Brief regering : Gezamenlijk statement over het BICC
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1600 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2019
Tijdens de Eurotop van 14 december vorig jaar (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1412) zijn belangrijke stappen gezet om de Economische en Monetaire Unie (EMU) te versterken.
Regeringsleiders maakten onder andere afspraken over de hervorming van het ESM, waaronder
over een raamwerk voor het omgaan met schuldhoudbaarheid, een grotere rol voor het
ESM bij het verstrekken van stabiliteitssteun en de vormgeving van de achtervang van
het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds. Daarnaast heeft de Eurotop de Eurogroep
gevraagd om de kenmerken van een begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen
(BICC) uit te werken. Deze afspraken bevatten veel punten waarvoor het kabinet zich
had ingezet, en konden rekenen op de steun van Nederland.
Tijdens de Eurotop, en de Eurogroep van 3 december (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1560) die eraan vooraf ging, heeft veel discussie plaatsgevonden over een begrotingsinstrument
voor de eurozone. Diverse lidstaten en de Europese Commissie wilden een instrument
voor de stabilisatie van schokken in de eurozone. Nederland vond een dergelijke stabilisatiefunctie
niet nodig en niet wenselijk. Als uitkomst van dit krachtenveld is besloten om te
werken aan een instrument dat als doelstelling heeft om convergentie en concurrentievermogen
te bevorderen. Afgesproken is dat het BICC onderdeel zal uitmaken van de EU-begroting,
complementair zal zijn aan andere instrumenten en onderhevig zal zijn aan voorwaarden
en strategische aansturing vanuit de lidstaten. Het instrument zal daarnaast tot stand
komen op basis van de normale, communautaire wetgevingsprocedure, op basis van het
relevante Commissievoorstel, indien nodig aangepast. De omvang van het instrument
zal worden bepaald in de context van het Meerjarig Financieel Kader (MFK).
De afspraken op gebied van het ESM, de bankenunie en het BICC worden momenteel uitgewerkt.
Uw Kamer is in de afgelopen maanden over de voortgang geïnformeerd in de verslagen
over de Eurogroep en de Ecofinraad, recentelijk nog in het verslag van de vergaderingen
van 5 en 6 april (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1596).
Om de onderhandelingen over het BICC tijdig en effectief te beïnvloeden, heeft Nederland
samen met zes gelijkgezinde lidstaten, Denemarken, Finland, Ierland, Letland, Litouwen
en Zweden, een verklaring opgesteld, waarin ze hun gezamenlijke ideeën over de vormgeving
van het instrument onder de aandacht brengen.1 Hierbij zend ik u deze verklaring, die vandaag aan de voorzitter van de Eurogroep
is verzonden2. De inhoud van de verklaring is in lijn met de eerder gecommuniceerde inzet van het
kabinet.
De verklaring benadrukt dat het instrument als doel heeft de convergentie en concurrentiekracht
in de eurozone en EU in bredere zin te versterken. Juist op dat terrein kan het BICC
meerwaarde leveren ten opzichte van bestaande Europese begrotingsinstrumenten. Volgens
het kabinet ligt de belangrijkste uitdaging van de Economische en Monetaire Unie in
het versterken van nationale economieën. Dat vraagt in de eerste plaats om een verhoging
van de productiviteitsgroei in het eurogebied, die de basis vormt voor concurrentievermogen
en welvaart en het afgelopen decennium in een aantal eurolanden is achtergebleven
bij andere ontwikkelde economieën. Daarnaast kan het bevorderen van de dynamiek op
arbeids- en productmarkten het aanpassingsvermogen van eurolanden versterken.
Er is momenteel een belangrijke rol weggelegd voor het Europees Semester om landen
aan te sporen hervormingen door te voeren die hun nationale economieën versterken.
De hervormingen die worden geïdentificeerd in de landenspecifieke aanbevelingen in
het kader van het Semester wijzen in de ogen van het kabinet doorgaans in de goede
richting. Het kabinet denkt daarom constructief mee om het BICC zo vorm te geven dat
het de implementatie van aanbevelingen in het kader van het Semester bespoedigt. Het
BICC kan, onder de juiste voorwaarden vormgegeven, prikkels aan lidstaten geven om
hun economie te hervormen en toekomstbestendig te maken. Dit past bij de door het
kabinet eerder gecommuniceerde wens om de koppeling tussen de EU-begroting en het
Europees Semester te versterken en bij de positieve grondhouding van het kabinet ten
aanzien van het Commissievoorstel voor de reform delivery tool (RDT), zoals weergegeven in het betreffende BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2633).
De verklaring noemt een aantal voorwaarden waaraan het BICC zou moeten voldoen om
de effectiviteit van het instrument te waarborgen. Zo zou gewerkt moeten worden met
nationale cofinancieringspercentages om de betrokkenheid van de lidstaten te vergroten
en zouden lidstaten zich moeten houden aan bestaande afspraken, zoals de Europese
begrotingsregels, om aanspraak te mogen maken op het instrument. Er is daarnaast een
groeiende consensus dat het instrument zich zal richten op de ondersteuning van hervormingen
en investeringen die bijdragen aan convergentie en de concurrentiekracht van een lidstaat.
Welke dat zijn, kan mede in het kader van het Europees Semester worden geïdentificeerd.
Om de eenheid van de EU-begroting te borgen, stelt de verklaring dat het BICC zou
moeten worden gefinancierd binnen de EU-begroting en onder het MFK-plafond. Het ligt
voor de hand om het instrument dan ook toegankelijk te maken voor EU-lidstaten buiten
de eurozone. De verklaring noemt in dit verband de mogelijkheid om te werken met een
loket voor eurolanden en een loket voor niet-eurolanden, waarbij de laatste op vrijwillige
basis zouden kunnen deelnemen. Lidstaten die niet deelnemen zouden dan gecompenseerd
kunnen worden. In lijn met de Nederlandse MFK-inzet hechten de zeven lidstaten eraan
dat besprekingen over het BICC niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming over
het MFK.
Een aantal landen heeft de afgelopen maanden duidelijk gemaakt additionele bijdragen
van eurolanden door middel van bijvoorbeeld specifieke belastingen aan het instrument
mogelijk te willen maken, buiten de reguliere eigen middelen voor het MFK. In de verklaring
stellen de ondertekenende lidstaten hier geen voorstander van te zijn.
Daarnaast hechten sommige landen aan een intergouvernementele overeenkomst (IGA) voor
de governance van het instrument en om additionele afdrachten van eurolanden mogelijk te maken.
Nederland heeft geen principiële bezwaren bij een IGA als instrument om tot afspraken
te komen, maar is vooralsnog niet overtuigd van de toegevoegde waarde.
Het BICC zal onderwerp van gesprek zijn tijdens bijeenkomsten van de Eurogroep in
mei en juni. Daarbij zal Nederland erop letten dat de kaders van de afspraak van december
worden gerespecteerd en inzetten op een vormgeving van het instrument die recht doet
aan de hierboven beschreven en eerder geformuleerde kabinetsinzet. Over de voortgang
van de besprekingen zal uw Kamer op reguliere wijze worden geïnformeerd.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën