Brief regering : Beantwoording vragen commissie over kalfjessterfte
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1053 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2019
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit heeft gesteld over kalfjessterfte.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Vragen van de leden van de VVD fractie
1
Kunt u een overzicht geven van de kalversterfte over de afgelopen vijf jaar per jaar?
Antwoord
In onderstaande tabel is informatie opgenomen over de geregistreerde sterfte in de
centrale database voor de identificatie en registratie van runderen. Het betreft de
absolute cijfers van alle typen rundveebedrijven. Kalveren die levend worden geboren
en sterven voordat de oormerken worden aangebracht worden geregistreerd als doodgeboren
kalf.
Jaar
Aantal doodgeboren kalveren
Aantal sterfte tot 14 dagen na geboorte
Aantal sterfte tussen 14 en 56 dagen na geboorte
Aantal sterfte tussen 56 en 365 dagen na geboorte
Aantal geboortemeldingen
2013
138.592
46.191
62.659
81.914
1.534.684
2014
142.040
46.223
60.514
81.196
1.575.341
2015
156.303
51.170
62.702
73.017
1.672.717
2016
162.034
59.855
66.381
75.301
1.735.221
2017
152.385
51.462
56.937
64.648
1.642.560
2018
142.809
56.429
52.479
60.076
1.586.697
2
Kunt u een overzicht geven van het percentage kalversterfte en de hoeveelheid bedrijven
die met dat percentage kalversterfte te maken hebben?
Antwoord
In 2018 is op 5.547 rundveebedrijven (33%) de sterfte onder kalveren hoger dan 13%.
Op 1.265 bedrijven (van de 5.547; 8% van het totaal) is de sterfte onder kalveren
hoger dan 20%. Er is gekeken naar de sterfte van kalveren jonger dan 14 dagen oud,
inclusief de doodgeboren kalveren.
In deze analyse zijn alleen de bedrijven met meer dan 20 geboortes per jaar in meegenomen,
het betreft dan 16.793 bedrijven met meer dan 20 kalveren.
3
Kunt u een overzicht geven van de kalversterfte in relatie tot de leeftijd van de
kalveren, de aard van het bedrijf (zoals omvang van het bedrijf, gangbaar biologisch
of andere vorm, kalveropfokbedrijf enz.)?
Antwoord
Voor de kalversterfte in relatie tot de leeftijd zie het antwoord op vraag 1. In I&R
wordt geen onderscheid gemaakt in de aard van het bedrijf. Er wordt dus niet vastgelegd
of het een biologisch bedrijf betreft of een andere bedrijfsvorm. Een analyse over
2018 naar de sterfte op een bedrijf in relatie tot de omvang laat geen duidelijke
verschillen zien tussen de verschillende bedrijfsgrootten.
4
Kunt u een overzicht geven van de trends, zoals kalvergezondheid en het aantal meerlingen
betrokken bij kalversterfte, over de afgelopen vijf jaar?
Antwoord
Om trends op het gebied van diergezondheid te volgen, wordt door de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD) de basismonitoring (BM) uitgevoerd. Dit programma wordt 50/50 gefinancierd
door overheid en sector. Bij opvallende zaken en afwijkingen wordt actie ondernomen.
De afgelopen vijf jaar is ook in de BM de kalversterfte gemonitord, wat mede aanleiding
heeft gegeven voor de sector om tot een pakket aan maatregelen te komen.
Vanuit deze BM zijn de afgelopen vijf jaar geen specifieke trends in de kalvergezondheid
waarneembaar die wijzen op samenhang met kalversterfte, of daar een oorzaak van zouden
kunnen zijn.
De sterfte onder meerlingen is hoger dan die onder éénlingen. Kalfjes, die deel uit
maken van een meerling hebben vaak een lager geboortegewicht en kennen mede daardoor
een moeilijkere start. De kans dat één of meerdere kalfjes van een meerling vroegtijdig
sterven is daardoor groter.
5
Kunt u een overzicht geven van het gebruik van antibiotica in de kalverhouderij over
de afgelopen tien jaar per jaar?
Antwoord
De autoriteit diergeneesmiddelen (SDa) monitort het antibioticumgebruik in de dierhouderij
in Nederland. Het totale gebruik in de dierhouderij is in de periode 2009–2017 verminderd
met 63.4%. In de kalverhouderij nam het gebruik in deze periode af met 40%. In de
meest recente rapportage van de SDa, gestuurd aan uw Kamer op 26 juni 2018 (Kamerstuk
29 683, nr. 243), is het verloop van de reductie per jaar op pagina 19 en 20 grafisch inzichtelijk
gemaakt over de verschillende sectoren.
6
Hoeveel boetes en hoeveel waarschuwingen zijn er de afgelopen vijf jaar per jaar uitgedeeld
door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) over de omstandigheden bij
de geboorte van kalveren of bij de opfok van kalveren?
Antwoord
Aantal per jaar
Waarschuwingen
Boetes
2014
16
3
2015
30
1
2016
32
3
2017
53
3
2018
25
5
7
Kunt u een nadere duiding geven op de constatering in het persbericht dat het gaat
om boerderijen die zuivel en vlees leveren voor de verkoop?
Antwoord
De cijfers, die RTL heeft gepubliceerd, zijn afkomstig uit de I&R-databank runderen
van RVO.nl. In I&R wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype (melkvee of vleesvee).
De cijfers hebben dus niet alleen betrekking op «boerderijen die zuivel en vlees leveren
voor verkoop», maar gaan over alle rundveebedrijven in Nederland. Het gaat om melkveebedrijven,
vleesveebedrijven, opfokbedrijven en kalvermesterijen, maar ook hobbymatige houders
van rundvee.
8
Kunt u een toelichting geven op de passage over de (in het persbericht getoonde) foto’s
en de uitspraak van de NVWA dat misstanden nog steeds voorkomen?
Antwoord
De getoonde foto’s zijn gemaakt tijdens een inspectie waarbij sprake was van ernstige
dierverwaarlozing. Er is in Nederland een kleine groep bedrijven waar sprake is van
ernstige dierverwaarlozing. Dit zijn bedrijven met ernstige of herhaalde tekortkomingen
als het gaat om de naleving van de dierenwelzijnsregels. Tegen deze bedrijven wordt
opgetreden. Er kunnen zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke maatregelen worden
opgelegd. Het beeld wat uit het persbericht ontstaat, dat op alle bedrijven met hoge
kalversterfte sprake zou zijn van ernstige dierverwaarlozing klopt dan ook niet.
9
Welke acties zijn naar aanleiding van de (in het persbericht getoonde) foto’s uitgezet?
Antwoord
Tegen het bedrijf waarvan de in het persbericht getoonde foto’s afkomstig zijn, is
zowel bestuurs- als strafrechtelijk opgetreden. Er is zowel een last onder bestuursdwang
alsmede een last onder dwangsom met herstelmaatregelen opgelegd. Daarnaast is ook
een proces verbaal opgemaakt.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
1
Deelt u de mening dat zo goed als alle melkveehouders ontzettend hun best doen voor
de gezondheid van hun dieren en, in tegenstelling tot diverse media berichten, tijd
en moeite steken in de verzorging van kalveren?
Antwoord
Voor de melkveehouder is de sterfte van elk kalf een verlies, zowel emotioneel als
economisch. Bovendien is de gezondheid van de kalveren tijdens de opfok uiteindelijk
van invloed op de levensduur en gezondheid van de melkveestapel, waardoor er ook indirecte
schade optreedt wanneer de verzorging van kalveren tekort schiet. Ik ben ervan overtuigd
dat het merendeel van de melkveehouders hun tijd goed verdelen over de verschillende
taken en verantwoordelijkheden op het bedrijf, maar zowel vanuit het oogpunt van het
welzijn van de kalveren, de veehouder en de maatschappij is het nodig dat er op een
deel van de bedrijven meer aandacht komt voor de zorg voor de jonge dieren.
2
Kunt u inzicht geven in de precieze definitie van kalversterfte en hoe die berekend
wordt?
Antwoord
Onder kalversterfte versta ik alle sterfte onder kalveren, die ofwel dood worden geboren
ofwel vroegtijdig overlijden. Deze sterfte kan voor verschillende leeftijdscategorieën
worden bekeken. Ook beschikt niet iedereen over dezelfde gegevens om mee te rekenen.
De overheid beschikt over gegevens uit zowel de I&R-databank rundvee als uit de basismonitoring
diergezondheid. De I&R-databank is ontworpen voor tracking and tracing van dieren
voor verschillende doeleinden zoals bijvoorbeeld diergezondheid en niet specifiek
voor het bijhouden van sterfte. Er kan wel informatie over sterftecijfers uit worden
gegenereerd.
In de basismonitoring worden geaggregeerde sterftecijfers bijgehouden van niet-geoormerkte
kalveren (verworpen vruchten vanaf 7 maanden leeftijd, doodgeboren kalveren en sterfte
voor merken), geoormerkte kalveren tot 14 dagen leeftijd, van 15–56 dagen leeftijd
en van 57 dagen tot 1 jaar. In de basismonitoring wordt gerekend met data uit de I&R-databank
en van Rendac. Deze gegevens zijn dus vollediger dan enkel de gegevens uit de I&R-databank,
maar omdat het hier om geaggregeerde gegevens gaat kunnen er geen data op bedrijfsniveau
uit worden gehaald. De zuivelsector heeft via machtigingen, verkregen van melkveehouders,
ook inzicht in de sterftecijfers op bedrijfsniveau (inclusief Rendac gegevens).
In de berichtgeving van RTL zijn gegevens uit de I&R-databank gebruikt. De aandacht
ging hier voornamelijk uit naar de sterfte van kalveren tot 14 dagen. Bij de vaststelling
van de absolute aantallen zijn de geregistreerde doodgeboren kalveren en doodmeldingen
van kalveren geteld. Om het sterftepercentage vast te stellen moet het aantal doodgeboren
kalveren plus het aantal gestorven kalveren voor de leeftijd van 14 dagen worden vergeleken
met het totaal aantal doodgeboortes en geboortes van levende dieren.
3
Kunt u toelichten of verwerpers bijvoorbeeld worden meegeteld als doodgeboortes?
Antwoord
In de Regeling identificatie en registratie van dieren is de volgende definitie opgenomen
voor doodgeboorte: de geboorte van een kalf na een draagtijd door de moeder van minimaal
7 maanden, waarbij het kalf op het moment van geboorte niet levend is, of niet levensvatbaar
is en sterft voordat bij het kalf een merk is aangebracht (artikel 14 sub f). Het
verwerpen van een kalf voordat de dracht 7 maanden duurt wordt dus niet geregistreerd
als doodgeboorte in het I&R-systeem.
4
Welke programma’s lopen er om de kalversterfte terug te dringen?
Antwoord
Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn separaat verzonden brief in reactie
op een verzoek van het lid Bromet (Kamerstuk 28 286, nr. 1052).
5
Zijn de bedrijven in beeld waar sprake is van uitzonderlijk hoge sterfte van kalveren?
Antwoord
Ja, deze bedrijven zijn in beeld.
6
Welke acties zijn ondernomen met deze bedrijven?
Antwoord
In 2017 zijn door de NVWA risicogericht, door middel van data-analyse, 39 melkveebedrijvenbedrijven
met meer dan 20% sterfte geselecteerd. Bij deze bedrijven is een inspectie uitgevoerd
die bestond uit controle op de algemene welzijnsregels. Ook is gekeken naar mogelijke
factoren die van invloed zijn op kalversterfte zoals huisvesting, diergezondheid en
zorg voor (zieke) dieren. Bij 14 inspecties (36%) zijn er overtredingen geconstateerd.
Deze overtredingen hadden met name te maken met het ontbreken van hygiënische huisvesting.
Bij 1 bedrijf is een proces-verbaal opgemaakt en een bestuurlijke maatregel opgelegd.
De overige bedrijven met overtredingen hebben een schriftelijke waarschuwing gekregen.
In 2019 wordt bij de bedrijven die in 2017 zijn geïnspecteerd en die blijkens data-analyse
in 2018 weer in de categorie zaten met meer dan 20% sterfte opnieuw een inspectie
uitgevoerd.
Vragen van de leden van de PvdD-fractie
1
Kunt u bevestigen dat pasgeboren kalfjes zuigelingen zijn, die van nature gemiddeld
zeven keer per dag bij hun moeder zouden drinken, zoals beschreven door Wageningen
University & Research (WUR)?
Antwoord
Ja, dat kan ik bevestigen.
2
Kunt u bevestigen dat het in de melkveehouderij (ook de biologische) standaard werkwijze
is om de kalfjes (die geboren worden om de melkproductie van de koe steeds op gang
te brengen) vrijwel meteen na de geboorte weg te halen bij de moeder, waarna ze in
een eenlingbox worden gezet waarna biest en melk(vervangers) via een kunstmatige drinkvoorziening
worden verstrekt, zoals een drinkautomaat, speenfles, (speen)emmer en soms zelfs via
een sonde?
Antwoord
Er bestaan veel verschillende werkwijzen voor de opvang van een pasgeboren kalf. De
handelwijze varieert van direct weghalen zonder contact, soms enkele uren bij de moeder
laten om droog te laten likken tot het voor een langere periode samen huisvesten van
kalf en koe.
3
Onderschrijft u de analyse van de WUR dat kalfjes van nature een onmiskenbare zuigreflex
hebben, en dat het zuigen, naast het opnemen van voedsel, voor de kalfjes verrassend
veel functies heeft voor het welzijn en de gezondheid?
4
Erkent u dat het zuigen en slikken onder andere zorgt voor het activeren en weer tot
rust brengen van de darmen en dat het zuigen de bloeddruk en de hartslag van het kalf
verlaagt en het de slaap verbetert?
5
Erkent u de analyse van de WUR dat zuigen bij de koe kalmeert, ontspant en het kalf
helpt te leren vertrouwen?
6
Onderschrijft u de constatering van de WUR dat er aanwijzingen zijn dat immunoglobulinen
uit biest beter worden opgenomen wanneer het kalf zuigt?
7
Onderschrijft u de constatering van de WUR dat wanneer kalfjes drinken uit emmers
of zuigen uit speenemmers de zuigreflex niet of niet optimaal werkt, de drinksnelheid
hoger is en de drinkhouding, kwaliteit en temperatuur van de melk anders is dan wanneer
een kalfje wordt gezoogd door zijn moeder?
8
Kunt u bevestigen dat een kalf dat door zijn moeder gezoogd wordt niet alleen gemiddeld
zeven keer per dag bij zijn moeder zou drinken, maar daarmee ook gemiddeld tien-twaalf
liter melk binnen zou krijgen per dag, zoals beschreven door de WUR?
Antwoord vragen 3 t/m 8
Ik onderschrijf de conclusies van het onderzoek van de WUR.
9
Kunt u bevestigen dat de meeste melkveehouders slechts vijf-zes liter melk verstrekken,
verdeeld over slechts twee voerbeurten per dag, waarmee veel kalfjes feitelijk ondervoed
zijn?
Antwoord
In het onderzoek uit 2011 dat WUR aanhaalt staat inderdaad dat veel kalveren twee
keer daags gevoerd worden en dan 5–6 liter per dag krijgen en daarmee te weinig melk
drinken.
10
Erkent u dat wanneer melkveehouders «de zorgtaak van de koe» «overnemen», het kalf
dus vaak minder melk en bovendien geregeld relatief grote hoeveelheden per keer te
drinken krijgt, met alle gevolgen voor het welzijn van het kalf van dien, waaronder
gebreken in de immuunrespons?
Antwoord
Dit hangt van het management van de individuele melkveehouder af. De zorg moet worden
afgestemd op het individuele dier.
11
Kunt u bevestigen dat verteringsproblemen, zoals voedingsdiarree, regelmatig voorkomen
bij jonge kalfjes die na de geboorte bij hun moeder zijn weggehaald en vervolgens
door de melkveehouder van melk(vervangers) worden voorzien?
Antwoord
Diarree komt regelmatig voor bij jonge kalfjes en kan verschillende oorzaken hebben.
Naast voeding gerelateerde factoren kunnen ook bacteriële of virale infecties diarree
veroorzaken.
12
Kunt u bevestigen dat de wijze waarop kalfjes door mensen (in plaats van hun moeder)
worden gevoed er regelmatig toe leidt dat melk niet in de lebmaag terecht komt, maar
in de pens, waar het gaat rotten en gisten?
Antwoord
Het kalf is in tegenstelling tot een volwassen rund (nog) geen herkauwer. De aanleg
van de voormagen (o.a. de pens) zijn er al wel maar met behulp van de zogenaamde slokdarmsleufreflex,
welke bij jonge kalveren optreedt, wordt de melk/biest rechtstreeks naar de lebmaag
geleid en komt dus niet in de pens. De reflex wordt opgewekt door chemische (bestanddelen
uit de melk) en mechanische (bv speenvoedering) prikkels. Ook andere prikkels (zogenaamde
voorwaardelijke reflexen (conditionering)) zijn van belang voor het goed werken van
de reflex. Hierbij kan gedacht worden aan de temperatuur (melk moet warm zijn) en
concentratie van de melk en de regelmaat van drinken. Het feit dat kalfjes dus door
een mens in plaats van de koe worden gevoed heeft niet direct tot gevolg dat er melk
in de pens terecht komt. De prikkels die nodig zijn voor het goed functioneren van
de slokdarmsleufreflex kunnen namelijk ook door de mens worden geïmiteerd.
13
Heeft u gezien dat de sector adviseert om gebruik te maken van een speenemmer, omdat
het kalfje daarmee gestimuleerd zou worden om op een «natuurlijke manier» melk te
drinken?
Antwoord
Ik heb het artikel waarnaar u verwijst gezien.
14
Vindt u bovenstaand advies van de sector niet wrang in de wetenschap dat de mogelijkheid
om op «natuurlijke manier» te melk drinken deze kalfjes juist actief wordt onthouden?
Antwoord
Dit is volgens mij niet hoe het bedoeld is in dit artikel.
15
Kunt u bevestigen dat een melkveehouder zelf bepaalt op welke manier hij een pasgeboren
kalf biest en melk(vervangers) laat drinken: via een fles, een (speen)emmer of via
het inbrengen van een sonde?
Antwoord
Ja. In artikel 2.42 van het Besluit houders van dieren is vastgelegd dat een veehouder
de kalveren zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes uur na hun geboorte,
koebiest te drinken moet geven, de manier waarop dit gebeurt mag de veehouder zelf
bepalen. Zo kan de veehouder de zorg het beste afstemmen op het individuele dier.
16
Heeft u kennisgenomen van het instructiefilmpje van Agrio TV waarin een veearts voordoet
hoe je een «starre» sonde van zo’n halve meter via de mond van een kalfje, door de
slokdarm, in zijn maag moet steken?
Antwoord
Ik heb het filmpje bekeken.
17
Heeft u daarbij gezien dat de veearts wijst op mogelijke gevaren, bijvoorbeeld dat
de sonde in de luchtpijp terecht kan komen en dat er een kans bestaat op verslikking
als de melk te vroeg of met te grote druk wordt verstrekt?
Antwoord
Ja, dat heb ik gezien.
18
Denkt u dat het bekijken van een instructiefilmpje voldoende is om deze gevaren te
vermijden?
Antwoord
Ik vind het van belang dat een veehouder goed is geïnstrueerd voordat hij zelf dergelijke
handelingen uitvoert.
19
Kunt u bevestigen dat een veehouder zelf een sonde van een halve meter mag inbrengen
in de maag van een pasgeboren kalfje en dat daar geen dierenarts aan te pas hoeft
te komen?
Antwoord
Ja. Zie hiervoor ook mijn antwoorden op de vragen 16 tot en met 18.
20
Kunt u bevestigen dat bij het inbrengen van een sonde het risico bestaat dat de sonde
in de luchtpijp terecht?
Antwoord
Ja.
21
Kunt u bevestigen dat bij het inbrengen van een sonde het risico bestaat dat het kalfje
infecties krijgt door bacteriën op het materiaal?
Antwoord
Ja.
22
Kunt u bevestigen dat het aanbrengen van een sonde wordt gepresenteerd als welzijnsmaatregel?
Antwoord
Het gebruik van een sonde kan nodig zijn om het pasgeboren kalf de nodige zorg te
verlenen, bijvoorbeeld als het kalf niet zelfstandig kan drinken, en is op dat moment
in het belang van het welzijn van het dier.
23
Hoe vaak wordt er gekozen voor het inzetten van een sonde om een pasgeboren kalf te
voeden en wat zijn hiervoor de redenen?
Antwoord
Ik kan geen cijfers overleggen van de mate en frequentie waarin sondevoeding wordt
toegepast bij kalveren. Doorgaans wordt alleen bij zwakke kalveren, die bijvoorbeeld
onvoldoende zuigreflex hebben, biest met de sonde toegediend. Hiermee wordt dus directe
zorg aan het pasgeboren kalf verleend. Het opnemen van biest in de eerste paar uren
is namelijk erg belangrijk.
24
Vindt u dat het feit dat een maagsonde door de sector wordt gepresenteerd als een
snelle, praktische en veilige methode voor het verstrekken van biest aan kalfjes in
lijn ligt met uw positie dat het voeden met de kunstspeen voorkeur heeft boven de
sonde, omdat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de natuurlijke behoefte van het kalf
en tevens een goede maag-darm werking op gang wordt gebracht?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 23 is het gebruik van een sonde
soms noodzakelijk. Ik sta niet achter het routinematig gebruik van een sonde.
25
Is u bekend dat uitdroging door een combinatie van vochtverlies door diarree en te
weinig vochtverstrekking doodsoorzaak nummer één is bij kalfjes (56%)?
Antwoord
Deze cijfers worden inderdaad genoemd in het essay van WUR.
26
Vindt u het ook aannemelijk dat de natuurlijke manier van drinken van het kalfje bij
de moederkoe een gezonder kalf voortbrengt?
Antwoord
Het laten drinken van een kalf bij de moeder geeft niet noodzakelijkerwijs een gezonder
kalf. Ook als kalveren bij de moeder drinken kunnen zij te weinig biest binnen krijgen.
Het is dan ook minder makkelijk te controleren hoeveel het kalf binnen krijgt. Kunstmelk
heeft ook een constante samenstelling en is vrij van ziektekiemen die van de moeder
op het kalf kunnen overgaan. Gebruik van kunstmelk kan bij aanwezigheid van deze ziektekiemen
te prevaleren zijn boven melk van het moederdier. Het is aan de veehouder om te bepalen
wat de beste zorg is voor het individuele kalf.
27
Wat doet het tekort aan melk, het aanbieden in te grote hoeveelheden, in ook nog eens
drinkvoorzieningen die ze niet snappen of leiden tot problemen omdat ze te snel drinken,
met de gezondheid van een kalf, denkt u?
Antwoord
De manier waarop de melk wordt aangeboden en de hoeveelheden dienen te zijn afgestemd
op het kalf.
28
Kunt u bevestigen dat er, naast de kalfjes die dood worden geboren of door ziekte
in de eerste 14 dagen sterven in de stal, ook kalfjes worden doodgespoten op het bedrijf?
Antwoord
Ja, dit gebeurt, maar is geen routine. Er kunnen zich situaties voordoen waarin het
noodzakelijk is dat een dier verder lijden wordt bespaard, zoals ziekten en ongevallen.
29
Hoeveel kalfjes zijn er per jaar doodgespoten in 2015, 2016, 2017 en 2018?
Antwoord
Over deze gegevens beschik ik niet.
30
Op welke leeftijd is dit gebeurd (tot 14 dagen, 14 dagen tot zes maanden of zes maanden
tot een jaar)?
Antwoord
Over deze gegevens beschik ik niet.
31
Hoeveel kalfjes zijn hiervan doodgespoten omdat zij te licht waren?
Antwoord
De sector zet zich ervoor in dat alle kalveren een nuttige bestemming krijgen. Het
euthanaseren van kalveren alleen omdat zij te licht zijn, past niet binnen dit beleid.
Kalfjes die lichter zijn dan 36 kg mogen volgens private afspraken in de sector niet
worden afgevoerd naar het vleeskalverbedrijf, en blijven dus langer op het melkveebedrijf
om zwaarder en sterker te worden. Als kalveren op 35 dagen leeftijd nog een 36 kg
zijn spelen er vrijwel altijd meer gezondheidsproblemen en is het de vraag of een
dier een waardig leven tegemoet gaat. In zulke gevallen kan omwille van het welzijn
van het dier euthanasie te prefereren zijn.
32
Hoeveel kalfjes zijn hiervan doodgespoten om medische redenen en wat waren deze redenen?
Antwoord
Over deze gegevens beschik niet.
33
Hoeveel kalfjes zijn er in deze periode doodgespoten omdat zij niet konden worden
«afgezet», omdat het aanbod van kalfjes groter was dan de vraag?
Antwoord
Alle kalveren die gezond zijn en op 35 dagen leeftijd een gewicht van 36 kg hebben
behaald, krijgen een plek in de kalverhouderij. Dieren die hieraan niet voldoen vallen
onder verantwoordelijkheid van de veehouder en kunnen een andere bestemming, zoals
de roodvleessector krijgen. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 31.
34
Wie spuit de kalfjes dood?
Antwoord
Op het moment dat een dier geëuthanaseerd dient te worden, moet er worden voldaan
aan de vigerende wetgeving. Het doden door middel van een injectie is voorbehouden
aan een dierenarts.
35
Wie beoordeelt of het gerechtvaardigd of noodzakelijk is om de kalfjes dood te spuiten
en wat zijn hierbij de afwegingen?
Antwoord
Deze afweging dient primair door de veehouder gemaakt te worden, al dan niet in samenspraak
met zijn of haar dierenarts. Het doden van gezonde, jonge, te licht bevonden kalveren
om alleen economische redenen vind ik maatschappelijk gezien onacceptabel.
36
Kunt u bevestigen dat kalfjes die na 14 dagen te licht zijn om te worden afgevoerd
naar een mesterij, sinds anderhalf jaar -als gevolg van de invoering van het sectorplan
Vitaal kalf- nog 20 dagen op het melkveebedrijf blijven om zwaarder te worden?
Antwoord
Dat klopt. Veehandelaars nemen geen kalveren mee die op 14 dagen leeftijd nog geen
36 kg zijn.
37
Kunt u bevestigen dat kalfjes die na deze 20 dagen nog steeds te licht zijn, op verzamelplaatsen
terecht komen?
Antwoord
Dat is niet correct. Voor dieren die na 35 dagen nog niet op een gewicht van 36 kg
zijn, is geen plek in de kalverhouderij en deze dieren worden niet meegenomen naar
een verzamelplaats. Zie verder ook mijn antwoorden op de vragen 31 en 33.
38
Wat is er sinds de invoering van deze regel gebeurt met de kalfjes die na deze periode
van 34 dagen op verzamelplaatsen terecht zijn gekomen?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 37 zijn deze kalfjes niet op verzamelplaatsen
terecht gekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit