Brief regering : Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid
33 009 Innovatiebeleid
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 70 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2019
Op 13 juli 2018 heb ik u geïnformeerd over het missiegedreven innovatiebeleid (Kamerstukken
33 009 en 32 637, nr. 63). De economische kansen van de maatschappelijke uitdagingen en de ambitie om een
vooraanstaande rol te spelen op een aantal sleuteltechnologieën staan daarin centraal.
Daarmee wil het kabinet de innovatiekracht van de topsectoren gebruiken om grote maatschappelijke
uitdagingen aan te pakken én de concurrentiekracht van ons land te versterken. Dit
draagt tevens bij aan de doelstelling om 2,5% van ons BBP aan R&D uit te geven. We
bouwen daarbij voort op de stevige basis die in de topsectorenaanpak is gelegd, waarbij
een intensieve publiek-private samenwerking is ontstaan.
In de brief is aangekondigd dat in het kader van het missiegedreven topsectoren en
innovatiebeleid op de maatschappelijke thema’s Energietransitie en Duurzaamheid; Landbouw,
Water en Voedsel; Gezondheid en Zorg; en Veiligheid door de betrokken departementen
missies worden opgesteld. Dit is de afgelopen maanden gebeurd. De missies zijn door
het kabinet vastgesteld. Deze missies hebben als doel de gezamenlijke aanpak van maatschappelijke
uitdagingen te versterken en economische kansen goed te benutten. Daarnaast is vorig
jaar aangekondigd dat er voor sleuteltechnologieën meerjarenprogramma’s worden opgesteld.
Daarvoor is een plan van aanpak uitgewerkt.
In deze brief geef ik, namens het kabinet, een inhoudelijke toelichting op de missies
en de aanpak voor de sleuteltechnologieën. Daarnaast beschrijf ik het vervolgproces.
De verschillende betrokken partijen gaan verder met de missies aan de slag. De topsectoren
hebben daarin een belangrijke rol. Zij zijn op dit moment bezig met het opstellen
van kennis- en innovatieagenda’s waarin ze aangeven hoe ze kunnen bijdragen aan de
realisatie van de missies en sleuteltechnologieën. Bij die kennisagenda’s staan niet
langer de sectoren centraal maar de maatschappelijke thema’s en de sleuteltechnologieën.
Dit licht ik verder in deze brief toe. Daarnaast gaan de topsectoren aan de slag met
human capital en internationalisering, de aanpak is daarmee breder dan innovatie alleen.
Missiegedreven aanpak als uitgangspunt topsectoren- en innovatiebeleid
Gezonder ouder worden, een betaalbare zorg, voldoende schoon water, zuinig omgaan
met grondstoffen en natuur, minder uitstoot van broeikasgassen, betaalbare en duurzame
energie, plasticvrije wateren, voldoende en gezond voedsel, een veilig Nederland om
te wonen en te werken. Zomaar een greep uit de doelen die we onszelf voor 2020, 2025
en 2050 stellen.
Ambitieuze doelen die niet direct een kant-en-klare oplossing hebben en verder gaan
dan het gebaande pad. Voor het houden van droge voeten, voldoende voedsel en schoon
water of het verwarmen en produceren met andere energie hebben we zowel grote als
kleine vondsten nodig. Van wetenschappers en ondernemers die kansen zien en van de
overheid die richting en urgentie aangeeft. Publiek-private samenwerking (PPS) via
de topsectoren is een belangrijke voorwaarde om daar te komen.
Box 1: regeneratieve geneeskunde als bijdrage aan een betere kwaliteit van leven
In de zorg worden chronische ziekten hoofdzakelijk behandeld, bijvoorbeeld met nierdialyse.
Regeneratieve geneeskunde maakt het mogelijk om van behandeling van chronische ziekten
naar genezing te gaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van lichaamseigen materiaal om
ziek weefsel en organen te herstellen. Om dit te stimuleren is het initiatief RegMedXB
gestart (regenerative medicines crossing borders). Dit is een publiek-privaat samenwerkingsverband
dat al 40 publieke en private partijen bindt in een gezamenlijke ambitie en agenda.
De eerste stappen zijn gezet op het terrein van nierziekten, diabetes type1, osteoartritis
en cardiovasculaire aandoeningen, met als belangrijk doel het verbeteren van de kwaliteit
van leven van patiënten. Eind 2018 hebben alle betrokkenen hun commitment gegeven
aan de verdere opschaling van RegMedXB.
RegMedXB is een voorbeeld van de PPS’en die de topsector LSH initieert en stimuleert
om innovaties naar de markt te brengen. Maatschappelijke organisaties, zoals de gezondheidsfondsen,
spelen hierbij een belangrijk rol. RegMedXB is een voorbeeld van een nieuwe vorm van
samenwerken tussen alle partners waarbij de vertaling van excellente wetenschap naar
bedrijvigheid wordt gestimuleerd, met uiteindelijke doel om te komen tot oplossingen
voor de patiënt en de samenleving.
Hollandse handigheid
De Nederlandse historie zit er vol mee. Neem de Deltawerken. Uitgeroepen tot een van
de zeven moderne wereldwonderen, maar ontstaan uit pure noodzaak voor een heel Nederlands
probleem van hoog water. Succes was er niet direct. De eerste plannen lagen er in
1942. In 1953 gaf de Watersnoodramp de doorslag. Het bouwen van het collectief aan
stormvloedkeringen, dammen en sluizen dat we nu kennen als de Deltawerken, nam ruim
43 jaar in beslag. En zelfs daarmee is de strijd tegen een teveel of juist tekort
aan water voor Nederland nog niet voorbij, de klimaatverandering maakt dat eens te
meer duidelijk.
Dat is ook wat Nederland typeert: niet bij de pakken neerzitten, maar oplossingsgericht
en inventief pragmatische oplossingen vinden voor uitdagende omstandigheden. Ontstaan
vanuit nationale noodzaak, met een prominente rol voor de overheid, verder ontwikkeld
met onderzoek en ver buiten de landsgrenzen lucratief gemaakt door ondernemers.
Die wereldwijde koppositie in watermanagement brengt Nederlandse onderzoekers en bedrijven
naar alle uithoeken van de wereld. In New Orleans werden na orkaan Katrina bijvoorbeeld
Nederlandse waterexperts ingevlogen en kreeg Arcadis opdrachten met een grote economische
waarde om een deltaplan met oer-Hollandse stormvloedkeringen, dijken en pompen te
realiseren.
Dit is slechts een voorbeeld van het potentieel dat in dit domein aanwezig is, net
zoals op vele andere terreinen zoals energie, duurzaamheid, landbouw, voeding, zorg
en veiligheid. We beginnen dus niet bij nul!
Topsectorenaanpak waarbij publieke en private partijen samenwerken
Sinds 2011 bundelen we onze krachten in negen topsectoren waar Nederland mee uitblinkt.
Hier zitten grote en kleine ondernemers, wetenschappers en de overheid samen aan tafel.
Om internationale kansen te verzilveren, innovaties van de grond te krijgen en financiële
middelen te mobiliseren.
Daar hebben we in moeten groeien. De eerste stap was nodig om elkaar beter te begrijpen
en alle relevante partijen op de been te krijgen. Stap twee was nodig om het bedrijfsleven
intensiever bij de investeringen in publieke research & development te betrekken.
Om prioriteiten te stellen waar iedereen zich in kon vinden en om verrassende combinaties
tussen sectoren te leggen. Tegelijk werd duidelijk welke talenten we daarvoor nodig
hebben. Dit had tijd nodig en gedurende het proces hebben we veel bijgeleerd.
Maatschappelijke uitdagingen
Voortbouwend op de ervaring opgedaan in de afgelopen jaren stellen we de economische
kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal in het missiegedreven
topsectoren- en innovatiebeleid. Deze stap richt zich op een concrete vertaling van
maatschappelijke uitdagingen naar missies en vervolgens in een gezamenlijke aanpak
om die missies te realiseren. Het doel is om de sterk ontwikkelde topsectoren te koppelen
aan deze missies en innovatievragen, zoals minder CO2-uitstoot, meer digitale veiligheid en meer gezonde levensjaren voor iedereen.
Om tot baanbrekende oplossingen te komen hebben we tevens slimme fabrieken, sterke
sensoren, krachtige biochips en techniek op maat nodig, dus investeringen in de ontwikkeling,
toepassing en opschaling van sleuteltechnologieën zijn nodig. Ontstaan in Nederland,
met verdienkansen tot ver over de landsgrenzen.
Box 2: Economische kansen in 7 miljoen kilometer klimaatneutraal asfalt.
Een goed voorbeeld van deze publiek-private samenwerking is de N211. Deze weg, dwars
door het Westland, moest van de provincie Zuid-Holland CO2-negatief worden. Zoiets bestond nog niet. Kosten en tijd waren nog niet beproefd.
BAM Infra nam de uitdaging aan, samen met diverse bedrijven in de regio. Al doende
vond men steeds nieuwe oplossingen om CO2 te besparen of om problemen op te lossen.
Lantaarnpalen en bushokjes die zelf energie opwekken. Het oude, teerhoudende asfalt
werd met schimmels gereinigd. Voor de damwand was minder staal nodig, dankzij een
duurzame oplossing om het staal roestvrij te houden. De restwarmte uit het wegdek
wordt gedeeld met naburige bedrijven. Bouwmaterialen zijn zoveel mogelijk hernieuwbaar
of zijn hergebruikt uit de oude weg. Uiteindelijk leverde dit 21 verschillende maatregelen
op om CO2-uitstoot en energie te besparen. Doordat de weg extra vlak en met de juiste textuur
is aangelegd, besparen weggebruikers gemiddeld 2,5% brandstof. Het gestelde doel van
4.000 ton CO2-vermindering werd overtroffen door 13.000 ton minder CO2 uit te stoten. Met ruim 135.000 km openbare weg in Nederland en bijna 7 miljoen km
weg in heel Europa valt hier voor Nederlandse bedrijven absoluut winst te halen.
Het bundelen van krachten bleek in deze gevallen de enige manier om het proces te
versnellen, te versterken en überhaupt te behalen.
Oplossingen van morgen
Verbetering, groei en verduurzaming ontstaan niet vanzelf. Alle betrokken partijen
hebben hier hun rol in te spelen. De ondernemer die onderneemt en verdienkansen ziet.
De wetenschapper die nieuwe technieken en ideeën onderzoekt, de ontwerper die werkt
aan verduurzaming van onze steden en landschappen. De overheid die de juiste omstandigheden
schept om nieuwe oplossingen in de praktijk te brengen. Deze aanpak vraagt om verder
te gaan dan we tot nu toe geweest zijn. En vraagt dat we niet alleen investeren in
nieuwe technologie, maar ook in de brede uitrol van die technologie. Daarbij zijn
sociale en culturele aspecten ook van groot belang. Uiteindelijk willen we het maximale
maatschappelijke en economische effect uit elke euro, idee en oplossing halen. Dat
deze oplossingen zo interessant en lucratief zijn dat grote bedrijven, het mkb, start-ups
en scale-ups er ook buiten de Nederlandse grenzen aan kunnen verdienen.
Aan de oplossingen van morgen, volgend jaar en het volgende decennium wordt nu al
gewerkt. Met deze missies worden de ambities aangescherpt en is er extra inzet nodig
van ondernemers, onderzoekers, maatschappelijke organisaties en de overheid.
Missies op vier maatschappelijke thema’s
De missies voor het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid zijn nu klaar. Deze
zijn op initiatief van het kabinet door de departementen in samenspraak met de topsectoren,
kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en regionale overheden
voor de vier genoemde thema’s opgesteld. Hieronder vindt u per thema de kern van de
missies1. Met deze missies zijn grote maatschappelijke uitdagingen vertaald in concrete doelen
en ambities. Missies hebben het karakter van een stip op de horizon. De ambities rijken
soms verder dan de huidige beleidsdoelen en zijn daarmee een wenkend perspectief.
Verschillende van deze missies sluiten ook aan op de Sustainable Developmont Goals
(SDG’s). De missiesdagen de topsectoren uit om met concrete oplossingen te komen,
maar vragen tegelijk een inzet van de overheid om de juiste randvoorwaarden voor innovatie
te creëren. De intensieve interactie tussen de departementen en de topsectoren de
afgelopen maanden is vruchtbaar gebleken, en dat willen we voortzetten.
Energietransitie en duurzaamheid
Onze samenleving draait om wat de aarde en de economie ons te bieden hebben. Om in
2050 een leefbare aarde te hebben, moeten we een grote inspanning doen ten aanzien
van het klimaat. We willen de nationale broeikasgasuitstoot terugdringen met 49% in
2030, oplopend naar 95% in 2050 ten opzichte van 1990. Ook moeten we inventiever omgaan
met de grondstoffen die we hebben. Nu verspillen we veel van die grondstoffen, zonder
ze een tweede leven te gunnen. In een circulaire economie bestaat geen afval en worden
grondstoffen steeds opnieuw gebruikt.
Dat betekent dat we onder meer gaan werken aan de verduurzaming van het elektriciteitssysteem
en de gebouwde omgeving waarin aardgas geen rol meer speelt, een klimaatneutrale en
concurrerende industrie, emissieloze mobiliteit, een volledig circulaire economie
en een klimaatneutrale landbouw. Onder dit thema zijn twee missies geformuleerd. De
eerste missie is één op één gekoppeld aan het Klimaatakkoord; deze missie staat nader
uitgewerkt in de Integrale Kennis en Innovatieagenda Klimaat en Energie (IKIA). Daarnaast
bevat onderliggend document – buiten de IKIA – een aantal aanvullingen op deze missie
met betrekking tot duurzame mobiliteit voor de terreinen smart mobility, duurzame
luchtvaart en een duurzame maritieme sector. De tweede missie is gekoppeld aan het
Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 en het Grondstoffenakkoord. De missies luiden:
• Het terugdringen van de nationale broeikasgasuitstoot met 49% in 2030, op weg naar
95% in 2050 ten opzichte van 1990. Dat valt uiteen in:
• Een volledig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050;
• Een CO2-vrije gebouwde omgeving in 2050;
• Een klimaatneutrale industrie met hergebruik van grondstoffen en producten in 2050;
• Emissieloze mobiliteit voor mensen en goederen in 2050;
• Een netto klimaatneutraal landbouw- en natuursysteem in 2050.
• Een duurzaam gedreven, volledig circulaire economie in 2050. Voor 2030 is de doelstelling
halvering van het grondstoffengebruik.
Landbouw, water en voedsel
Nederland is een van de toonaangevende landen op het terrein van landbouw, water en
voedsel, waterveiligheid en de maritieme sector. Hoe mooi onze resultaten ook zijn,
er komen grote uitdagingen op ons af op het terrein van voedselproductie, klimaatverandering,
waterkwaliteit en duurzaam gebruik en beheer van grote wateren. In Nederland functioneren
de ketens van product tot consument voor landbouw en voedselproductie efficiënt en
tegen lage kosten. Nadeel is dat de marges laag zijn, wat de sector economisch kwetsbaar
maakt, en de druk op de leefomgeving hoog. Om ervoor te zorgen dat Nederland duurzaam
en klimaatneutraal voedsel en groen kan produceren, moeten we kringlopen nog beter
gaan sluiten. Wereldwijd hebben we te maken met een sterk groeiende, welvarende en
geürbaniseerde bevolking waardoor de druk op natuurlijke hulpbronnen, zoals water,
toeneemt. Urbanisatie leidt er ook toe dat een groeiend deel van de bevolking niet
meer weet hoe voedsel geproduceerd wordt, waardoor de waardering voor voedsel is afgenomen
en veel voedsel wordt verspild. De huidige consumptiegewoonten veroorzaken bovendien
gezondheidsproblemen zoals overgewicht en vormen daarmee een belangrijke oorzaak van
ziekten, zoals hart- en vaatziekten of diabetes. Ook liggen er opgaven voor de landbouw
om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Als deltaland beschikt Nederland over veel grote wateren zoals de Noordzee, rivieren,
meren en de territoriale wateren in de Cariben. Het economisch belang van deze wateren
neemt enorm toe, de keerzijde is dat ruimtelijke en ecologische druk sterk toenemen.
Voor de scheepvaart ligt er een opgave om dit veiliger, slimmer en emissieloos te
maken. Tot slot liggen er grote opgaven voor het waterbeheer en het klimaatbestendig
inrichten van Nederland. De snelheid van zeespiegelstijging is onzeker en extreem
weer neemt toe. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de inrichting van het landelijk
en stedelijk gebied, maar ook voor de waterafhankelijke sectoren zoals de landbouw
en scheepvaart. In het Global Riskreport 2019 van het World Economic Forum worden
mondiaal het falen van klimaatmitigatie en -adaptatie, extreme weersomstandigheden,
watergerelateerde crises, afname van biodiversiteit en het instorten van ecosystemen
als toprisico’s gezien.
Vernieuwende en integrale strategieën zijn daarbij nodig om onze voedselzekerheid,
biodiversiteit, gezondheid, waterkwaliteit, zoetwatervoorziening en waterveiligheid
ook in de toekomst te waarborgen. Daarom zijn de volgende missies geformuleerd:
• Kringlooplandbouw: In 2030 is in de land- en tuinbouw het gebruik van grondstoffen
en hulpstoffen substantieel verminderd en worden alle eind- en restproducten zo hoog
mogelijk tot waarde gebracht.
• Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie: In 2050 is het systeem van landbouw
en natuur netto klimaatneutraal2.
• Klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied: Nederland is in 2050 klimaatbestendig
en waterrobuust.
• Gewaardeerd, gezond en veilig voedsel: In 2030 produceren en consumeren we gezond,
veilig en duurzaam voedsel en verdienen ketenpartners, inclusief de boer een eerlijke
prijs.
• Duurzame Noordzee, oceanen en binnenwateren: Voor de mariene wateren is er in 2030
en voor rivieren, meren en estuaria in 2050 een balans tussen enerzijds ecologische
draagkracht en waterbeheer (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit)
en anderzijds de opgaven voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische
activiteiten.
• Nederland is en blijft de best beschermde en leefbare delta ter wereld, ook na 2100,
door het tijdig nemen van toekomstbestendige en integrale maatregelen tegen beheersbare
kosten.
Box 3: High Tech to Feed the World: inzet van sleuteltechnologieën voor landbouw,
water en voedsel
In de cross-over High Tech to Feed the World werken de topsectoren AgriFood, Tuinbouw
en Uitgangsmaterialen, High Tech Systems and Materials en ICT samen om de missies
van het thema «landbouw, water en voedsel» met diverse sleuteltechnologieën te bedienen.
De inzet daarbij is om zowel te werken aan technologieontwikkeling als aan de toepassing
op het terrein van landbouw, water en voedsel.
Een mooi voorbeeld waarin diverse sleuteltechnologieën in combinaties reeds een bijdrage
leveren aan een of meerdere missies is precisielandbouw. Hierbij gaat het om inzet
van digitale technologie en robotica: het gebruik van allerlei databronnen (satellieten,
drones, sensoren) om via nieuwe landbouwwerktuigen met zo min mogelijk input en emissies
te telen. Waarbij ook een bijdrage geleverd kan worden aan een natuur-inclusieve landbouw.
Een ander voorbeeld is een lopend project waar diverse topsectoren aan bijdragen:
«Data Intensive Smart Agrifood Chains». Dit publiek-private programma wil met data
en ict aan diverse maatschappelijke doelstellingen een bijdrage leveren, zoals de
vermindering energieverbruik en inzet van agrochemicaliën in de land- en tuinbouw,
meer voedselzekerheid en -veiligheid en transparantere ketens en nieuwe business-mogelijkheden.
Gezondheid en Zorg
Nederland gezond en wel. Dat is geen vanzelfsprekendheid door onder meer de groei
van het aantal patiënten met één of meerdere chronische aandoeningen, de vergrijzing
van de bevolking, de krapte op de arbeidsmarkt en de stijgende zorgkosten. Om de gezondheid
van iedereen te bevorderen, de kwaliteit van leven van mensen met een chronische ziekte
of levenslange beperking te vergroten en de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit
van zorg te verbeteren zijn er ook op het thema Gezondheid & Zorg missies geformuleerd.
Als eerste is een centrale missie geformuleerd, over het realiseren van meer gezondheid
voor iedereen en het verkleinen van gezondheidsverschillen, met een tijdshorizon tot
2040. Daaronder zijn vier missies beschreven die aangrijpen op de achterliggende factoren
van de centrale missie, zoals leefstijl, leefomgeving en kwaliteit en toegankelijkheid
van de zorg. De eerste van deze vier missies heeft een tijdshorizon tot 2040, de andere
drie tot 2030. Voor dit verschil in tijdshorizon is gekozen omdat het meerdere jaren
kan duren voordat het gezondheidseffect van de eerste onderliggende missies zichtbaar
wordt in de centrale missie. Met de huidige demografische en epidemiologische trends
in combinatie met de beoogde verdere stijging van de gezonde levensverwachting wordt
juist dementie een steeds groter probleem voor onze samenleving. Daarom vergt dementie
specifieke aandacht bij het realiseren van de centrale missie.
Het gaat om de volgende missies:
• Centrale missie: In 2040 leven alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede
gezondheid, en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaal-economische
groepen met 30% afgenomen:
• In 2040 is de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde leefomgeving
met 30% afgenomen;
• In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving (in plaats van in
zorginstellingen) georganiseerd, samen met het netwerk rond mensen
• In 2030 is van de mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking het deel
dat naar wens en vermogen kan meedoen in de samenleving met 25% toegenomen;
• In 2030 is de kwaliteit van leven van mensen met dementie met 25% toegenomen.
Veiligheid
Nederland moet voor zijn burgers een veilig land blijven om te wonen, te werken en
te leven. Een veilige samenleving is echter niet vanzelfsprekend. Nederland staat
de komende decennia voor complexe uitdagingen. Zo wordt Nederland rechtstreeks, maar
ook via de NAVO en de EU, geconfronteerd met militaire dreigingen. De veiligheid van
belangrijke handels- en transportroutes staat onder druk. Terrorisme vormt een directe
bedreiging voor onze nationale veiligheid. Georganiseerde criminaliteit vormt een
bedreiging voor de samenleving. Het hoge tempo waarmee technologie en digitalisering
zich ontwikkelen biedt eveneens nieuwe uitdagingen en dreigingen, zoals bijvoorbeeld
cyberaanvallen. Buitenlandse inmenging en beïnvloeding van onze maatschappij, via
desinformatie, vormen een bedreiging voor onze democratie. Het tegengaan van deze
dreigingen neemt daarom een centrale plaats in bij de formulering van missies bij
het thema Veiligheid.
Om de dreigingen effectief tegemoet te treden zoeken we naar innovaties, gebruikmakend
van de laatste wetenschappelijke inzichten, sleuteltechnologieën en toepassingen.
Daarin kan worden voorzien door permanente intensieve samenwerking tussen overheid,
bedrijfsleven en kennisinstellingen, ook op Europees niveau. Want alleen dan kunnen
we (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór blijven: «always ahead of the threat». Daarbij horen de volgende missies:
• Integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit. In 2030 is het zicht op illegale
activiteiten en geldstromen zodanig verhoogd dat georganiseerde criminaliteit riskant
en slecht lonend is.
• Maritieme hightech voor een veilige zee. In 2035 beschikt Nederland over de marine
voor de toekomst. Die beschermt de Nederlandse waarden en welvaart en geeft veilige
toegang tot wereldwijde wateren. Zij heeft een antwoord op onvoorspelbare en onvoorstelbare
ontwikkelingen in dreiging en technologie en vervult haar missies effectief, efficiënt
en flexibel.
• Veiligheid in en vanuit de ruimte. In 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare
ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Ruimtevaartcapaciteit omvat in
deze definitie zowel satellieten, infrastructuur op de grond als de mogelijkheid van
informatieverwerking3.
• Cyberveiligheid. Nederland is in staat om op een veilige wijze de economische en maatschappelijke
kansen van digitalisering te verzilveren. Door in te zetten op het ontwikkelen van
cybersecurity kennis en innovatie streeft Nederland ernaar om binnen vijf jaar in
de top 10 van zowel de Global Cybersecurity Index als de National Cyber Security Index
te staan.
• Genetwerkt optreden op land en vanuit de lucht. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig
genetwerkt met andere diensten en met integratie van nieuwe technologieën, zoals onbemande
systemen, elektromagnetisch spectrum en social media, waardoor we de decision loop sneller en beter dan de tegenstander doorlopen.
• Samen sneller innoveren voor een adaptieve krijgsmacht. Om samen sneller te innoveren
moet er een permanent fijnmazig innovatienetwerk ontstaan waarbij vraag en aanbod
bij elkaar worden gebracht om vervolgens kort-cyclisch succesvolle innovaties te implementeren.
Het stimuleren van innovaties op basis van (sleutel)technologie leidt tot toepassingen
in civiele domeinen en de benutting van oplossingen door civiele organisaties.
• Data en intelligence. In 2030 verzamelen veiligheidsorganisaties nieuwe en betere
data, met slimmere analyses worden de juiste interventies gedaan en worden ze niet
verrast.
• De veiligheidsprofessional. Het vak van veiligheidsprofessional behoort in 2030 tot
de top 10 van meest aantrekkelijke beroepen in Nederland.
Sleuteltechnologieën als basis voor de toekomst
Door de globalisering gaan innovatieprocessen sneller dan ooit, en hierop inspelen
vraagt veel kennis en handelingsvermogen. In de snel veranderende wereld is technologie
in toenemende mate bepalend voor hoe we leven. In de toekomst zullen technologie en
innovatie een grote impact hebben op de maatschappelijke uitdagingen.
De globalisering vraagt scherpere keuzes in het innovatiebeleid om sterke internationaal
onderscheidende posities in het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur te creëren.
Nederland draait als klein land in veel sleuteltechnologieën wetenschappelijk mee
in de top en kan ook bouwen op bedrijven met een sterke technologiepositie. Maar zonder
focus op sleuteltechnologieën als kunstmatige intelligentie, fotonica, kwantumtechnologie
en nanotechnologie zal Nederland onvoldoende massa kunnen creëren. Dat is nodig om
in de verdere ontwikkeling, diffusie en opschalingsfasen concurrerend te zijn en te
blijven ten opzichte van andere landen. Internationaal wordt hier fors op geïnvesteerd.
Daarbij speelt ook de vraag in hoeverre Nederland afhankelijk wil zijn van buitenlandse
(niet-Europese) tech-reuzen. De enorme bedragen die bijvoorbeeld in China en de VS
worden geïnvesteerd zijn niet te evenaren, maar door gericht te kiezen en te investeren
op cruciale en vitale technologieën kan Nederland een te grote afhankelijkheid voorkomen.
We kijken daarbij nadrukkelijk naar de samenwerking in Europa. Maar de vraag is ook
waar we in Nederland zelf in willen investeren en waar we het voortouw aan andere
landen laten.
Om focus aan te brengen in het portfolio waarop Nederland publieke middelen die beschikbaar
zijn, inzet voor sleuteltechnologieën moeten daarom keuzes worden gemaakt die richting
geven aan de private en publieke investeringen. Daarbij zet het kabinet in op meerjarige
programma’s waarin bedrijven, overheden en kennisinstellingen samenwerken aan de ontwikkeling
van sleuteltechnologieën. Daarbij kan onder meer worden voortgebouwd op nationale
agenda’s zoals de nationale agenda fotonica. Hiertoe zullen de topsectoren onder aanvoering
van de topsector High-Tech Systemen en Materialen een kennis- en innovatieagenda voor
sleuteltechnologieën opstellen. Hierbij worden relevante departementen en het wetenschappelijke
veld betrokken. Voor het opstellen van de kennis- en innovatieagenda voor sleuteltechnologieën
is een plan van aanpak opgesteld, met daarin onder meer criteria om tot keuzes te
komen4. In het kennis en innovatiecontract worden de keuzes vastgelegd.
Digitalisering
De toepassing van digitale technologieën is van groot belang voor het oplossen van
maatschappelijke uitdagingen en het versterken van de concurrentiekracht. In het meerjarenprogramma
sleuteltechnologieën zullen digitale technologieën zoals artificial intelligence,
encryptie en blockchain een belangrijke rol innemen.
In de missiedocumenten is aangegeven welke kennis- en innovatievragen er een bijdrage
aan het behalen van de missies kunnen spelen. Digitale technologieën worden daarbij
bij alle maatschappelijke thema’s veel genoemd. Het team ICT onderhoudt nauwe contacten
met alle topsectoren en departementen om concrete programma’s en projecten hiervoor
te gaan opzetten.
Dit is ook onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie die het kabinet in
2018 aan uw kamer heeft verstuurd5.
Vervolgaanpak
Het kabinet gaat met de betrokken partijen aan het werk om de missies te realiseren.
De topsectoren hebben hierin een belangrijke rol. In de topsectoren werken bedrijven,
kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden samen aan innovatie,
menselijk kapitaal en internationalisering. Omdat missies pas gerealiseerd worden
als innovaties ook daadwerkelijk in de samenleving en het bedrijfsleven geïmplementeerd
worden en gedragsverandering is opgetreden, moeten de randvoorwaarden voor die implementatie
op orde zijn. Om daadwerkelijke transities tot stand te brengen is dan ook veel meer
nodig dan onderzoek alleen. De overheid heeft belangrijke middelen en instrumenten
binnen de huidige financiële kaders in handen om daarvoor te zorgen, zoals regelgeving,
het inkoopbeleid of financiële en fiscale instrumenten. Het is een kabinetsbrede opgave
om de missies te realiseren en de daarop gerichte innovaties mogelijk te maken.
De topsectoren dragen via de missies bij aan het beleid van dit kabinet, zoals het
Klimaatakkoord, het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050, de landbouwvisie en het Nationaal Preventieakkoord.
Kennis en Innovatie Agenda’s (KIA) 2020–2023
De topsectoren zijn inmiddels aan het werk om concrete kennis- en innovatieagenda’s
op te stellen als onderdeel van een bredere agenda gericht op versterking van de concurrentiekracht
in deze sectoren. In de kennis- en innovatieagenda’s wordt voor de komende jaren aangegeven
op welke kennis- en innovatieopgaven de topsectoren willen inzetten en wat daarbij
de prioriteiten zijn. Dat betekent dus dat scherpe keuzes moeten gemaakt worden op
welke opgaven we wel en op welke we niet inzetten. De missies en sleuteltechnologieën
zijn daarbij richtinggevend. Er komt voor elk van de vier thema’s en voor de sleuteltechnologieën
een kennis- en innovatieagenda, daar waar voorheen agenda’s per sector opgesteld werden.
Op deze manier wordt de cross-sectorale samenwerking stevig verankerd in de aanpak.
Hoewel het nieuwe missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid gericht zal zijn op
de geformuleerde missies en sleuteltechnologieën zal er in de kennis- en innovatieagenda’s
ook ruimte blijven voor belangrijke programma’s binnen de topsectoren die primair
het verdienvermogen dienen en waarvoor veel privaat commitment bestaat en/of die van
groot belang zijn voor de topsectoren. Het belang van deze programma’s voor de betrokken
topsector moet duidelijk zijn. Deze programma’s worden beschreven in een aparte paragraaf
van de kennis- en innovatieagenda’s voor de thema’s of sleuteltechnologieën, voor
zover zij aansluiten op het betreffende thema. Alleen als dat laatste niet het geval
is kunnen ze gebundeld worden in een additionele 6e kennis- en innovatieagenda. Daarbij geldt dat het geheel moet blijven stroken met
het richtinggevende karakter van de missies en sleuteltechnologieën voor de kennis-
en innovatieagenda’s.
Voor het Klimaatakkoord is al een integrale kennis- en innovatieagenda (IKIA) opgesteld,
die mede invulling geeft aan de hierboven beschreven missies. De periode tot 1 juli
2019 wordt benut om de IKIA en de hierin opgenomen meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s
nader uit te werken in gezamenlijkheid vanuit de topsectoren, TO2-instituten, wetenschap,
bedrijfsleven en overheid.
Het initiatief voor het opstellen van deze agenda’s ligt bij de topsectoren, in samenspraak
met alle relevante partners uit het veld, zoals bedrijven, departementen, de brede
wetenschap, kennisinstellingen, NWO en regionale overheden. Daar waar er sprake is
van synergie tussen de bottom-up benadering van de Nationale Wetenschapsagenda en
het missiegedreven innovatiebeleid zal deze worden benut, om tot optimale resultaten
te komen. Ze kijken ook naar de synergie met Europese en mondiale programma’s. Dat
gaat om mogelijkheden tot samenwerking, maar ook over de vraag wat we in Nederland
zelf willen ontwikkelen en welke kennis we beter uit het buitenland kunnen halen.
De missiegedreven aanpak vraagt ook dat nieuwe netwerken met nieuwe partijen ontstaan,
zoals maatschappelijke organisaties en uitdagers en sectoren die nog niet betrokken
waren zoals de bouwsector. In het bijzonder zal hierbij aandacht worden besteed aan
het leggen van verbindingen met startups, scale-ups en het mkb. Dat vraagt een sterke
cross-sectorale samenwerking en multidisciplinaire aanpak, waarbij technologische
innovatie gekoppeld wordt aan niet-technologische innovatie. Dat vraagt ook om nauwe
samenwerking en betrokkenheid van de afnemers van de innovaties. Ook de ontwerpkracht
van de creatieve industrie kan daarbij helpen. Tot slot zal rekening worden gehouden
met essentiële waarden, zoals ethiek, privacy, veiligheid en duurzaamheid. Ook dient
rekening gehouden te worden met de omgevingsveiligheid.
De kennis- en innovatieagenda’s zullen voor 1 juli 2019 worden afgerond. In lijn met
de wens van veel partijen om meerjarige afspraken te maken zullen de kennis- en innovatieagenda’s
een looptijd van vier jaar hebben (2020–2023), met een mogelijkheid tot tussentijdse
aanpassing na twee jaar.
Valorisatie en marktcreatie
De nieuwe aanpak slaagt alleen als onderzoek en ontwikkeling leidt tot het daadwerkelijk
implementeren van nieuwe oplossingen. Dit is het gezamenlijke belang van publieke
en private partijen, omdat alleen dan missies gerealiseerd worden. Dit vraagt enerzijds
dat ontwikkelde kennis actief overgedragen en toegepast wordt, wat we valorisatie
noemen, en anderzijds dat er een markt ontstaat voor deze innovaties. De topsectoren
zullen daarom in de kennis- en innovatieagenda’s een specifieke strategie opnemen
voor valorisatie en marktcreatie.
Voor de economische ontwikkeling zijn startups en scale-ups van groot belang. Tegelijk
kunnen deze bedrijven met vernieuwende ideeën komen voor maatschappelijke uitdagingen.
In verschillende topsectoren zijn de afgelopen jaren hier goede ervaringen mee opgedaan,
zoals de Topsectoren LSH met accelerator programma lifescience@work en de Topsectoren
Agri&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen die startup fondsen financieren op het
gebied van high-tech en ICT. De komende periode willen we deze activiteiten opschalen
naar alle sectoren en thema’s. Op dit moment wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het opzetten
van een investeringsfonds voor scale-ups. Het initiatief daarvoor is genomen door
de topsector HTSM.
De topsectoren zullen nauw gaan samenwerken met StartupDelta. De ambitie is om de
ecosystemen rondom startups en scale-ups sterker te maken en ze te verbinden met de
netwerken van de topsectoren6. Deze netwerken bieden startups en scale-ups mogelijkheden om kennispartners, investeerders
en potentiële klanten te ontmoeten. Over de inzet van het kabinet om het ecosysteem
te versterken en het vervolg op StartupDelta zal u voor de zomer geïnformeerd worden.
Ook in de thematische kennis-en innovatieagenda’s wordt hier aandacht voor gevraagd.
Daarbij staat tevens voor ogen om ook de samenwerking met kennisinstellingen te versterken
op dit gebied. Niet alleen met universiteiten maar ook met de instellingen voor toegepast
onderzoek.
Valorisatie gaat dus over het verder benutten van ontwikkelde kennis richting toepassing.
Hoe zorgen we dat de wetenschap ook daadwerkelijk leidt tot nieuwe innovatieve oplossingen
en nieuwe bedrijvigheid daar omheen? Betere kenniscirculatie is daarvoor belangrijk,
in interactie met het mkb, overheden, maatschappelijke organisaties en consumenten
en andere gebruikers. Dit geldt ook in de agrarische sector, waarbij het belangrijk
is dat ontwikkelde innovaties hun toepassing vinden op het boerenerf en dat de ontwikkelde
kennis en ervaringen in de praktijk ook worden benut voor doorontwikkeling van kennis
bij onderzoeksinstituten.
En valorisatie kan plaatsvinden door het opzetten van startups vanuit de kennisinstellingen
en door verlenen van gebruiksrechten op intellectuele eigendomsrechten aan bestaande
of nieuwe bedrijven. Vanuit de topteams en de TKI’s worden hier al diverse valorisatieactiviteiten
en programma’s georganiseerd voor de eigen sector zoals de acceleratorprogramma’s
van de Topsector Life Science and Health binnen lifescience@work7.
Box 4: Go-Chem ontsluit hele kennisketen voor mkb met 1-loket aanpak
De huidige urgente uitdagingen vragen om een versnelling in onze innovatieaanpak.
Het mkb is hier bij uitstek toe in staat mits de juiste kennispartners, de juiste
kennis weten over te dragen. De topsector Chemie heeft dit tot speerpunt van haar
mkb-aanpak gemaakt. Het resultaat is dat de gehele kennisketen van NWO, HBO, TO2 en
vele mkb-bedrijven de handen ineengeslagen hebben. Een lang gekoesterde wens van het
mkb om de samenwerking met de kennisketen te verbeteren komt zo in vervulling: er
komt één loket, waar de gehele kennisketen achter zit inclusief de diverse financieringsinstrumenten,
zodat de mkb’er op één plek zijn kennisvraag kan stellen en een projectvoorstel kan
indienen voor financiering. Het nationaal regieorgaan praktijkgericht onderzoek SIA
zal het programmureau vormen en de inspanningen coördineren. Op 5 december 2018 is
het eerste thematische programma «Go-Chem» voor het Groene Chemie mkb gelanceerd.
Andere topteams hebben interesse voor deze aanpak getoond. Een tweede programma Go-C
op het thema digitale economie is inmiddels in de maak voor het mkb van de Creatieve
Industrie.
Zoals aangegeven in de beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma
(Kamerstuk 32 637, nr. 339) wil het kabinet de focus op valorisatie integreren in het beleidsinstrumentarium
voor innovatie en ondernemerschap. Voor effectieve valorisatie is het wenselijk dat
partijen in de gehele kennisketen met elkaar samenwerken, zowel op thema’s als in
regionale netwerken. Dit vergt een samenhangende inzet op valorisatie in de kennis-
en innovatieagenda’s waarbij kennisinstellingen zoals de universiteiten, hogescholen
en TO2-instituten kunnen aanhaken. Daarnaast zal, zoals aangegeven in het MKB-actieplan
(Kamerstuk 32 637 en 31 288, nr. 316), gezien het belang van het mkb voor de toepassing van innovatie ingezet worden op
een betere samenwerking en netwerkvorming tussen mkb-ondernemers en kennisinstellingen
om de verspreiding van innovaties richting het brede mkb te stimuleren.
De topsectoren kunnen daarbij gebruik maken van het instrumentarium dat de overheid
biedt. Ik noem hiervan een aantal voorbeelden. De regeling Thematische Technology
Transfer (TTT) is een nieuw instrument vanuit het toekomstfonds. Hiermee maakt het
kabinet het mogelijk dat onderzoeksorganisaties hun krachten bundelen voor thematische
kennisoverdracht gekoppeld aan een thematisch fonds dat investeringen8doet in de vroegste ontwikkelingsfase van kennisstarters. Dit is een maatregel die
is opgenomen in het MKB-actieplan.
Daarnaast is NWO bezig om haar strategie te implementeren waarbij impact een van de
speerpunten vormt. Dit zal onder meer tot uiting komen in een versterkte inzet op
kennisbenutting, ook in de calls die zich richten op de thema’s en missies. Deze versterkte
focus op impact is recent door NWO al meegenomen bij de cross-over call voor Topsectoren,
waarbij ten minste 5% van het totale projectbudget aan kennisbenutting en/of ondernemerschap
moet worden besteed.
Binnen de intensivering voor innovatie in het regeerakkoord is € 7,5 miljoen vrijgemaakt
voor kennisoverdracht door de toegepaste onderzoeksinstituten (TO2) richting het mkb.
In maart 2019 zijn hiervoor werksessies georganiseerd met branches, TO2-instituten
en vertegenwoordigers van topsectoren. Dit kan verder worden vertaald in concrete
activiteiten in de kennis- en innovatieagenda’s.
Naast valorisatie is het creëren van nieuwe markten voor innovaties in de vernieuwde
aanpak extra van belang. Vooral ook voor startups, scale-ups en andere uitdagers.
De maatschappelijke uitdagingen vragen om oplossingen waarvoor niet automatisch al
een markt is of de markt nog klein is of langzaam groeit. Er zijn drie belangrijke
domeinen die daar van invloed op zijn. Ten eerste kan de overheid haar inkoopkracht
inzetten, onder meer door op te treden als launching customer. Ook het programma Startup in Residence en de SBIR-regeling en het Innovatiepartnerschap
kunnen hiervoor worden ingezet. Ten tweede kan de regelgeving worden aangepast, zodat
innovatieve producten meer kans maken op markttoegang. Ten derde kunnen financiële
of fiscale prikkels worden ingebouwd, zoals bijvoorbeeld met de SDE+ regeling waarbij
de onrendabele top van hernieuwbare energieopwekking wordt vergoed.
Ten aanzien van het beschikbare kapitaal in de markt biedt de inzet van Invest-NL
ook mogelijkheden om de realisatie van maatschappelijke transitieopgaven door ondernemingen,
en doorgroei van startups en scale-ups te ondersteunen.
De topsectoren zullen in hun kennis- en innovatieagenda’s aangeven wat zij nodig hebben,
vervolgens zal de overheid hierover in dialoog gaan met de topsectoren om te kijken
wat met de aanbevelingen kan worden gedaan. Het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat zal dit faciliteren.
Box 5: Marktcreatie bij duurzame energieopwekking
Een belangrijke bron voor zinkemissies is de corrosie van opofferingsanodes op (zee)schepen
en sluisdeuren en windturbines. De anodes zijn blokken zink die onder water worden
aangebracht om roestvorming van stalen onderdelen tegen te gaan. In plaats van het
ijzer corrodeert dan het zink in de anode; deze wordt «opgeofferd» en lost op in het
milieu. Bij het besluit tot de bouw van het windpark op zee bij Borsele (2016) was
er vanuit de overheid een mogelijkheid alternatieven te stimuleren. Door zinkanodes
te verbieden en best practices aan te wijzen is gelijktijdig de markt voor innovatieve
milieuvriendelijke alternatieven vergroot. Innovatieve mkb-bedrijven in de offshore
profiteren van deze ontwikkelingen en dragen tegelijk bij aan duurzame energie doelstellingen.
De Topsector Energie heeft onderzoek naar corrosie oplossingen gestimuleerd in een
aantal PPS-projecten.
Belangrijke partners bij valorisatie en marktcreatie zijn de regionale overheden en
de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs), bijvoorbeeld door het inrichten van
proeftuinen en fieldlabs en het betrekken van het mkb. Bijvoorbeeld met Smart Industry
zijn hier goede ervaringen opgedaan. We zullen deze samenwerking verder gaan intensiveren,
hier kom ik later in deze brief op terug.
Het Kennis- en Innovatiecontract (KIC)
In het kennis- en innovatiecontract worden afspraken gemaakt tussen overheden, bedrijfsleven,
kennisinstellingen en mogelijk maatschappelijke organisaties over de inzet en verdeling
van publieke en private middelen voor onderzoek en over valorisatie en marktcreatie.
De afgelopen vier jaar werd daarin voor € 10 miljard aan publieke en private middelen
geïnvesteerd.
Het nieuwe kennis- en innovatiecontract zal worden opgesteld op basis van de hierboven
beschreven kennis- en innovatieagenda’s. De bedoeling is dat dit op 1 november 2019
gereed is.
De looptijd van het kennis- en innovatiecontract is gelijk aan dat van de kennis-
en innovatieagenda’s, dus een looptijd van in beginsel vier jaar, met de mogelijkheid
tot een tussentijdse aanpassing na twee jaar. Hierbij wordt onder andere gelet op
de noodzaak tot tussentijdse actualisatie en de periode waarover partijen commitment
kunnen afgeven.
Organisatie
De vernieuwde aanpak vraagt ook dat we nog eens goed kijken naar de organisatie van
de topsectoren. We bouwen daarbij voort op de bestaande organisatie, die gebaseerd
is op publiek-private samenwerking in de gouden driehoek. Om het missiegedreven karakter
van de nieuwe aanpak te borgen zal daarbij de rol van de betrokken departementen goed
worden verankerd, evenals de noodzaak tot cross-sectorale samenwerking op de thema’s.
De komende maanden zal dit in goed overleg worden uitgewerkt, waarbij we ook kijken
naar de betrokkenheid van andere partners, zoals regio’s, startups/scale-ups en andere
partijen met uitdagende nieuwe ideeën. Het organisatiemodel moet een helder kader
bieden voor alle betrokken partijen, maar ook ruimte geven voor maatwerk per thema/sector.
Human Capital
Voor een dynamische economie is een goed opgeleide beroepsbevolking, die in staat
is zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, een vereiste. Door technologische
vernieuwingen is onze manier van leven ingrijpend veranderd. In alle banen vereist
dit nieuwe manieren van werken, nieuwe kennis en andere vaardigheden, waarbij het
cruciaal is dat iedereen zich door scholing continu kan ontwikkelen. Door de huidige
krapte op de arbeidsmarkt is iedereen nodig: duurzame inzetbaarheid van werknemers
is een belangrijk aandachtspunt.
Dit betekent dat de inzet op Human Capital door de topsectoren wordt voortgezet, met
een aantal nieuwe accenten. Inhoudelijk wordt gekeken welke aanvullende uitdagingen
de specifieke missies met zich meebrengen. Vanuit het Klimaatakkoord zien we bijvoorbeeld
een toenemende vraag naar monteurs van windmolens ontstaan. Ook de verbinding tussen
de agenda van de Topsectoren en het onderwerp sociale innovatie en duurzame inzetbaarheid
wordt verder verkend. Bij de uitwerking van het thema sociale innovatie, kan onder
andere gebruik gemaakt worden van het programma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren
van NWO.
Als het gaat om de aanpak en werkwijze, wordt voortgebouwd op de afgelopen periode
waarin de topsectoren vanuit een gezamenlijke roadmap de gedeelde ambities en doelstellingen
hebben uitgewerkt en de gezamenlijke belangen binnen het Techniekpact en bij andere
betrokkenen hebben geagendeerd. In het tweede kwartaal van 2019 wordt aan de Topsectoren
gevraagd een Human Capital Agenda voor de periode 2020–2023 op te stellen.
Internationalisering
Topsectoren hebben een uitstekende uitgangspositie om in de wereld een vooraanstaande
rol te spelen bij het aangaan van maatschappelijke uitdagingen en daarbij de internationale
economische kansen te benutten. Dit sluit aan op de Handelsagenda van het kabinet
waarin de Sustainable Development Goals een belangrijk uitgangspunt vormen9. Uitdaging voor topsectoren is om een collectieve internationaliseringsstrategie
te ontwikkelen. In de afgelopen jaren zijn er goede voorbeelden van collectieve, integrale
(handel, acquisitie, innovatiesamenwerking) programma’s die gericht zijn op de internationale
kansen van de propositie van een sector, op een specifiek thema of een specifiek land.
Voorbeelden daarvan zijn deelname aan strategische beurzen zoals de Hannover Messe
onder gezamenlijke branding van Holland High Tech en de ontwikkeling van de Holland
Logistics Library.
Het is van belang dat de topsectoren een samenhangende publieke en private ondersteuning
van de uitvoering kunnen organiseren. VNO-NCW blijft daar, in samenspraak met de Ministeries
van Economische Zaken en Klimaat en Buitenlandse Zaken, een coördinerende rol in spelen.
Topsectoren hebben verschillende ambities, prioriteiten en privaat commitment, waardoor
maatwerk nodig is. Per Topsector zal worden bezien welke samenhangende inspanning
door bedrijven, wetenschap, kennisinstellingen, NWO, overheid, NL in Business, de
Werkplaats, Trade & Innovate en anderen nodig is. Inzet is de ontwikkeling- en uitvoering
van collectieve internationaliseringsstrategieën gericht op combinaties van regio’s
en Topsectoren.
Samenwerking met de regio
De samenwerking met de regio’s is een onmisbaar element in het missiegedreven topsectoren
en innovatiebeleid. Maatschappelijke uitdagingen manifesteren zich immers ook op regionaal
niveau. De vernieuwde aanpak biedt kansen om de samenwerking met de regio te versterken
en te komen tot een meer samenhangende programmering van activiteiten en middelen
op gezamenlijke speerpunten. De aanpak op het gebied van Smart Industry, Fotonica,
Brainport-actieagenda, Regeneratieve Geneeskunde, Sustainable Food Initiative en de
MIT-regeling gelden als aansprekende voorbeelden. De komende tijd wil ik, samen met
de topsectoren en departementen, de samenwerking met de regio verder uitbouwen, waarbij
ik wat betreft valorisatie en marktcreatie extra kansen zie, zeker ook richting het
mkb.
De provincies hebben de afgelopen maanden meegedacht over de missies en de aanpak
rondom de sleuteltechnologieën. Ik heb met hen afgesproken dat we verder samen optrekken
bij het opstellen van de kennis- en innovatieagenda’s en het kennis- en innovatiecontract,
door de komende maanden gericht overleg te organiseren tussen de topsectoren en regionale
partijen met het doel om inhoudelijke en financiële inspanningen op elkaar af te stemmen.
Daarnaast zal gekeken worden hoe de samenwerking en inhoudelijke aansluiting kan worden
gezocht van de missies en sleuteltechnologieën met de Regionale Innovatie Strategieën
en de EFRO-programma’s, die voor de nieuwe EFRO-periode worden voorbereid.
Monitoring en effectmeting
Voor het bedrijvenbeleid is er een bestaande Monitoring & Effectmeting (M&E)-raamwerk.
Dit raamwerk vergt aanvullingen om zo goed mogelijk te kunnen laten zien wat de bijdrage
van de topsectoren is aan het bereiken van de missiedoelen. Om tot die aanvullingen
te komen zal het raamwerk met de betrokken partijen worden aangepast.
Afsluitend
Met het opstellen van de missies en het kader voor de sleuteltechnologieën is een
stevige basis gelegd onder het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. De
topsectoren zijn nu aan zet om hiermee aan de slag te gaan. Daarbij zal een blijvende
intensieve samenwerking tussen de topsectoren en departementen nodig zijn. Ik zal
u in het najaar nader informeren over de kennis- en innovatieagenda’s en het kennis-
en innovatiecontract.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat