemeenten voor de grote opgave om tijdig voldoende plancapaciteit
beschikbaar te maken voor woningbouw. Dit is nodig om de ambitie van 75.000 nieuwe
woningen per jaar vol te houden. Met onder andere het grondbeleidsinstrumentarium
en de Ladder voor duurzame verstedelijking kunnen gemeenten sturen op het gewenste
gebruik van gronden en zo tijdig komen tot de bouw van voldoende goede en betaalbare
woningen, voor zowel starters als andere woningzoekenden. Daarbij is uiteraard van
belang dat gemeenten grote financiële risico’s vermijden.
Mijn beleid is hierop ook gericht; een toekomstgericht grondbeleid dat geschikt is
voor de diverse maatschappelijke opgaven, waaronder woningbouw, waar wij in Nederland
voor staan. Ik noem onder meer het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom
Omgevingswet (Kamerstuk 35 133), dat binnenkort door uw Kamer wordt behandeld, en ook De studiegroep alternatieve
bekostiging gebiedsontwikkeling, waar de mogelijkheden van (andere) financieringsvormen
van gebiedsontwikkeling worden verkend.
Op enkele specifieke voorstellen van het lid Koerhuis zal ik nader ingaan.
Toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking vraagt om een goede afweging en motivering
van gemeenten bij het toewijzen van nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen.
De Ladder staat niet in de weg om bij het bepalen van de behoefte aan woningen rekening
te houden met planuitval en daarmee te «overprogrammeren». Van belang is dat gemeenten
een goede balans vinden. Er is niet één oplossing voor gemeenten om te voorzien in
een realiseerbare programmering. De situatie op de woningmarkt verschilt tussen de
diverse gemeenten en regio’s en zal steeds om een andere aanpak vragen. Naast rekening
houden met planuitval, kan het bijvoorbeeld ook gaan om een andere verdeling van woningaantallen
binnen een regio of gemeente of het schrappen van plannen die (voorlopig) niet worden
uitgevoerd. In het onderzoek naar de Ladder voor duurzame verstedelijking dat momenteel
naar aanleiding van de motie van de leden Ronnes en Laan-Geselschap1, wordt uitgevoerd, wordt expliciet aandacht besteed aan de mogelijkheden van overprogrammering.
Voor de zomer zal ik u hierover nader informeren.
Commissie BBV
Gemeenten zijn gehouden over het gevoerde grondbeleid financiële verantwoording af
te leggen. Regels daaromtrent zijn vastgelegd in het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten (hierna: BBV). Voor de duiding van deze regels bestaat een
onafhankelijke commissie met experts uit gemeenten, provincies, rijksoverheid en accountancy.
De commissie BBV is momenteel bezig de notities die betrekking hebben op het grondbeleid,
te actualiseren en daar waar nodig onderwerpen te verduidelijken. Daarbij kijkt de
commissie niet uitsluitend naar het beperken en voorkomen van financiële risico’s,
maar ook naar het bieden van ruimte aan gemeenten. Als voorbeeld noem ik dat de commissie
BBV voornemens is in een geactualiseerde notitie Grondbeleid te verduidelijken dat
de termijn van 10 jaar voor gemeentelijke grondexploitaties moet worden gehanteerd
als maximale richttermijn. Van deze termijn kan gemotiveerd worden afgeweken als de
raad tot risico beperkende maatregelen heeft besloten.
Een ander voornemen van de commissie BBV is om voor contractuele verplichtingen die
rusten op bouwgronden in exploitatie – waaronder de bouwclaim – gemeenten erop te
wijzen dat deze toegelicht dienen te worden onder de niet uit de balans blijkende
verplichtingen.
Financieel toezicht
Ik onderschrijf het voorstel van Lid Koerhuis om grondexploitaties expliciet mee te
nemen in de uitwerking van de Agenda Toekomst Toezicht. Grondexploitaties nemen immers
gezien de daarmee gepaard gaande risico’s een belangrijke plaats in binnen het financieel
toezicht door provincies op gemeenten. Zo is er bijvoorbeeld bij de jaarlijkse rapportages
aan uw Kamer over de financiële effecten van de crisis bij de gemeentelijke grondbedrijven
over de jaren 2008 tot en met 2014 steeds intensief samengewerkt met de provinciale
toezichthouders.
Momenteel wordt door mijn ministerie samen met VNG, IPO, Ministerie van Financiën,
provincies en gemeenten gewerkt aan de Agenda Toekomst Toezicht die u eerder dit jaar
is toegezonden (Kamerstuk 29 362, nr. 275). Het verzoek van Lid Koerhuis past binnen de ontwerpprincipes van de Agenda. Daarom
zal ik het onderwerp grondexploitaties inbrengen om mee te nemen in de uitwerking
van het plan van aanpak dat ik uw Kamer dit jaar heb toegezegd.
Tot slot ben ik een groot voorstander van het delen van kennis en goede praktijkvoorbeelden.
Ik zal me daarvoor blijven inzetten, bijvoorbeeld via het expertteam woningbouw en
de regiodagen gemeentefinanciën die voor de zomer zullen worden gehouden en waar de
geactualiseerde notitie Grondbeleid zal worden besproken. Ook de online handreiking
voor de Ladder voor duurzame verstedelijking alsmede het handboek gemeente Governance
Grond(ig) beleid en de Reiswijzer gebiedsontwikkeling zijn goede hulpmiddelen voor
gemeenten.2 Ik zal in overleg met de VNG bekijken op welke manier gemeenten het beste over de
aanpak van Apeldoorn voor bouwclaims kunnen worden geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties