Brief regering : Rapport Commissie Geurhinder Veehouderij
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
28 973 Toekomst veehouderij
Nr. 319 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2019
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
het rapport aan van de Commissie Geurhinder Veehouderij1. De commissie heeft met veel verschillende belanghebbenden gesproken. De problematiek
is ingewikkeld en belangrijk voor zowel omwonenden als veehouders. Er spelen veel
tegengestelde belangen. De commissie heeft geprobeerd met haar aanbevelingen een bijdrage
te leveren aan enerzijds het bewerkstelligen van een gezonde leefomgeving, en anderzijds
een duurzame ontwikkeling van de veehouderij. Ik dank de commissie voor haar inspanningen.
Zoals eerder aangegeven, ga ik met betrokken partijen over het rapport in overleg,
voordat ik een definitieve beleidsreactie opstel. In deze brief geef ik alvast een
eerste reactie op het rapport, waarbij ik me realiseer dat de geurproblematiek een
grote impact heeft op alle betrokkenen. In de definitieve beleidsreactie zal ik onder
andere ook ingaan op de gezichtspunten van betrokken partijen.
Opdracht aan de commissie
De Commissie Geurhinder Veehouderij is in juni 2018 ingesteld naar aanleiding van
de luchtwasserproblematiek. De commissie kreeg twee opdrachten mee:
• inventariseer welke maatregelen op korte termijn mogelijk zijn in situaties waarin
de veehouderij beschikt over een geldige vergunning en omwonenden meer overlast ondervinden
dan verwacht;
• lever een bijdrage aan een robuust geurbeleid op de langere termijn.
Inhoud van het rapport
De commissie geeft in het rapport een uitgebreide analyse van de problematiek. Zij
doet drie aanbevelingen:
1. Stel emissiegrenswaarden waar de veehouder zich permanent aan moet houden. Niet alleen
op papier, ook in de praktijk.
2. Zorg voor meer inzicht in de effectiviteit van luchtwassers. Betrek daarbij ook de
geurproductie in de stal.
3. Leg bij de aanpak van geurproblemen meer nadruk op specifieke omstandigheden in een
gebied met meer mogelijkheden voor decentrale overheden om rekening te houden met
cumulatie en in te grijpen in bestaande situaties.
Eerste reactie op het rapport
Eerste aanbeveling
Ik onderschrijf dat het doel, namelijk een handhaafbaar niveau van emissies die leiden
tot geurhinder, centraal moet staan. Voor het bereiken van dat doel is het volgens
de commissie noodzakelijk dat geuremissies worden gemeten en gemonitord. Het meten
van geur en het monitoren van emissiegrenswaarden is op dit moment echter praktisch
gezien nog niet goed mogelijk. De kennis over welke (chemische) componenten in geur
de meeste overlast veroorzaken, staat nog in de kinderschoenen, evenals de methodes
om die componenten te meten. Daarmee is dit vooral een aanbeveling voor de toekomst.
Ik zet in op fundamenteel en technisch onderzoek naar het meten van geur, zoals het
ontwikkelen van sensoren. Juist omdat ik het van belang vind dat innovatieve technieken
snel een plek kunnen krijgen, zal ik in de definitieve beleidsreactie ook terugkomen
op een planning en aanpak van de gehele systematiek van de stalbeoordeling.
Tweede aanbeveling
Naar aanleiding van de luchtwasserproblematiek die in 2018 aan het licht kwam, is
opdracht verleend aan Wageningen University & Research om onderzoek te doen naar de
wijze waarop het rendement van combiluchtwassers te verbeteren is. Daarmee wordt in
feite al invulling gegeven aan deze aanbeveling. Het rapport wordt naar verwachting
eind 2019 opgeleverd. Naast het verbeteren van luchtwassers is het voor de lange termijn
vooral van belang om middels een brongerichte aanpak de productie van geur in de stal
te voorkomen. Het kabinet heeft een bedrag van € 40 mln beschikbaar voor de brongerichte
verduurzaming van de varkenshouderij2.
Derde aanbeveling
De commissie vraagt aandacht voor de cumulatie van geuroverlast van meerdere veehouderijen
op één geurgevoelig object, en voor andere geur veroorzakende bronnen op het terrein
van een veehouderij dan stallen (zoals mestopslag). Daarnaast vindt de commissie dat
gemeenten de ruimte moet worden geboden om gebiedsgericht oplossingen te zoeken en
daarbij in te grijpen in bestaande situaties. Ik vind het van belang dat er rekening
gehouden wordt met de cumulatie van geur voor omwonenden van veehouderijen. Ik zal
de mogelijkheden om rekening te houden met cumulatie van geur laten uitwerken, in
samenwerking met de decentrale overheden en sectorpartijen. Met diezelfde partijen
ga ik in gesprek over het eventueel ingrijpen in bestaande situaties door bevoegd
gezag.
Kortetermijnmaatregelen
Om de overlast voor omwonenden te verminderen, vind ik het belangrijk om ook op kortere
termijn perspectief te bieden. Ik heb vorig jaar al de geurreductiepercentages van
combiluchtwassers in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) aangepast, om zo
nieuwe situaties waarbij geurhinder ontstaat te voorkomen.
Verlichting voor omwonenden verwacht ik daarnaast van de warme sanering van de varkenshouderij,
en van de zogenaamde gedoogstoppersregeling3. Voor de sanering van varkensbedrijven die geuroverlast veroorzaken voor de directe
leefomgeving is door het kabinet een bedrag van € 120 mln gereserveerd. De Minister
van LNV heeft u daarover eerder geïnformeerd1. De gedoogstoppersregeling zal er naar verwachting toe leiden dat een aantal veehouderijen
vanaf 1 januari 2020 zal stoppen met zijn bedrijfsvoering.
Een aantal provincies heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet een aanvraag
gedaan voor een experiment dat ziet op innovatieve stallen (proefstallen) voor geur.
Met de proefstalregeling krijgt het bevoegd gezag de mogelijkheid om, in aanvulling
op de in de Rgv opgenomen toegestane technieken, nieuwe innovatieve technieken met
bijbehorende emissiefactoren te vergunnen. Ik verwacht dat de proefstalregeling in
het najaar in werking zal kunnen treden.
Ten slotte is het, zoals de commissie in haar rapport aangeeft, vanzelfsprekend van
belang dat regels en voorschriften voor een goede werking van het stalsysteem (inclusief
luchtwassers) goed worden nageleefd en gehandhaafd. Ik zal hierover met partijen in
gesprek gaan.
Proces
Zoals aangekondigd in het AO Luchtkwaliteit van 5 juli 2018 (Kamerstuk 30 175, nr. 310), ga ik nu met betrokkenen (waaronder VNG en IPO) over het rapport in overleg. Ik
streef ernaar u de definitieve beleidsreactie op het rapport voor de zomer toe te
sturen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat